Patrick Duinslaeger (63), procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, is overleden. Duinslaeger leed al een hele tijd aan een slepende ziekte. Het nieuws wordt bevestigd door het Hof. Hij werd in 2013 procureur-generaal bij Cassatie, na een rijkgevulde en gevarieerde carrière.
Duinslaeger studeerde in 1978 met hoogste onderscheiding af als licentiaat in de rechten aan de Vrije Universiteit Brussel en trok na twee jaar als advocaat aan de balie naar het Brusselse parket, waar hij substituut werd na drie jaar als gerechtelijk stagiair. In 1988 werd hij tot eerste substituut benoemd en in 1991 tot substituut-procureur-generaal bij het Brusselse parket-generaal.
In die functie vervulde Duinslaeger de rol van nationaal magistraat, bevoegd voor de nationale en internationale coördinatie van de strijd tegen het groot banditisme, terrorisme, georganiseerde criminaliteit en drughandel. Na hem volgden Johan Delmulle en de huidige federale procureur Frédéric Van Leeuw.
Tussen 1995 en 1997 was Patrick Duinslaeger verbindingsmagistraat bij het Internationaal Strafhof van ex-Joegoslavië en het Internationaal Strafhof voor Rwanda. In 1997 klom hij op tot advocaat-generaal bij het Brusselse parket-generaal en tussen mei en juli 1999 was hij ‘ad hoc’-rechter in het Internationaal Strafhof in Den Haag.
Sinds 1999 was Patrick Duinslaeger advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie, waar hij in december 2012 tot eerste advocaat-generaal werd benoemd.
In 1998 en 1999 was hij de kabinetschef van de toenmalige minister van Justitie, Tony Van Parys. Hij begeleidde ook verschillende universitaire onderzoeksprojecten rond politie en justitie, werkte mee aan de oprichting van het federaal parket en verscheen als getuige of expert in onder meer de parlementaire onderzoekscommissie naar de Bende van Nijvel en de Dutroux-commissie.
Opmerkelijke mea culpa
In zijn eerste mercuriale als procureur-generaal bij Cassatie sloeg Duinslaeger meteen een opmerkelijke mea culpa. Hij erkende dat heel wat van de kritiek op Justitie de voorbije jaren terecht was en suggereerde zelfs om verontschuldigingen aan te bieden. Tegelijk wees hij erop dat het falen niet alleen aan het gerechtelijk apparaat te wijten is.
Vorig jaar stelde hij vooral de gebrekkige financiering van Justitie aan de kaak. Hij klaagde niet alleen aan dat het Belgische gerecht onvoldoende financiële middelen heeft om zijn taken naar behoren uit te voeren, maar nam ook de nieuwe financieringsmethode via gesloten financieringsenveloppes op de korrel. “De democratie, en justitie als één van haar voornaamste pijlers, heeft een prijs”, waarschuwde hij.
In 1978 studeerde hij met hoogste onderscheiding af als licentiaat in de rechten aan de Vrije Universiteit in Brussel. Na twee jaar trok hij als advocaat aan de balie naar het Brusselse parket, waar hij na drie jaar als gerechtelijk stagiair substituut werd. In 1988 werd hij tot eerste substituut benoemd en in 1991 tot substituut-procureur-generaal bij het Brusselse parket-generaal.
Tussen 1995 en 1997 duidde de minister van Justitie Patrick Duinslaeger aan als verbindingsmagistraat bij het Internationaal Strafhof van ex-Joegoslavië en het Internationaal Strafhof voor Rwanda. In 1997 klom hij op tot advocaat-generaal bij het Brusselse parket-generaal en tussen mei en juli 1999 was hij ‘ad hoc’-rechter in het Internationaal Strafhof in Den Haag.
In 1998 en 1999 was hij de kabinetschef van de toenmalige minister van Justitie. Hij begeleidde ook verschillende universitaire onderzoeksprojecten rond politie en justitie, werkte mee aan de oprichting van het federaal parket en verscheen als getuige of expert in onder meer de parlementaire onderzoekscommissie naar de Bende van Nijvel en de Dutroux-commissie.
Bron » Gazet van Antwerpen