De Leuvense wetenschapper Wim Van de Voorde rekende het ooit eens voor op grond van de vaststelling dat in België bij slechts een half procent van alle overlijdens een wetsdokter wordt opgevorderd. In Duitsland was dat vroeger 2 procent, en dat vonden ze daar niet zo denderend. Ze vonden het zelfs alarmerend weinig, want na een grootschalige double check kwamen ze erachter dat boven het jaarlijks vrij stabiele cijfer van 1.500 moorden, er nog eens 1.300 moeten worden bijgeteld waar niemand iets van had gemerkt.
Professor Van de Voorde deed de berekening over voor België en zijn conclusies zijn een beetje beangstigend. Naast elke in ons land gepleegde moord worden er nog eens 1,2 gepleegd die kunnen worden benoemd als perfect. Naast zo’n 170 moorden die jaarlijks door de politie worden opgemerkt, blijven er dus zo’n 200 onder de radar. Want eerder dan zijn medemens om te brengen met een mes of een pistool, bedient de moordenaar zich ook weleens van een discreet duwtje, een pilletje of een prikje insuline. En dan is de kans blijkbaar groot dat de politie niets verdachts opmerkt.
Niet alleen gaat het ongestraft plegen van een moord haast nergens zo vlot als in België, het is in Europa ook ver – en vooral zuidelijk – zoeken naar een land waar de kans zo groot is dat het ook nog eens gebeurt terwijl er een politieman op staat te kijken. Met 4,2 politiemensen per 1.000 inwoners torenen wij ver boven buurlanden als Frankrijk (3,5), Duitsland (3) en Nederland (2,3) uit. Wij zijn het land waar je een handtasdiefstal of een auto-inbraak slechts gaat melden omdat je een attest nodig hebt voor de verzekeringen en waar de agent begint te lachen als je vraagt of er een kans is dat de dader wordt opgespoord. Wij schurken op de Europese landkaart eerder tegen Portugal (4,4), Italië (4,6) en Griekenland (4,9) aan dan tegen die landen waarover professor Van de Voorde met de statistiek in de hand kan aantonen dat het echt niet slim is om er iemand te vermoorden.
Het komt in grote lijnen hierop neer dat er in landen met relatief weinig politiemensen per 1.000 inwoners, zoals Finland (1,4), Zweden (2) en Engeland (2,3), een erg grote ophelderingsgraad is bij moorden, en als logisch gevolg ook bij minder extreme misdaadvormen. Eigenlijk laat elke statistiek, elk wetenschappelijk onderzoek, hetzelfde zien. Hoe groter het korps, hoe minder efficiënt het is. Of zoals hoogleraar Cyrille Fijnaut al jaren betoogt: “Een sterk politiekorps is geen kwestie van aantallen, maar van organisatie, efficiëntie en opleiding.”
Nu wil minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) agenten op muziekfestivals vervangen door stewards en nog meer soldaten nog meer openbare gebouwen laten bewaken. Het aan huis bezorgen van gevonden portefeuilles is dan weer een taak die hij wil overhevelen naar de postbodes. Eerder werd ook geprobeerd om postbodes in een proefproject te laten zoeken naar gestolen fietsen, maar dat is om niet nader toegelichte redenen stopgezet.
We kunnen eindeloos blijven doorgaan met het bedenken van taakjes die soldaten bij gebrek aan oorlog en postbodes bij gebrek aan brieven opnieuw een gevoel van eigenwaarde kunnen bezorgen, maar de meest zinnige bedenking bij het plan-Jambon flitste gisteren voorbij op sociale media: “Als de post gestolen goederen gaat thuisbrengen, kan de politie dan misschien de post komen ronddelen?”
In tien jaar tijd steeg het aantal Belgische politiemensen volgens Eurostat van 36.318 naar 46.784. Ze zijn nu al met meer dan de soldaten (35.000) en de postbodes (10.000) samen. Jammer dat dat niet bestaat, populair worden met de vaststelling dat we nu zo stilaan misschien genoeg agenten hebben.
Bron » De Morgen