Jean-François Buslik
De spin in het web
In het België van de jaren tachtig was de Amerikaan Jean-François ‘Bill’ Buslik een gewaardeerd klusjesman annex geheim agent. Hij kon dobbelstenen elektronisch bewerken zodat je meer ‘geluk’ had in het spel. Hij hing touwladders in schoorstenen om afluistapparatuur te plaatsen voor de BOB. En hij knutselde een bom in elkaar waarmee een dienstwagen van de rijkswacht werd opgeblazen. Op 8 oktober 2001 verschijnt Buslik, wiens naam genoemd is in tal van zware dossiers, eindelijk voor het Hof van Assisen. Maar de kans dat hij voor lange tijd in de gevangenis verdwijnt, is kleiner dan ooit.
De in New York geboren loodgieter Buslik moet zich verantwoorden voor feiten waarvoor het Brusselse Assisenhof hem op 28 februari 1995 al bij verstek ter dood heeft veroordeeld: de roofmoord op Sabena-veiligheidsagent Francis Zwarts op 25 oktober1982, en de bomaanslag op een dienstauto van de Brusselse BOB een jaar eerder. Zijn toenmalige partner in crime, gewezen rijkswachter Madani Bouhouche, al jarenlang de kandidaat verdachte in de onderzoeken naar de Bende van Nijvel, is voor de moord op Zwarts wel de gevangenis ingegaan, en heeft zijn straf uitgezeten. Toen Bouhouche aan zijn gevangenisstraf begon, lag Buslik in de zon van Florida – met een vrouw, een dochter, een groot en klein zeiljacht, een Cessna 210, een halfautomatisch Remington-geweer in de kast, revolvers en legermunitie in de garage en een halfautomatische Glock 9mm onder zijn matras.
Oeps, vergeten
Wat heeft Buslik dat Bouhouche niet had? Een politieman, anoniem: “Het is een werk van lange adem om een Amerikaan uitgeleverd te krijgen.” Het klinkt simpel, te simpel. De Belgische justitie staat niet bepaald bekend om haar lange adem, maar is er niet veel meer aan de hand met Buslik? Jarenlang, zo blijkt nu, heeft de Belgische justitie niet eens de moeite genomen de Amerikaan uitgeleverd te krijgen. De gewezen Nijvelse onderzoeksrechter Luc Hennart, die het onderzoek naar de moord op Zwarts leidde, had op 22 juni 1988 wel opdracht gegeven Buslik op te sporen. Maar die was ‘m toen al naar Florida gesmeerd, en het arrestatiebevel gold alleen voor België. Hoe dat zo kon? Mysterie.
Hennart en zijn mensen wisten maar al te goed dat Buslik al in februari van dat jaar uit het land was verdwenen. Zijn gewezen vriendinnen hadden hun dat verteld, en bovendien had Buslik eind 1988 in Miami het bezoek gekregen van Belgische agenten, die hem in het Sheraton Brickell Hotel aan een verhoor hadden onderworpen. Pierre Morlet, eerste advocaat-generaal, had het dossier destijds onder zijn hoede.
Pierre Morlet: “Ik vond dat ook nogal onlogisch. Buslik had zich laten schrappen uit het bevolkingsregister van de gemeente Sint-Joost, waar hij woonde, en de Verenigde Staten als zijn nieuwe heimat opgegeven. Maar ja, zoals elke onderzoeksrechter stond het Hennart vrij zijn eigen conclusies te trekken, en hij heeft Buslik nooit in staat van beschuldiging gesteld. Uiteindelijk heeft de Brusselse onderzoeksrechter Guy Bellemans hem vervolgd voor de bomaanslag, en heeft de Kamer van Inbeschuldigingstelling hem voor het Hof van Assisen gebracht voor de moord op Zwarts.”
Toen het Assisenhof Buslik in 1995 bij verstek had veroordeeld, nam niemand de moeite hem internationaal te seinen. Het Brusselse parket-generaal liet hem evenmin door Interpol opsporen. Zoiets noem je een zware beroepsfout. Is er een intern onderzoek naar die nalatigheid geweest? Pierre Morlet: “Het antwoord is simpel. Het parket is dat gewoon uit het oog verloren …. en ik, die erop had moeten toezien dat het gebeurde, heb het ook niet gedaan.”
