Ik houd van de kermis, maar ik ben geen fan van het spiegelpaleis. Niets is daar wat het lijkt, en ik liep er altijd verloren. Ik ben ook geen relict van de Koude Oorlog – daar ben ik te jong voor. Ik ben zeker ook geen onvoorwaardelijke fan van veiligheidsdiensten.
In mijn vorige job als assistent van de – even ademhalen – VN-rapporteur ter bescherming van de rechten van de mens in de strijd tegen terrorisme heb ik uit eerste hand gezien tot welke schimmige daden dergelijke diensten in staat zijn. In die gevallen zou ik het eerder over een spookhuis dan een spiegelpaleis hebben.
Toch denk ik dat de Staatsveiligheid nog nodig is anno 2013. In tegenstelling tot wat Brugse sp.a-burgemeester Renaat Landuyt beweert kunnen niet alle functies van de Staatsveiligheid overgedragen worden aan de politie. Beiden hebben vooral complementaire doelen en moeten naast elkaar bestaan.
Speeltuin van de CIA
De Staatsveiligheid spoort vroegtijdig dreigingen op tegen de fundamentele belangen van de Staat. Dat klinkt misschien als een James Bond-activiteit uit de Koude Oorlog, maar die fase is al lang gepasseerd. Een van de expliciete doelen van de dienst is immers precies de bescherming van de rechten en vrijheden van alle inwoners van dit land.
De Staatsveiligheid analyseert proactief informatie die inzicht in economische netwerken, terroristische structuren en radicale fenomenen oplevert. Die informatie dient ook om de (politiek) besluitvorming te helpen. De Staatsveiligheid heeft dus geen louter strafrechtelijke taak; ze verzamelt ook inlichtingen over dreigingen voor bestuurlijke overheden.
De dienst is ook nodig als aansprekingspunt voor buitenlandse inlichtingendiensten, die informatie kunnen doorsturen over potentiële dreigingen. Zulke informatie wordt niet snel gedeeld met de politie. Brussel is door de aanwezigheid van de Europese instellingen en de NAVO de thuisbasis van enkele honderden buitenlandse spionnen.
De Staatsveiligheid is de aangewezen dienst om deze niet altijd even onschuldige diensten in het oog te houden. Liever dat dan dat buitenlandse diensten dat komen doen op Belgisch grondgebied. We willen Brussel immers niet de speeltuin van de CIA maken, niet?
Philippe Moureaux was niet onder de indruk van de kwaliteit van de rapporten van de Staatsveiligheid die hij in de jaren tachtig onder ogen kreeg. Kort samengevat: “bijeengeharkte krantenknipsels en geroddel,” aldus de oude PS-krokodil. Ook Landuyt was niet onder de indruk. Maar beiden vergelijken appelen met peren. Tot 2010 werd er in binnen- en buitenland smalend gedaan over de Staatsveiligheid omdat de dienst wettelijk geen middelen had om in het geheim inlichtingen te verwerven.
Er kon zelfs geen telefoon afgetapt worden. Dat veranderde met de aanname van de wet op de bijzondere inlichtingenmethodes (BIM-wet) die de dienst direct in de 21e eeuw katapulteerde. De BIM-wet kwam er trouwens op initiatief van toenmalig minister van Justitie Onkelinx.
Koning Eenoog
De Staatsveiligheid is een noodzakelijk kwaad in een democratische samenleving, die – terecht – transparantie hoog in het vaandel voert. Gelukkig is de Staatsveiligheid een van de best gecontroleerde inlichtingendiensten van Europa. Dat wordt vaak vergeten in het huidige debat. De wetgever heeft met de creatie van de BIM-commissie en de retroactieve controleopdracht van het Comité I een strikt systeem ontworpen voor het toezicht en de controle op de inlichtingenmethodes dat uniek is in Europa.
Weinig andere toezichthouders hebben de bevoegdheid om het gebruik van bepaalde methodes te herzien, schorsen of zelfs beëindigen. Verder voorziet de BIM-wet in een scherpere controle als er ‘uitzonderlijke methoden’ gebruikt worden, die een grotere inmenging in de rechten en vrijheden van onze burgers betekenen.
In dat opzicht is België misschien wel Koning Eenoog in het land der blinden, maar kans op misbruiken is alleszins al veel kleiner dan de huidige heisa doet vermoeden. Wil dat dan zeggen dat er geen ruimte voor verbetering is? Toch niet. Het Comité I en de BIM-commissie hebben meer geld en personeel nodig om de dienst efficiënt in het oog te houden.
Verder is er nood aan een nieuwe regelgeving om personen die gevolgd werden door een zogenaamde ‘bijzondere inlichtingenmethode’ na vijf jaar hiervan op de hoogte te stellen. Dat stelde het Grondwettelijk Hof nog vast in 2011. Werk aan de winkel voor die parlementsleden die liever niet verdwalen in het spiegelpaleis van de Staatsveiligheid.
Bron » De Morgen | Mathias Vermeulen