“Interne ruzie door ongelijkheid”

Dat besparingen justitie doen kreunen, is de voorbije afleveringen overduidelijk geworden. Dat wil niet zeggen dat er geen hervormingen mogelijk zouden zijn, bijvoorbeeld bij assisen of de vredegerechten. Al is er grote onenigheid: “Moet justitie volgens een pure marktlogica werken?”

Waarover zowat iedereen van de zetel het eens is? Het hof van assisen, nochtans de meest in de media opgevoerde rechtbank, waar moord en doodslag worden berecht en alle grote strafpleiters hun reputatie maken. Bruno Luyten (63), eerste voorzitter van het hof van beroep in Antwerpen: “Hoe resoluut wil je dat ik ‘afschaffen’ roep?” (lacht)

“Ik heb de berekening gemaakt”, stelt Antoon Boyen (64), eerste voorzitter van het hof van beroep in Gent. “En niemand heeft me vooralsnog tegengesproken: door de zowat 80 assisenzaken per jaar te correctionaliseren, kan men het loon van 34 magistraten uitsparen. Zet die over de vijf hoven van beroep, en ons schrijnend personeelstekort ziet er al heel anders uit.”

Het is nochtans de laatste rechtbank waar de burger iets te zeggen heeft, en niet de ‘kaste’ der magistraten.

Boyen: “Dat betekent dat er een reden zou zijn voor fundamenteel wantrouwen tegenover die kaste van magistraten. Waarom zijn we dan wel goed genoeg voor 1,1 miljoen andere vonnissen en arresten die jaarlijks worden geschreven? Ik heb 23 assisenzaken gedaan en ik heb nooit een verrassing meegemaakt, een jury die anders besliste dan ik zou hebben gedaan. Ik heb 300 juryleden gezien, en de eerste dag waren die allemaal ambetant, want ze worden geplukt en daar neergezet voor een week. Vanaf dag twee werkten die mensen goed mee en op het einde van de rit is er nooit iemand geweest die me zei dat hij zijn tijd had verspild. Ze namen allemaal een verrijkende ervaring mee, hadden allemaal ook veel meer respect voor wat de rechterlijke macht doet. Dus als opvoedingsmiddel over wat justitie werkelijk doet, is het niet eens zo slecht. Alleen kost het wat veel.”

Luyten: “Assisen blokkeert bij mij permanent twee kamervoorzitters voor twintig zaken per jaar.”

Assisenpleiters reageren dat er tegen iedere uitspraak beroep zal komen, omdat het om zaken van leven en dood gaat. Dus in plaats van één proces krijg je er per zaak twee.

Boyen: “Daarmee heb ik rekening gehouden in mijn berekening, dat er telkens hoger beroep zou zijn, ook al zal dat niet eens zo zijn. Maar dan nog kost assisen het vijfvoudige van een correctioneel proces, beroep inbegrepen. Nogmaals, daar ligt een budget voor de aanwerving van 34 magistraten beschikbaar. Als je ziet dat je niet genoeg mensen hebt om zelfs maar de kerntaken gedaan te krijgen, en je ziet hoeveel mankracht voor assisen moet worden opgeofferd, dan is het toch tijd om het anders aan te pakken?”

Luyten: “Het klopt ook niet, zeggen steeds meer internationale instanties: de zwaarste straffen in dit land, want die vallen toch meestal in assisen, zijn de enige waartegen je niet in beroep kunt gaan.”

“Het is toch gek dat je voor de zaken met de hoogste straffen professionelen uitsluit en met leken werkt”, stelt Bart Willocx (46), voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in Antwerpen. “Sommige assisenzaken kun je in twee uur pleiten. Er zijn forensische bewijzen, de beklaagde bekent. Je weet waarom iemand het heeft gedaan, er zijn al dan niet verzachtende omstandigheden. Klaar toch? Waarom moeten de hele straat, ex-partners, werkgever, kleuterjuf en wie weet ik nog een hele week komen getuigen wat voor een karakter iemand heeft? En waarom moeten ook nog alle mogelijke verslagen en pv’s worden voorgelezen?”

Eenheidsrechtbanken

Veel meer discussie is er over de vredegerechten. In Nederland wordt in heel het land recht gesproken in 30 gebouwen, in België in meer dan 250. Dat heeft alles te maken met de 187 vredegerechten, die bijna elk in hun eigen gebouw zetelen. Als de rechtbanken van eerste aanleg de onder personeelsgebrek kreunende grootwarenhuizen van justitie zijn, dan zijn de vredegerechten de comfortabel draaiende buurtwinkels. Kun je die dualiteit volhouden?