Pas eind 1996 kwam er een internationaal aanhoudingsbevel. Gelijk veranderde Buslik zijn naam. In de VS was hij ondertussen getrouwd met één van zijn studentes, hij gaf er vliegles. Vanaf 1997 liet hij zich Jean-François Somerville noemen, naar zijn vrouw. Maar pas toen journalisten van het weekblad Humo hem begin 1999 met behulp van het internet terugvonden, werd er iets met dat internationaal aanhoudingsbevel gedaan. Humo publiceerde indertijd die ontdekking, in Florida bracht onderzoeksjournalist Jay Cheshes een gedegen Buslik-stuk in de krant Broward New Times. Onderzoekers naar de Bende van Nijvel – Buslik is een vaste klant in dat dossier – riepen meteen dat zij Busliks adres al jaren kenden, maar niettemin schoten de Belgische justitie en Interpol nu pas op gang.
Somerville werd geschaduwd, en op een ochtend in april 1999, toen hij in een short op sandalen uit zijn woning aan het strand van Florida stapte, opgepakt. Na nog eens anderhalf jaar juridische achterhoedegevechten werd hij uiteindelijk naar Brussel overgevlogen. Daar moet er – zo zegt de wet, als iemand die bij verstek veroordeeld is alsnog komt opdagen – een nieuw assisenproces komen, dat begint dus op 8 oktober 2001. Merkwaardig genoeg werd Buslik meteen weer vrijgelaten toen hij in België landde.
Pierre Morlet: “Onder voorwaarden, hé, voorwaarden waar ik niet over kan en mag zeggen. Die vrijlating is absoluut geen gevolg van procedurefouten, al hebben bepaalde kranten dat wel zo beweerd. Voorzitter Jean-Pierre Collin van de Kamer van Inbeschuldigingstelling heeft gewoon geoordeeld dat Buslik geen gevaar vormt voor de openbare veiligheid.”
In de loop van het onderzoek is herhaaldelijk gesuggereerd dat Buslik werd beschermd omdat hij een Amerikaans geheim agent zou zijn, maar journalist Jay Cheshes vond hem niet terug op de officiële lijst van informanten van de Amerikaanse durgsbestrijdingsgienst DEA, waarvoor Buslik volgens sommigen zou hebben gewerkt. Al zegt dat niet alles, niet alle freelance medewerkers, informanten en tipgevers staan op die lijst.
Pierre Morlet: “Ik weet niet of Buslik voor de Amerikanen werkte. Ik kan het niet uitsluiten, maar evenmin bevestigen. Zoals gezegd, Hennart heeft zich nooit echt voor Buslik geïnteresseerd.” Andersom was dat wel het geval. De Belgische onderzoekers die Buslik in Miami gingen verhoren, stelden tot hun verbazing vast dat hij ‘perfect op de hoogte leek van de evolutie van het gerechtelijk dossier in België’. Dat is Buslik ten voeten uit. Een ex-vriendin omschreef hem als iemand die ‘zichzelf constant op de proef stelt. Hij wil de beste zijn in alles wat hij doet’.
Het stinkt naar CIA
Jean-François Buslik werd in 1952 in New York geboren. Jay Cheshes: “Zijn vader, Max Buslik, was een Duitser uit Leipzig die aan het eind van de Tweede Wereldoorlog vermoedelijk voor de Amerikaanse inlichtingendienst heeft gewerkt. Na de oorlog heeft Max Buslik korte tijd met zijn Franse vrouw in New York gewoond. Daar werd hun enig kind Jean-François geboren.”
Buslik senoir was een gediplomeerd horlogemaker, maar terug in Europa begon hij in Brussel een garage. Eind jaren zestig opende hij de Surplus 13, een stock américain in de Verbisstraat in Sint-Joost. De Surplus 13 was bijzonder populair bij de klasgenoten van Jean-François uit het plaatselijk atheneum, die er in de zomer vakantiejobs kregen. De rommelwinkel werd begin jaren tachtig opgedoekt.
