Nog altijd is de afdeling in Luik de grootste van de hele Parti Socialiste. Toch hebben de Luikse socialisten amper nog macht, niet in de partij, niet erbuiten. Een nieuw boek vertelt het zinderende verhaal van die neergang.
“And the butchery begins” – “Laat de slachtpartij starten”, aldus spreekt de vileine machtspoliticus Frank Underwood in de tv-serie ‘House of Cards’ over zijn bloedige mars door de instellingen. Het citaat had ook aan het begin van ‘Histoire secrète du PS Liègeois’ kunnen staan, een fascinerend verslag van opkomst en verval van de Parti Socialiste in Luik van François Brabant, politiek journalist bij het Franstalige weekblad Le Vif.
De woorden zijn er zelfs letterlijk van toepassing, want het boek begint met een bijna cinematografische reconstructie van de moord op André Cools op 18 juli 1991 op een parkeerplaats in Luik. Voor François Brabant is de gewelddadige dood van deze titaan van het Luikse socialisme de eerste dominosteen die valt in een adembenemende lange rij.
Die heeft uiteindelijk ’s lands grootse afdeling van de PS gebracht waar ze vandaag staat: op het zijspoor van de macht. De laatste Luikse PS-vicepremier was Laurette Onkelinx, maar die vluchtte naar Brussel in 2001. De laatste overblijvende sterke man, Jean-Claude Marcourt, mocht ook in deze regeerperiode alweer geen minister-president worden.
Dat de Luikse PS in de eigen partij gewantrouwd en geïsoleerd staat, heeft ze grotendeels aan zichzelf te danken. Met een smakelijk oog voor detail reconstrueert Brabant clanoorlog na clanoorlog. De onderlinge haat gaat ver. Zo zou Michel Daerden zijn rivaal en nierpatiënt Guy Mathot bewust afgemat hebben met slopende vergaderingen, tot de vervroegde dood erop volgt. In steeds wisselende allianties maken de Luikse socialisten elkaar af, tot angst en afkeer van de rest van de partij.
André Cools is niet de enige die ook letterlijk ten onder gaat in die hevige interne strijd. Drie van zijn meest getalenteerde en populaire opvolgers overlijden vroegtijdig in verschillende omstandigheden. Eerst Alain Van der Biest, vanop wiens kabinet de moord op Cools werd geregeld. Van der Biest, een tijdlang zelf verdacht van betrokkenheid als opdrachtgever, kan de verdachtmakingen niet meer aan en pleegt in 2002 zelfmoord.
Maar ook over Guy Mathot en Michel Daerden moet inmiddels in de verleden tijd gepraat worden, allebei gestorven aan een te gulzig leven waarin macht niet de enige verslaving was. “Ik heb sloten geld verdiend. Ik heb geneukt met alle vrouwen die ik wou. Ik heb alle mandaten veroverd die ik najoeg. Maar ik heb een kloteleven gehad”, citeert Brabant de in 2012 overleden Daerden.
Van Daerden, maar ook van Van der Biest of Mathot toont ‘Histoire secrète’ een veelzijdiger, menselijk beeld dat zeker in Vlaanderen amper bekend is. Guy Mathot, gestorven in 2005, bijvoorbeeld blijkt behalve een magneet voor affaires, ook een erg gewaardeerd en sluw strateeg geweest te zijn. De slimste van allemaal, maar verraden door zijn temperament.
Michel Daerden, stinkend rijk geworden als revisor van door de PS gecontroleerde overheidsinstellingen, wordt dan weer neergezet als een ware machtspoliticus. Een Frank Underwood van vlees en bloed, die zich lang met machtsconcentratie achter de schermen moest tevreden stellen, omdat hij … geen déclic maakte bij het grote publiek. Tot zijn gefilmde en op YouTube verspreide dronkenmansinterview na de verkiezingen van 2006 en hij plots een symbool van rebelse antipolitiek wordt. Eindelijk is Daerden beroemd, maar politiek kalft zijn macht juist af en het resterende vedettisme betekent zijn fysieke ondergang: Caesar wordt Caligula.