Boyen: “Het is genuanceerder dan dat: minstens de helft van de grotere kantons is ook zeer zwaar om te runnen. Er zijn er veel die een normale werkweek hebben, en er zijn er ook – niet zo veel, maar ze bestaan – waar het heel rustig leven is. Maar dat beeld wordt gretig gebruikt om te suggereren dat alle magistraten het best goed hebben. Ik stel vast dat men vooral besparingen zoekt waar men de minste weerstand verwacht. Onze vrederechters zijn bekend om hun lobbycapaciteit, daar zal men iets minder snel gaan. Ook omdat de meeste lokale politici eraan houden ‘hun’ vredegerecht te houden.”

Luyten: “De vrederechter is nuttig en laagdrempelig, de mensen vinden er makkelijk hun weg naartoe. Maar de organisatie kan efficiënter. Kapellen, Brasschaat en Ekeren zijn vredegerechten die op een boogscheut van elkaar liggen. Daar kun je moeiteloos iets doen zonder in te boeten op toegankelijkheid, en dat weten ze zelf ook wel.”

Willocx: “Wij hebben gemiddeld minder dan één griffier per rechter, een vrederechter gemiddeld drie. De vergelijking loopt mank en ik wil er geen bij hen afpakken, maar mag ik er wel eentje meer? Je kunt in een organisatie niet met twee maten en gewichten werken.”

André Van Praet (62), afdelingsvoorzitter van de rechtbank in Mechelen: “Maar dat durven we niet goed te zeggen, want dan is het ruzie in de groep. Die ongelijkheden zorgen voor interne strubbelingen, dat mag je niet ontkennen: rechters van eerste aanleg gaan nadenken of ze niet beter postuleren voor vrederechter. Een griffier van een jeugdrechtbank die een hele avond en nacht heeft zitten zoeken naar een plek, en een kind nog niet geplaatst heeft gekregen, denkt ook na of er geen leukere jobs te vinden zijn. Dat zijn menselijke overwegingen die je niemand kwalijk kunt nemen. Dus waar je al de grootste tekorten hebt, krijg je ook nog eens de grootste uitstroom van mensen.”

Willocx: “Men heeft dat niet durven aan te pakken in de hervorming. Men heeft de rechtbanken wel gefuseerd per provincie, maar men heeft het niet aangedurfd eenheidsrechtbanken te organiseren, waarin ook vredegerechten, arbeidsgerechten en koophandel worden opgenomen. Men doet nu entiteiten samenwerken van Antwerpen tot Tongeren en van Veurne tot Dendermonde. Maar op iedere plaats waar in hetzelfde gerechtsgebouw iedereen hetzelfde doet, namelijk geschillen beslechten, blijven verschillende rechtbanken volledig apart functioneren. Dat krijg je aan externen niet uitgelegd, dat je in elk van die plaatsen volledig afzonderlijk functionerende griffies voor de arbeidsrechtbank, de rechtbank van koophandel, de vrede- en politierechtbank én de rechtbank van eerste aanleg hebt. Die dus allemaal grotendeels hetzelfde doen. Een beetje meer samenwerking zou de eigenheid van die rechtbanken toch niet schaden?”

Boyen: “Maar dan stuit op je op weerstand. Van de afgevaardigden van de sociale partners bijvoorbeeld, die als lekenrechter naast een beroepsmagistraat in arbeidsrechtbanken zetelen – een soort bijzittende rechter voor arbeids- en sociale conflicten. Zij wilden absoluut niet opgaan in zo’n eenheidsrechtbank, want dan zou hun functie zijn weggevallen, en die conflicten alleen nog door beroepsmagistraten worden behandeld. Oké, misschien zullen daar wel inhoudelijke argumenten voor zijn, maar aan de andere kant kost iedere kleinere en aparte structuur natuurlijk ook extra geld.”