Het ontbrak de familie Buslik nooit aan geld. Er was de winkel, en moeder Buslik was pilote. Met het oog daarop richtte vader Max in 1949 de vennootschap Aviaton Benelux op, een kleine chartermaatschappij die later door Jean-François zou worden overgenomen. Aviation Benelux stonk heel hard naar DEA en CIA, en rijkswachter Madani Bouhouche, die zijn vriend op handen droeg, had dat door. De mijnwerkerszoon Bouhouche was gefascineerd door de wereld die voor hem openging bij de familie Buslik: een pakhuis vol met legerrommel, combat boots, dolken, hopen geld, vakanties in Club Med, en geheime agenten die in en uit liepen.
Het was zonder twijfel de familie Buslik die Madani Bouhouche in contact bracht met de Amerikaanse DEA-agent Frank Eaton, die toen op de ambassade in Brussel werkte. Een BOB’er: “Eaton was dik met Buslik en Bouhouche. Volgens mij zorgde Eaton voor de visa toen Bouhouche in 1978 met een paar collega’s en vriendinnen op vakantie trok naar de VS.” Kort na die reis barstte in België het schandaal-François los. François Raes, een rijkswachter die voor het NBD – het Nationaal Drugsbureau van de rijkswacht onder leiding van de officier Léon François – werkte, stapte in de zomer van 1979 naar het parket met de beschuldiging dat zijn eigen chefs en collega’s tot over hun pet in de drugshandel zaten.
De rol van het trio Eaton, Buslik en Bouhouche in die affaire is nooit serieus onderzocht. Zeker is dat Eaton en de DEA jarenlang intensief hadden samengewerkt met het NBD, en dat Eaton samen met een pak Belgische politiemensen beschuldigd werd van medeplichtigheid aan het verhandelen van één ton cannabis en cocaïne. Maar voor het proces goed en wel gestart was, was de Amerikaanse agent al het land uit. Hij beriep zich op zijn diplomatieke onschendbaarheid om de Belgische justitie van zich af te houden. Eaton kreeg een job als onderzoeker bij de officier van justitie van San Diego.
Drug Opera
Op de avond van 9 oktober 1981, toen het onderzoek naar het Nationaal Drugsbureau zo goed als rond was, liep er een anoniem telefoontje binnen bij de Brusselse BOB. Een informant beloofde een tip over een moordzaak en sprak af op de eerste verdieping van de Drug Opera, een café in de buurt van de Beurs. Boven de Drug Opera lag een privé-club waar de DEA-agenten kind aan huis waren. De BOB’ers reden ernaartoe in een Peugeot 404, maar de informant kwam niet opdagen. De dag nadien ontplofte een bom die in de koffer van de auto was gelegd. Charles Toumpsin, een gepensioneerd BOB’er, onderzocht destijds de aanslag.
Charles Toumpsin: “In het begin dacht iedereen – ik ook – dat drugssmokkelaars onze collega’s naar het café hadden gelokt om de bom in de auto te plaatsen en zo het speurdersteam te treffen dat de drugszaak rond het Nationaal Drugsbureau en commandant François moest uitmesten. Dat vermoeden werd nog sterker toen even later ook de chef van het onderzoek, majoor Herman Vernaillen, en zijn vrouw in hun huis onder vuur werden genomen en zwaar gewond raakten. Maar al snel bleek dat de batterijen die voor de bom gebruikt waren, pas na het anonieme telefoontje gekocht waren. Dat telefoontje vanuit en het ritje naar de Drug Opera waren dus bedoeld om iedereen op het verkeerde been te zetten. Ik ben ervan overtuigd dat het geen drugssmokkelaars maar rijkswachters waren die de bom in de BOB-auto hebben verborgen en de aanslag op Herman Vernaillen hebben uitgevoerd.”
