De huiszoeking bij Beijer
26 Oktober 1987
Na de arrestatie van Beijer nam het parket van Brussel een van de gelukkigste beslissingen uit zijn geschiedenis. Het organiseerde vrijwel in het geheim een huiszoeking bij Beijer. Die had er al een aantal gehad van de speurders in Nijvel zonder dat er iets belangrijks in beslag werd genomen. De bedoeling was goed, maar op het assisenproces van Beijer en Bouhouche bleek dat alles wat mis kon lopen ook misgelopen was. Commissaris van de gerechtelijke politie Alain Etienne had de leiding over de operatie. Hij bracht verslag uit voor het hof.
Toen Etienne, die niet lang daarvoor uit de provincie in Brussel was aangewaaid en Beijer en diens reputatie niet kende, op 21 oktober 1987 terugkwam uit vakantie, vond hij een verzegelde envelop op zijn bureau. Daarin zat een kopie van het afluisterdossier met de ondervragingen van de betrokken RTT-ambtenaar door het Hoog Comité van Toezicht, een notitie van Etiennes adjunct bij de financiële sectie en twee huiszoekingsmandaten: een voor de woning van Beijer en een ander voor zijn detectivebureau ARI.
Etienne ging poolshoogte nemen bij onderzoeksrechter Jacques Pignolet, die nog niet lang van het krijgsauditoraat was overgestapt naar het parket van Brussel, en bij zijn eigen chef Georges Ceuppens. Hij was verwonderd om twee redenen: de zaak leek dringend en hijzelf had geen dienst, en bovendien ging het niet om een financieel dossier, wat zijn domein was. Hij kende de zaak-Mendez enkel uit de pers. Veel wijzer werd hij niet. De onderzoeksrechter leek nergens van te weten en Ceuppens gaf geen details, behalve dat hij moest uitkijken met Beijer, die een gewezen rijkswachter was en contacten had op de dienst.
“Hij wilde dat ik die huiszoeking onmiddellijk zou doen”, zei Etienne in de loop van het onderzoek. “Ik heb dat geweigerd omdat ik een minimum aan voorbereiding wilde en andere zaken te doen had. Daarom heb ik ze gepland op 26 oktober.” De speurder had Beijer ontboden. Hij trok na of de detective een firma had, zag dat hij zijn balansen niet had ingediend, en besliste om het over die boeg te gooien. Toen de verdachte kwam, helemaal de afgeborstelde zakenman vol zelfvertrouwen in pak en das en gewapend met zijn attachécase, had Etienne gezegd wat zijn opdracht was. Hij begon met de financiële inbreuk, wat Beijer flamboyant als altijd in orde bracht.
Beijer wordt woest
“Momentje”, zei Etienne toen Beijer wilde opstappen. “Er is ook een andere zaak.” Beijer veranderde van kleur. Na zijn verhoor ging het hele gezelschap naar ARI om daar de nodige huiszoekingen te doen. De commissaris had Beijer gevraagd om zijn aktetas op het kantoor van de gerechtelijke politie te laten. Etienne vertelde aan onderzoeksrechter Hennart dat Beijer tegensputterde. “Maar hij deed het toch. We hebben eerst zijn wagen doorzocht, die voor het oude Paleis stond, een grijze R5. Er lag niks in wat verband hield met de zaak. Hij wilde de auto absoluut elders parkeren omdat hij fout stond, en deed dat terwijl ik naast hem zat.”
“Daarna zijn we naar ARI aan de Square Armand Steurs gereden. Onderweg zei Beijer dat ze probeerden hem onder druk te zetten, zodat hij zou praten over de zaak-Mendez en de Bende van Nijvel. Hij was woest op mij, want hij voelde zich in de val gelokt: hij was ontboden voor een financiële zaak en werd bedolven onder de huiszoekingen. Hij vertelde onder meer dat de gerechtelijke politie van Nijvel amper een week of twee geleden samen met collega’s van Brussel een huiszoeking bij hem gedaan had. Ze zochten wapens. Hij had het ook over een huiszoeking door kapitein Jacques Rousseau in januari 1987, waar er afluisterapparatuur in beslag werd genomen die nooit op de griffie gedeponeerd is en die de kapitein hem niet wilde terugbezorgen.”
Jean Piet Callens, een ex-BOB’er die naar de gerechtelijke politie was verkast, “had bij de collega-inspecteurs bezorgd geïnformeerd waarom Beijer geconvoceerd was, maar hij had bot gevangen”, zo ging Etienne verder bij Hennart. “Toen we bij Beijer thuis kwamen, hebben we de bestelwagen Barkas doorzocht waarover hij gesproken had tijdens het verhoor dat ik van hem had afgenomen. We vonden niets. Toen we toekwamen, merkten we niks speciaals, maar later zei een van de inspecteurs dat hij een wagen had opgemerkt waarin een aantal mensen zaten die de boel in het oog leken te houden.”
Opgepast, gevaarlijke hond
Beijer was niet gearresteerd en hij had geen handboeien om. Etienne liet hem zelf de deur openmaken omdat er speciale sloten op zaten. De deuren waren gepantserd. Beijer stond vooraan en toen Etienne de flat binnen wilde gaan, sloeg Beijer de deur dicht. Daar stond de gerechtelijke politie.