Luyten: “De eenheidsrechtbank was in 1967 al het plan van toenmalig koninklijk commissaris voor de gerechtelijke hervorming, Van Reepinghen. Dus we praten daar al bijna vijftig jaar over. Nu, ook de arbeidsrechtbanken werken hard. Misschien niet in het onmenselijke tempo van sommige rechtbanken van eerste aanleg, maar het kan geen argument zijn om iedereen naar het niveau van de grootste werkdruk te brengen. Maar het klopt: je had in dit land tot vorig jaar arbeidsrechtbanken met twee magistraten, waarbij de ene dan de voorzitter was van de andere.”

Lola Boeykens (57), eerste voorzitter van het arbeidshof Antwerpen: “Ik ben er absoluut niet van overtuigd dat schaalvergroting voor alle mogelijke problemen de fantastische oplossing is. Ik huiver een beetje van grote, logge en moeilijk te sturen rechtsfabrieken, waar alles wordt gedaan. Dan verlies je de dynamiek en de eigenheid van kleinere organisaties. Bij de arbeidsrechtbanken is bijvoorbeeld het systeem van lekenrechters een garantie dat je ook de stem van het bedrijfsleven hoort. Die vakbondsman en de werkgever die samen met mij zetelen, zijn een enorme meerwaarde. Wat is bijvoorbeeld een fout die onmiddellijk ontslag rechtvaardigt? Daar zit altijd ruimte voor interpretatie. Alle sociale partners zijn overigens heel tevreden over het systeem. Als het goed werkt, waarom zou je het dan veranderen?”

Omdat zo’n werkcomfort moeilijk houdbaar is wanneer men een rechtbank verderop verzuipt.

Boeykens: “De personeelstekorten zijn zeer ongelijk verdeeld over de rechtbanken. Maar die ongelijkheid wegwerken door overal een tekort te creëren, zal justitie niet beter doen werken. Is het niet veel logischer om er net voor te zorgen dat men meer armslag creëert bij de meest onderbemanden?

“Ik geloof ook niet in de eenheidsrechtbank met de polyvalente magistraat. Je kunt niet goed zijn in alles. In het arbeidshof is er al niemand meer te vinden die in alle domeinen van arbeids- en sociaal recht thuis is. Wij zijn supergespecialiseerd en zitten tegenover advocaten die dat ook zijn: er zijn vennootschappen waar meerdere advocaten zich alleen maar bezighouden met contracten over extralegale pensioenregelingen voor werknemers. Dat is juridische spitstechnologie, waar je als allround magistraat geen antwoord op zou hebben. Nu heb ik dat wel, maar kom mij niet vragen om in te springen bij een correctionele kamer. Ik heb een bloedhekel aan strafrecht, ik ben daarin in 25 jaar geen dag actief geweest, ik ken daar minder van dan een pas afgestudeerde. Ben ik dan de oplossing voor het personeelstekort bij een correctionele kamer?”

“Als je vertrekt van een structureel tekort, dan is er inderdaad de verleiding om dat proberen op te lossen door met ‘pionnen’ te schuiven. Maar veel logischer is toch ervoor te zorgen dat je overal genoeg en goede mensen hebt? De vraag is alleen of je nog middelen wilt vrijmaken voor een goed functionerende justitie.”

Wat vinden de vrederechters nu zelf van de kritiek van hun collega’s? Joëlle Colaes (59), voorzitter van de vrede- en politierechters in de provincie Antwerpen: “Ik geef toe dat er twintig jaar geleden, in de vette jaren, vredegerechten dicht bij elkaar zijn gecreëerd waarvan je je vandaag afvraagt of ze nog echt nodig zijn. Maar wij hebben die niet gemaakt, wel lokale parlementsleden die een vredegerecht in hun achtertuin wilden. Over die uitzonderingen moet je durven te praten, maar daarom moet je het kind niet met het badwater weggooien. Want je vindt in heel België geen tien mensen die ontevreden zijn over de werking van de vredegerechten. Net omdat we zo dicht bij de mensen staan en de drempel zo laag ligt.”

Een voorbeeld: iedere inwoner van Willebroek koopt zijn meubels bij Ikea in Aartselaar, tien kilometer verderop. Nog iets verder en hij rijdt het gerechtsgebouw van Antwerpen binnen. Waarom dan een vredegerecht met apart gebouw in Willebroek?