“Want waar ging het eigenlijk om? In het Pakistaanse Karachi zat een Bruggeling in de gevangenis die betrokken was bij de affaire van het Nationaal Drugsbureau. Vernaillen en ik zouden hem gaan verhoren in Karachi en daarna terug naar België brengen, want hij had schokkende dingen over de rijkswacht te vertellen. Dat wilde men met die aanslag voorkomen. Herman Vernaillen was een stormram. Als hij erin vloog, hield niets hem tegen. Hij zou die zware beschuldigingen aan het adres van de rijkswacht tot het bittere einde hebben laten uitspitten.”
“De beide aanslagen waren bedoeld om hem uit te schakelen. Men wilde Vernaillen niet doden, maar voorkomen dat hij naar Karachi zou vliegen en werk zou maken van dat dossier. Met die bom in de Peugeot van de BOB probeerden de daders bovendien de indruk te wekken dat ze niet alleen Vernaillen wilden treffen, maar alle politiemensen die aan het dossier-François werkten. Maar het onderzoek heeft uitgewezen dat de bom een afleidingsmanoeuvre was. Ze was namelijk niet nabij de Drug Opera geplaatst, maar toen de wagen in de Drukpersstraat geparkeerd stond, vlak bij de rijkswachtkazerne. Uiteraard mocht dat niet opvallen en daarom heeft men de auto naar de Drug Opera gelokt.”
“En wat was het gevolg van dit alles? Niet de zwaargewonde Vernaillen, maar andere politiemensen gingen de gevangen drugssmokkelaar in Pakistan ophalen. En er is nooit nog wat van het onderzoek vernomen. Klopte er iets van de beschuldigingen van de Bruggeling aan het adres van de rijkswacht? We zullen het nooit weten. De maker van de bom is geïdentificeerd, maar de opdrachtgever niet. De maker was Jean-François Buslik. En de opdrachtgever? Ik weet allen dat Buslik is verlinkt door zijn boezemvriend Bouhouche. Waarom? Dat heb ik nooit begrepen.”
Koekje van eigen deeg
Rijkswachter Bouhouche deed zelf het onderzoek naar de bom in de BOB-auto. Hij zat in het team van rijkswachtadjudant Guy Goffinon, die de leiding had over dat onderzoek. De ondertussen overleden Goffinon had zijn team in twee ploegen opgedeeld. De ene ploeg werkte op de springstoffen, de andere – waar Bouhouche in zat – op het ontstekingsmechanisme. Voor het maken van de bom waren 24 batterijen van het merk Tandy gebruikt. De uitbater van de Tandy-winkel in de Willemsstraat in Sint-Joost kende de naam van de koper niet, maar kon hem wel beschrijven. In die beschrijving herkende rijkswachter Bouhouche – tot zijn grote verrassing – zijn vriend Buslik.
Twee weken na de aanslag werd Buslik gearresteerd. Busliks toenmalige vriendin begreep niet dat Bouhouche zijn boezemvriend zoiets kon aandoen. Ze werd nijdig en sprak er Bouhouche over aan, maar die weigerde iets te zeggen. Buslik gaf Bouhouche meteen een koekje van eigen deeg. Hij gaf toe dat hij het mechanisme in elkaar had gezet, maar hij had dat gedaan op verzoek van een ex-klant van de winkels van zijn ouders, beweerde hij. Die had hem wijsgemaakt dat het tuig moest dienen voor de afstandsbediening van een garagepoort. Jammer genoeg kende hij de man niet, maar hij had diens trekken zo goed ingeprent dat hij graag wilde helpen bij het samenstellen van een robotfoto. De figuur op de robotfoto leek verdacht veel op … Madani Bouhouche.
Bouhouche mocht het komen uitleggen, maar hij praatte zich eruit. Hij had van Buslik geleerd hoe je tijdens een verhoor altijd mensen moet beschrijven die je kent – familie of bekende tv-figuren – zodat je ze bij de volgende ondervraging op dezelfde manier kunt beschrijven. Ondertussen stapelden de bewijzen tegen Buslik zich op. Al een half jaar voor de aanslag was hij bij een schoolkameraad die bij de Staatsveiligheid werkte, gaan zeuren om een handleiding om bommen te maken. Eind september 1981 bezorgde de man hem er één. De ontmijningsdienst van de landmacht kwam tot de conclusie dat de Peugeot-bom bijna zeker met behulp van die handleiding was gemaakt.
