Manipulaties: de truc met de hulzen
Hoe Bouhouche zichzelf van de lijst met verdachte schrapte
Madani Bouhouche en Robert Beijer zijn van veel beticht, maar voor relatief weinig veroordeeld. Na een megaproces voor het Brusselse assisenhof kreeg de een op 13 februari 1995 twintig jaar dwangarbeid en de ander veertien jaar gevangenisstraf. Van de lange lijst van betichtingen waarmee het proces vijf maanden eerder was begonnen, bleven er aan het eind twee over: de moorden op diamantair Ali Suleiman Ahmad en op Sabena-agent Francis Zwarts.
Rond alle andere feiten – van de aanslag op Vernaillen tot de moord op FN-ingenieur Juan Mendez – wisten hun advocaten voldoende twijfel te zaaien om de aanklachten te laten sneuvelen. In de zaak-Mendez kwam dat doordat advocaat Martial Lancaster tijdens de zitting kon zwaaien met twee totaal contradictorische ballistische rapporten. Een daarvan was van de hand van de Brusselse expert Claude Dery.
Wapenexpert Claude Dery
De man is inmiddels overleden, maar zijn schaduw hangt nog steeds boven tal van gerechtelijke dwalingen. Claude Dery was een gewezen commandant van de luchtmacht en werkte tot 1986 voor de militaire inlichtingendienst SDRA8, de Belgische tak van Gladio. Hij was betrokken bij de extreem-rechtse privé-inlichtingendienst PIO van oud-premier Paul Vanden Boeynants en baron Benoît de Bonvoisin. Net als Bouhouche en Beijer was hij lid van de practical shooting-clubs. Bouhouche kende Dery vrij goed. Nog indrukwekkender dan zijn kennissenkring is het aantal miskleunen dat hij als expert opstapelde.
Vorige maand nog liep in Brussel het grote assisenproces rond de achttien jaar oude moord op PLO-man Naim Khader in het honderd dankzij een bij nader inzien waardeloze ballistische expertise. Was getekend: Dery. Hij deed het ook al eens in het onderzoek naar de Bende van Nijvel. Op basis van zijn rapport hield de Nijvelse procureur Jean Deprêtre jarenlang vol dat de zaak “opgelost” was met de arrestatie van een groepje gangsters rond ene Michel Cocu. In 1989 moest in Bergen het grote proces tegen Cocu en co voortijdig worden afgeblazen omdat het gezaghebbende laboratorium van het Duitse Bundeskriminalamt brandhout maakte van het ballistische verslag van Dery.
Dat Deprêtre het Duitse rapport nog maandenlang trachtte weg te stoppen in een la, maakte de blamage voor de Belgische justitie compleet. Dankzij het Cocu-spoor ging zoveel tijd verloren dat de Bende wellicht nooit zal worden ontmaskerd. Dery deed zijn stunt nog eens over toen hij via een in een pot bolognaisesaus ingevroren wapen een verband legde tussen Bouhouche en de Bende. Toen ook dat niet bleek te kloppen, werd Bouhouche plots veel minder de Bende-verdachte die hij lange tijd was.
Een praktisch probleem
Ballistiek is geen exacte wetenschap. Toch vraag je je af hoe dit allemaal kon. Nemen we de zaak-Vernaillen als casestudy. Ook toen was Dery de expert. Eerst even terug naar oktober 1981. Majoor Vernaillen ligt in het ziekenhuis te herstellen van zijn wonden en bij de Brusselse BOB is Bouhouche ‘verbannen’ naar de juridische sectie. Daar zit hij zich ostentatief te vervelen. Commandant Caluy heeft volk te kort voor de zaak-Vernaillen. Hij is op zoek naar een speurder die iets van wapens kent. In en rond het huis in Hekelgem zijn negen hulzen opgeraapt. Die moeten nu worden verpakt, genummerd en naar de expert gebracht. “Gij zit hier toch maar te niksen”, wendt Caluy zich tot Bouhouche.
Op 24 december 1981 levert Dery zijn rapport 202/81 af. Volgens hem ging het om een wapen van het type Armalite AR18. Daardoor staan Bouhouche en Beijer buiten verdenking. Zij bezitten in 1981 allebei een Colt AR15. Daarmee kunnen eveneens kogels van het type 222 Remington Magnum afgevuurd worden. Maar zo’n wapen was het dus niet. In 1991 laat de onderzoeksrechter Hennart het dossier-Vernaillen opnieuw bestuderen. Hij stelt niet alleen tot zijn verbazing vast dat een van zijn hoofdverdachten in 1981 zelf heeft deelgenomen aan het onderzoek. Hij leest ook een onbegrijpelijk zinnetje in het rapport-Dery: “Op grond van de referentiehulzen die mij werden aangeboden, besluit ik…”.
Voor een ballistische expert vormen referentiehulzen onontbeerlijk studiemateriaal. Elke expert heeft kasten vol oude hulzen, geordend per wapen waarmee ze zijn afgevuurd. Zo kan hij onder de microscoop de bij het schot achtergelaten sporen vergelijken met alle wapentypes. Het is abnormaal dat een expert zich referentiehulzen laat “overhandigen”. Het komt op hetzelfde neer als een deskundige die bij Cartier vals van echt moet onderscheiden zonder te weten hoe een origineel Cartier-horloge eruitziet. Wanneer Dery op 28 oktober 1992 wordt verhoord over dat zinnetje, legt hij uit dat hij in 1981 “een praktisch probleem” had: hij bezat geen referentiehulzen voor de 222 Remington Magnum.
Een behulpzame BOB’er
Er was toen een behulpzame BOB’er die zei dat hij iemand kende bij de wapenfabriek FN die “dat kon oplossen”. De BOB’er was Bouhouche en de ironie van het verhaal wil dat zijn contact bij FN Juan Mendez was. In zijn proces-verbaal 81 van 29 oktober 1981 brengt Bouhouche verslag uit over hoe hij op de schietbaan van FN met diverse wapens Sako-munitie heeft staan afvuren om Dery aan hulzen te helpen. Hennart laat de negen hulzen opnieuw onderzoeken door het laboratorium van de gerechtelijke politie in Parijs.
Daar kan men op 28 januari 1992 melden: “De schoten corresponderen met die van een karabijn van het merk Colt, model AR 15 of van een karabijn van dezelfde conceptie…” Vernaillen is dus beschoten met een wapen waarvan Bouhouche en Beijer er destijds elk een hadden. Het kan haast niet anders of Bouhouche heeft in 1981 de twee pakjes hulzen verwisseld. Daarover werd tijdens het proces-Bouhouche/Beijer met geen woord gerept. Er was wel sprake van “tegenstrijdige rapporten”.