Te makkelijk wordt de Maas-variant van de Parti Socialiste gevangen in het cliché van maffia. De PS in Luik is geen georganiseerde bende van misdadigers. Wat ze met de maffia wel gemeen heeft is de structuur in clans, die elkaar bekampen om de macht maar evengoed ook weer kunnen samenspannen tegen een gemeenschappelijke vijand, in dit geval meestal elders binnen de eigen partij. Dit boek nuanceert fel het (Vlaamse) beeld van de PS als een hiërarchische, eenkennige machine. Geen enkele voorzitter, ook Di Rupo niet, kan, durft of wil de Luikse afdeling onder de knoet houden.
Die brutale politieke stijl vindt wellicht mede haar oorsprong in de nog verse arbeidersachtergrond van de meeste protagonisten. Velen, zoals burgemeester Willy Demeyer, Gaston Onkelinx of Michel Daerden, komen uit een arbeidersbroek geschud, uit de ruwe, industriële agglomeratie van Luik.
Dat brengt ook machismo mee. Vergaderingen worden er belegd in achterafzaaltjes van de lokale sporthal, waar de enige gedulde vrouwelijke aanwezigheid komt van kortgerokte secretaresses die de overvloedige wijn aanreiken.
Geen wonder dat Laurette Onkelinx er, eens ze de top bereikt heeft als vice in de paars-groene regering, vertrekt. Haar verhuizing naar de hoofdstad heeft met haar privéleven te maken en met de (geslaagde) missie om de PS ook weer in Brussel op de kaart te krijgen maar ook met een vlucht voor die voortdurende en zelfvernietigende machtsstrijd.
Wat dit boek vandaag politiek relevant maakt, is het inzicht dat er met de sneuvelende poppetjes in Luik ook een methode van politiek bedrijven aan het verdwijnen is. De neergang van de Luikse (en Waalse) economie afstoppen was de oprechte politieke drijfveer van de generatie-Cools.
Als linkse interventionisten dachten Cools en zijn volgelingen dat te bereiken door de overheid in zo veel mogelijk sectoren zelf te laten tussenkomen. Het marshallplan van Marcourt in de Waalse regering is daar de, zeg maar, links-liberale update van.
Het palmares van de authentieke ‘Luikse’ variant van overheidseconomie is op zijn best verdeeld te noemen. De creatie van de Waalse nutsmastodont Tecteo, actief in windmolens en digitale tv en alles daartussen, zou je een succes kunnen noemen. De besteding van het vele overheidsgeld heeft daarnaast ook aangezet tot misbruik en onkunde. Luik zelf is een prachtig gerenoveerde stad, maar de grensgemeentes als Seraing, Herstal of Saint-Nicolas blijven industriële kerkhoven van massawerkloosheid.
Niet alleen de nazaten van Cools zijn ‘op’, ook hun verhaal is dat. De opkomst van de radicale PTB in de Luikse buitenwijken illustreert pijnlijk dat veel kiezers de beperkingen van het bestuurlijke PS-discours inzien. En nu de partij federaal in de oppositie zit, wordt zelfs dat bestuurlijke verhaal moeilijker om te vertellen.
Een politieke thriller die smeekt om verfilming, een brutaal shakespeareaans machtsdrama en bovenal een uitzonderlijk voorbeeld van hedendaagse politieke geschiedschrijving: Histoire secrète du PS Liègeois is het allemaal.
De vaderlandse politiek heeft een literaire geschiedenis van wegwerpboekjes uit kiescampagnes en interessante memoires, maar amper van journalistieke geschiedschrijving – Hugo De Ridder terzijde. François Brabant illustreert treffend hoe jammerlijk dat is. Zoals ze op Twitter zeggen: #mustread.
Bron » De Morgen