Meer dan drie maanden zat Buslik in voorarrest, toen kwam hij vrij. Hij vloog onmiddellijk naar de VS. Een tijd later zou hij terugkomen als computerspecialist, pendelend tussen België en Italië. Als hij weer eens werd tegengehouden aan de grens, omdat hij internationaal opgespoord werd, maakte hij zich bijzonder druk, dan werd hij met rust gelaten. Niemand bij het Belgische gerecht kwam op het idee eens te gaan uitzoeken wat Buslik zoal uitvrat in de VS en in Italië.
Pas jaren later, nadat Bouhouche in januari 1986 was gearresteerd als hoofdverdachte in de moord op FN-wapenhandelaar Jean Mendez, kreeg het gerecht opnieuw belangstelling voor de Amerikaanse Belg. In de loop van het onderzoek insinueerde Bouhouche dat het moordwapen, dat aan hem toebehoorde, door Buslik uit zijn huis was ontvreemd. Maar Busliks rol in deze bizarre, nog altijd onopgehelderde moordzaak is nooit ten gronde onderzocht.
Klungelaars
Buslik liep wel tegen de lamp in een andere zaak: de roofmoord op Francis Zwarts. De jonge Sabena-veiligheidsagent verdween op de avond dat hij zijn werkmakkers wilde trakteren vanwege de geboorte van zijn eerste kind, een dochtertje. Met hem verdwenen duizend Krugerrand- en Vrenelli-goudstukken, bijna dertig kilo goudstaven, twaalf exclusieve Cartier-horloges, vijf kilo bankbiljetten, twee kilo industriële diamanten en een verzegelde jute zak met diplomatieke post van de Belgische ambassade in Moskou.
Zwarts werd nooit teruggevonden. Het proces rond Buslik is voor zijn familie de laatste kans om te vernemen wat er met hem is gebeurd en waar zijn lichaam door de moordenaars is achtergelaten. De roof was lang van tevoren voorbereid: de overvallers gebruikten een bleke Ford Taunus die ze een half jaar eerder gestolen hadden en aangekleed als rijkswachtwagen. In de nacht van Zwarts’ verdwijning, op 25 oktober 1982, merkten luchthavenarbeiders rond 21.25 uur een ‘politiecontrole’ op in de tunnel waar Zwarts door moest om zijn kostbare vracht af te leveren bij Brucargo. Ze zagen drie rijkswachters uitstappen, nummer vier bleef in de Taunus met oranje streep aan het stuur zitten. Toen de arbeiders vier minuten later zelf voorbijreden, was de tunnel verlaten. Op de getuigen maakten de rijkswachters de indruk klungelaars te zijn: hun jassen leken te klein, petten stonden scheef.
In de loop van het onderzoek kwamen tal van elementen boven water waaruit de betrokkenheid van Buslik bleek. De echtgenote van Bouhouche verklaarde dat Buslik volgens haar man iets maken had gehad met de zaak. Een foto gaf de doorslag, daarop stond Busliks vroegere vriendin met een Cartier-horloge uit de exclusieve reeks waarvan er op Zaventem twaalf gestolen waren. Ze vertelde de speurders dat Buslik voor haar enkele dagen voor kerstmis 1984 het uurwerk getoond had.
Hij bewaarde het thuis met drie andere Cartiers in een kluis in een vochtige kelder, in een doodgewone plastic tas. Toen Buslik de tas opende, vertelde de vrouw, kwam er een doordringende, vochtige stank uit. Ze vond dat vreemd, omdat haar vriend een betere brandkast had in de keuken, en bovendien een safe huurde bij de bank.
De vier horloges die Buslik zijn vriendin toonde, kwamen overeen met de modellen die gestolen waren bij de roofmoord op Zwarts. Ze waren volgens experts van Cartier samen een miljoen waard. Door de vochtigheid in de kelder was er maar één horloge dat nog liep, een Baignoire, dat had de vriendin willen hebben, maar die bewuste kerstavond mocht ze het van Buslik alleen maar even aandoen. Van die dag dateert de foto.