Colaes: “Het publiek van de vrederechter is niet dat van Ikea. Het gaat om mensen die heel kwetsbaar zijn, die in strenge schuldbemiddeling zitten. Vaak pure en schrijnende kansarmoede. Ga met me mee op plaatsbezoek in het vierde kanton in Antwerpen (gebied tussen de Scheldekaaien en Park Spoor Noord, en verder tot Ekeren, YD) en je weet niet wat je meemaakt. Het zijn ook heel vaak mensen die zich geen advocaat of een auto kunnen veroorloven. We zien hen voor van alles en nog wat, lang niet alleen voor juridische problemen.”

Drie griffiers voor een vrederechter in een landelijk kanton, terwijl de griffies op eerste aanleg moeten sluiten in de namiddag omdat er geen volk is, dat kan toch niet?

Colaes: “Er zijn historisch hier en daar dingen scheefgegroeid, maar er is ook bereidheid om het debat te openen. Ik ben er niet tegen om enkele kleinere kantons te laten uitdoven, wanneer de vrederechter daar op pensioen gaat, bijvoorbeeld. Maar moet justitie volgens een pure marktlogica werken: alleen grootwarenhuizen, niet langer buurtwinkels?”

“Onze laagdrempeligheid ligt net in de nabijheidsfactor. Zij kennen jou, en jij leert je kanton kennen, je ziet als eerste trends opduiken: ik zit nu met een toenemend aantal schijnscheidingen in plaats van schijnhuwelijken: mensen die komen vragen om afzonderlijke woonst, die op papier uit elkaar gaan om allebei het statuut van alleenstaande te hebben. Pas als je dat opmerkt, kun je ertegenin gaan, beslissen met kennis van zaken. Als je alle vredegerechten in één arrondissementeel gerechtsgebouw bij elkaar brengt, dan ga je veel terreinkennis en fijngevoeligheid verliezen. En dus ook de algemene klantentevredenheid die er vandaag is.”

“Bovendien rekent men alleen onze kosten aan, maar ziet men niet wat we opbrengen: geen enkele rechtbank brengt zo veel verzoeningen tot stand. Wel, iedere verzoening is een zaak minder die binnenkomt op een andere rechtbank, en dat zijn er duizenden per jaar. Moet je wat goed is en goed werkt opgeven omdat men op eerste aanleg aan het verzuipen is?”

“Natuurlijk kunnen we bekijken hoe we het goedkoper en efficiënter kunnen maken. Je kunt meer kantons bedienen door griffies in bepaalde mate te centraliseren of mobieler te maken, nabijgelegen vredegerechten in één gebouw samenbrengen, er zijn zelfs kantons die kunnen uitdoven. Maar het waardevolle van het vredegerecht, de nabijheidsjustitie, ga je daarvoor toch niet weggooien?”

De huidige politieke correctheid wil dat de onderkant van de samenleving, indien al niet zelf verantwoordelijk voor zijn lot, het zelf moet oplossen. Een mededogende rechter is niet meer in de mode.

Colaes: “Dat is mooi gezegd, de rechter van het mededogen. Dat zijn we voor een groot deel van de bevolking, ja. De enige toegangspoort die ze mobiel, financieel en intellectueel kunnen en durven binnen te stappen. De vrederechter is net gewaardeerd omdat hij juridisch correcte beslissingen neemt die ook praktisch en billijk in hun uitvoering zijn. Wil men publieke middelen aan kwaliteitsvolle juridische basisdienstverlening geven of niet? Dat is de basisvraag. Of gaan we justitie alleen nog organiseren voor wie het zich toch al moeiteloos kan veroorloven?”

En nu? In de plannen voor het gerecht staat grotere autonomie voor de zetel. Dat moet dan gebeuren door korpschefs en het nieuwe College van hoven en rechtbanken. Kijken jullie ernaar uit?

Boeykens: “Als het de bedoeling is dat we alleen moeten optreden als verdelers van armoede, dan zullen ze geen kandidaten vinden.”

Boyen: “Als je de tekorten aan mensen en middelen van vijf provincies, Cassatie, de hoven, eerste aanleg, politierechtbanken, vredegerechten, koophandel, arbeidsrechtbanken, parket en noem maar op, gaat versnipperen over evenveel directiecomités, dan ben je nog slechter af. Dat zullen dan uiteindelijk alleen maar OCMW’s worden, beheerders en verdelers van miserie, die noodgedwongen ook nog eens met elkaar moeten concurreren. Dat heet dan officieel een beheersovereenkomst die ons zal verzelfstandigen. Excuseer, maar voor zo’n rol passen we.”

Bron » De Morgen | Yves Desmet