Jean-Jacques Cassiman heeft op 79-jarige leeftijd de strijd tegen kanker verloren. De charismatische geneticus was een van de grondleggers van het forensisch DNA-onderzoek in ons land.
Na een studie Medische Wetenschappen aan de KU Leuven behaalt Cassiman in 1967 zijn diploma. Meteen daarna trekt hij naar Stanford University waar hij vijf jaar bijkomende onderzoek doet naar de menselijke genetica, iets wat toen nog in de kinderschoenen stond. Terug in België start Cassiman zijn carrière bij het Centrum Menselijke Erfelijkheid van de KU Leuven.
Zelf zei Cassiman daarover tegenover wetenschapsblad EOS: “Toen ik op het Centrum begon, had erfelijkheidsonderzoek niet veel meer om het lijf dan een stamboom maken van ouders die een kind hadden met een afwijking.” DNA-tests zoals we die vandaag kennen en slechts een druppeltje speeksel of een haarlok nodig hebben om iemand te identificeren bestonden destijds nog niet. Pas in 2003 ontrafelden wetenschappers voor het eerst het volledige menselijke genoom.
Bende van Nijvel
De grote doorbraak komt er in 1985, in hetzelfde jaar dat de Bende van Nijvel voor het laatst toeslaat. Britse wetenschapper Alec Jeffreys slaagt er voor het eerst in om een DNA-profiel te extraheren uit menselijk cellen. Meteen gaat Cassiman bij hem in de leer. Cassiman ziet groot potentieel in de technologie en richt in 1988 het eerste forensische DNA-labo van ons land op aan de KU Leuven. Op die manier is Cassiman (on)rechtstreeks verantwoordelijk voor het oplossen van tal van moordzaken.
Professor Ronny Decorte is momenteel hoofd van het labo en heeft 20 jaar lang nauw samengewerkt met Cassiman. “Wij waren de pioniers in België, het forensisch onderzoek in ons land heeft alles aan Jean-Jacques te denken”, zegt hij. “De uitvinding van PCR-toestellen in 1985 was baanbrekend. Vandaag kennen we deze technologie van de coronatest. PCR-tests worden ook ingezet om met slechts een heel kleine hoeveelheid DNA, bijvoorbeeld van een bloedspoor, een dader te identificeren”, voegt Sofie Claerhout, onderzoekster in het labo van Decorte, eraan toe.
In 1998 worden alle tot dan toe bekende verdachten van de Bende van Nijvel opgeroepen voor een DNA-onderzoek. Cassiman slaagde er in DNA terug te vinden op een sigarettenpeuk uit de auto van een door de Bende vermoorde taxichauffeur. Tot een doorbraak kwam het echter nooit. In tal van andere cold cases slaagde Cassiman er wél in om het verschil te maken. De zaak-Pándy is één van de meest spraakmakende voorbeelden.
Cold Case opgelost: Hongaarse seriemoordenaar en Kortrijkse roofmoord
De Hongaarse dominee András Pándy verhuisde in 1985 naar België. Pándy vermoordde begin jaren ‘90 zijn twee ex-vrouwen en vier kinderen en stiefkinderen. Bovendien verkrachtte hij drie van zijn dochters. Seriemoordenaar Pándy loste hun lijken op in een bad met ontstoppingsmiddel. Op enkele beenderen na, zoals vingerkootjes en een dijbeen, waren de lichamen opgelost. Het was dankzij DNA-onderzoek van Cassiman dat werd aangetoond dat Pándy effectief een kind had verwekt bij één van zijn dochters, wat de doorbraak was voor zijn veroordeling in 2002.
Wetenschapper van het volk
Cassiman drukte niet alleen zijn stempel op het forensisch onderzoek, maar “leerde zijn volk DNA kennen”, klinkt het bij geneticus Maarten Larmuseau. “Hij was een voorbeeld voor me en opeens mocht ik als jonge onderzoeker nauw met hem samenwerken”, zegt Larmuseau.
“Hij stapte bewust uit zijn ivoren toren en legde op zeer toegankelijke manier feilloos de complexiteit van DNA uit aan een breed publiek. Zijn impact reikt heel wat verder dan de wetenschap, hij mengde zich in het publieke debat op een manier waar veel academici vandaag nog veel van kunnen leren.”
Bron » De morgen