Het ovale horloge was versierd met briljanten. Het horlogebandje was van satijn. In de hele wereld waren er op dat ogenblik maar éénentwintig van verkocht. De vriendin verklaarde nog dat ze het uurwerk daarna niet meer had teruggezien, en dat ze niet wist wat ermee gebeurd was. Toen ze er bij Buslik naar vroeg, antwoordde die: “Hoe minder je weet, hoe beter.” Buslik werd aan de tand gevoeld. Al die Cartiers waren nep, zei hij. Hij had ze verkocht op een markt in Italië. Maar volgens privé-detective George Vandyck, die voor Cartier jacht maakte op zwendelaars in imitatiejuwelen, was het op dat moment technisch onmogelijk een Baignoire na te maken, omdat de kast een golvend profiel heeft.
Smokkelschip
De speurders struikelden ook over het feit dat Buslik weinig verdiende maar geen geldzorgen scheen te hebben. Begin 1985 kocht hij voor zijn vriendin een huis aan de Chobham Road 20 in Londen, hij betaalde er 2 miljoen frank cash voor, en dat terwijl zijn firma Aviation Benelux al jaren zo goed als geen omzet maakte. Buslik verweerde zich door te schermen met zijn inkomsten als informaticus. En zijn moeder had hem wat ponden voorgeschoten, zei hij nog.
Twee jaar later, op 31 augustus 1987, verkocht hij het huis en kocht hij van een Zuid-Amerikaans ambassadeur een zestien meter lang zeiljacht, de Chiby. De verkoop verliep via de Samsea Ltd North Esplanade in belastingsparadijs Guernsey. Buslik betaalde er ongeveer 3.1 miljoen frank voor, en liet het schip voor nog eens een klein miljoen opknappen. Het geld, zo vertelde hij, kwam van de verkoop van zijn huis in Londen. Daar bleef hij maar op hameren, ook toen de speurders volhielden dat hij die woning op dat moment nog niet had verkocht.
De grond werd steeds heter onder Busliks voeten. Een projectleider van de jachthaven van Nieuwpoort was naar de Staatsveiligheid gelopen omdat Buslik hem vreemde dingen had gevraagd. Hij wilde zijn jacht uitrusten met waterdichte kluizen om er zeer zwaar materiaal in te kunnen opslaan, “misschien wel tot duizend kilo”. Drie kluiscompartimenten moesten worden ingewerkt in de eigenlijke woonruimte, waar ze bij een huiszoeking aan de aandacht zouden ontsnappen, omdat je dan eerst de wanden van de woning zou moeten demonteren. Normaal zijn dat soort kluizen klein, dan kunnen ze nog dienstdoen als vlotters voor het geval de scheepsromp doorboord zou worden,zo vernamen de speurders van de projectleider.
Buslik probeerde ook een bemanning te ronselen om met zijn jacht naar Madeira te zeilen. Hij wilde met de boot ‘financiële operaties doen’, vertelde hij een vriendin. De voorbereiding was in volle gang, vanuit de haven van Nieuwpoort belde Buslik in januari en februari 1988 voor meer dan dertienduizend frank naar diverse telefoonnummers in Frankrijk.
Toen speurders in april 1988 naar het schip gingen kijken, was het volledig ontmanteld. Meer dan tien jaar later zag journalist Jay Cheshes de Chiby liggen achter het huis in North Palm Beach waar de familie Buslik woonde. Pierre Morlet: “Onderzoeksrechter Hennart heeft die boot nooit in beslag genomen. Ik heb het al gezegd, het parket vond dat er heel zware aanwijzingen tegen Buslik waren, de onderzoeksrechter had een andere mening.”