In zijn boek De Laatste Leugen vertelde Beijer zijn kant van het verhaal. Hij had zijn gewezen collega’s wijsgemaakt dat hij een gevaarlijke hond had. Hoe het ook zij, ongeveer drie kwartier later – Beijer maakte er twee uren van – was de slotenmaker begonnen de deurstijlen te demonteren toen Beijer openmaakte. De monden van de speurders vielen open. Op elke verdieping van het gebouwen waren er twee appartementen en Beijer had een hele verdieping gekocht en verbouwd tot een riante, chic gemeubileerde flat. Er stond een speelklaar schaaktafeltje en er liep inderdaad een Amerikaanse cockerspaniël rond, naar verluidt een kindervriend en vogeljager.
In de open haard smeulde een vuurtje. Wat had de detective opgeruimd terwijl zij op de overloop op de slotenmaker stonden te wachten? We zullen het nooit weten. De flikken vonden een bijna verkoolde RTT-overall. Ze namen stapels documenten van ARI in beslag, en diskettes, omdat ze een band zochten tussen de gearresteerde RTT-agent en Beijer. De PC had geen harde schijf en dus geen geheugen. Beijer had zijn diskettes niet weggestopt.
Hij gaf geen kik, hij zat te mokken. Alle in beslag genomen stukken gingen mee naar het kantoor. Beijer eiste een precieze lijst. Hij wilde alle documenten nummeren en paraferen, wat zijn recht was. De hele nacht werkten rechercheurs en verdachte door. In de aktetas zat nog een diskette. Tijdens het nummeren probeerde Beijer die tussen zijn knieën te breken. De speurders konden dat beletten, enkel de plastiek hoes was beschadigd. ’s Ochtends werd de detective gearresteerd en afgevoerd naar Vorst.
Commissaris Etienne zei bij de onderzoeksrechter: “Op dat ogenblik is de zaak voor mij simpel: Beijer ontkent de feiten die hem ten laste worden gelegd, en ik moet eerst de in beslag genomen documenten onderzoeken en de inhoud van de diskettes bekijken. Ik stond er alleen voor. Ik heb er laat in de nacht aan doorgewerkt en de volgende ochtend verslag uitgebracht bij de onderzoeksrechter. Die heeft Beijer gearresteerd. (…) Het spreekt vanzelf dat Beijer ermee schermde dat het dossier waarin hij opgepakt werd een montage was om hem onder druk te zetten en van hem inlichtingen te krijgen over de zaak-Mendez en de Bende van Nijvel. Hij beschuldigde de gerechtelijke politie van die montage.”
“Hij had het vooral over de Bende van Nijvel. Hij zei ook dat hij aan het onderhandelen was met adjudant Goffinon, aan wie hij beloofd had om samen te werken en dat hij daarmee zou doorgaan. Ik herinner me dat hij heel geheimzinnig deed over alles. Hij zei ook dat hij dan wel gearresteerd was, maar dat ‘men’ hem niet zou laten vallen en dat het spelletje niet lang zou duren. Ik werd in verband met mijn optreden tegenover Beijer op het appel geroepen bij het parket-generaal.”
Een onderzoek op kruissnelheid
Door de inbeslagneming van de diskettes kwam het onderzoek op kruissnelheid. Bij de gerechtelijke politie werkten ze nog in het hiërogliefentijdperk van de informatica. Pignolet benaderde een kennis uit het krijgsauditoraat, die een specialist inhuurde om de diskettes aan de praat te krijgen, in de laatste week van oktober, en de techneut toverde een serie listings tevoorschijn.
Op 2 november 1987 was de inhoud van de drie diskettes bekend. Tijdens de vele huiszoekingen in de dossiers-Mendez en co. – Beijer heeft het over acht of negen – hadden de speurders in Nijvel die diskettes nooit in beslag genomen. Beijer was geen verdachte in de moord op Mendez. Als hij zijn vroegere collega’s op bezoek kreeg, was dat in verband met zijn partner bij ARI, Madani Bouhouche.
Op de listings vond Etienne niet alleen rapporten over twee procureurs die te maken hadden met casino’s, maar ook de agenda van de gearresteerde detective, zijn klantenbestand bij ARI, zijn contacten bij de rijkswacht, de gemeente- en gerechtelijke politie, een contact bij de vreemdelingenpolitie “uit zijn Chinese periode”, en zijn kennissen bij de pers en bij een aantal Brusselse topadvocaten. Er stonden ook adressen op van onder valse namen gehuurde boxen en flats.
De Brussel speurders waren op een goudmijn gestoten. Alain Etienne zag zijn populariteit stijgen met de minuut. Van alle kanten belden collega-bendespeurders, Mendez-rechercheurs, vrienden van Beijer, vijanden van Beijer over zijn vondst. De commissaris vertelde op het assisenhof dat Goffinon hem telefoneerde toen hij de ochtend na de decodering zijn verslag opstelde voor de onderzoeksrechter met de vraag of er nieuws was. Pignolet zei hem dat hij de listings mocht komen consulteren en eventueel kopiëren. Binnen het kwartier stond Goffinon bij de onderzoeksrechter. Die ging ermee akkoord dat de adjudant en zijn collega’ de listings zouden bekijken in het kantoor van de commissaris.
Etienne had Goffinon in overleg met de onderzoeksrechter een complete kopie gegeven van de agenda en delen van de fiches. Nadien had hij niks meer gehoord van de adjudant. Maar Pignolet opende een nieuw dossier ten laste van Beijer en gaf Etienne opdracht om huiszoekingen te doen in de flats en boxen, vooral de box ‘Louise’ en de box ‘Martine’. Voordat de commissaris kon toeslaan, las Etienne in de krant dat Goffinon wapens gevonden had.
Bron » Beetgenomen | Hilde Geens | 2013