Nazi’s
Uit later gevonden documenten bleek dat Buslik in februari 1988 naar Londen gevlogen was, en vandaar via New York naar Colombia. Hij vestigde zich uiteindelijk in Florida, eerst in Orlando, later in North Palm Beach, waar hij werk vond als chief flight instructor bij Kemper Aviation op de luchthaven van Lantana. In de States kon Buslik op bescherming rekenen. Dat ondervond de rogatoire commissie die hem in het kader van het onderzoek-Zwarts aan de tand ging voelen, zo meldde advocaat-generaal Morlet in zijn verhoor voor de tweede Bendecommissie.
Morlet vond het eigenaardig dat Buslik op de afspraak verscheen in het gezelschap van enkele leden van de US Marshall Service, “die meer optraden als zijn lijfwachten dan als speurders. Ze hebben hun Belgische collega’s geen informatie gegeven over de verblijfplaats van Buslik.” De twee ondervragers bevestigden op 30 juni 1997 voor de onderzoekscommissie dat ze vernomen hadden dat Buslik ouders Amerikaanse inlichtingenagenten waren. “Hij werd ginds dus heel erg beschermd.”
De Brusselse substituut Edwig Steppé, destijds bevoegd voor de onderzoeken naar de aanslagen op Vernaillen en op de BOB-Peugeot, had soortgelijke informatie. Vader Buslik zou contacten hebben gehad met de geheime dienst van de nazi’s en daarna door de CIA zijn opgevist. Steppé: “Ik zeg dat in voorwaardelijke wijs. Alleen de Amerikaanse autoriteiten kunnen het bevestigen.”
Bescherming in België
Vast staat dat Jean-François Buslik ook in België zelf werd beschermd. Volgens een ambtenaar van de toenmalige Vreemdelingendienst van de Staatsveiligheid waren de politiediensten twee keer bij hem tussenbeide gekomen in het dossier-Buslik. De eerste interventie ging uit van de Brusselse BOB en had betrekking op het onderzoek naar de autobom. Bizar: waarom zou de BOB een man beschermen die geprobeerd had leden van diezelfde BOB op te blazen?
Een absurde gedachte, behalve wanneer je er met Charles Toumpsin van uitgaat dat de aanslag vermoedelijk was beraamd door rijkswachters zelf. De ondertussen overleden ambtenaar had het ook over niet nader gepreciseerde ‘politietussenkomsten’ ten gunste van vader en zoon Buslik in de zaak-François. Ging het om interventies van de DEA, van de Brusselse BOB of van allebei? We weten het niet.
Wel is zeker dat Buslik hand- en spandiensten verleende aan de drugsbrigade van de Brusselse BOB toen zijn jeugdvriend Bouhouche daar nog werkte. Toen de rogatoire commissie hem in Miami kwam verhoren, gaf Buslik toe dat hij “op verzoek van Bouhouche binnengedrongen was in een verluchtingskanaal van een gebouw in Brussel om er een touwladder te hangen”. Rijkswachter Bouhouche wilde bij een drugssmokkelaar afluisterapparatuur plaatsen, en Buslik zei dat hij daaraan had meegewerkt, “want ik ben tegen drugs”.
Nog andere speurders klaagden in de tweede Bendecommissie over de lange arm van Buslik. Gérard Bihay en Franz Balfoir, in de jaren tachtig de onderzoekers van de dossiers-Mendez en Bende van Nijvel, verklaarden dat ze bij huiszoekingen gevonden diskettes aan Buslik moesten teruggeven, hoewel ze al iemand hadden aangesproken om ze te analyseren. “Buslik beweerde dat hij bescherm werd.” De parlementaire onderzoekscommissie preciseerde in haar eindverslag niet of dat ook zo was.
Nochtans had voorzitter Tony Van Parys hoog van de toren geblazen na de klachten over de aanpak van de zaak-Buslik: “Wij moeten reageren. Een onderzoek naar dit aspect van de zaak lijkt mij ook nuttig voor de beoordeling van ons hele dossier.” Blijkbaar besefte Van Parys dat Jean-François Buslik een dominosteen was die een hele rij stenen aan het vallen kon brengen. En dat is wel het laatste wat de justitie in België lijkt te willen.
Bron » Humo | Hilde Geens | Oktober 2001