De nacht na het bloedbad in Aalst ziet een vrouw mannen nabij het hellend vlak van Ronquières zakken in het kanaal dumpen. Een jaar later vissen speurders er de Bende-wapens op en 3,6 kilo halve frankjes.
Op dinsdag 12 november 1985 rinkelt om 9 uur de telefoon bij de rijkswacht in ’s Gravenbrakel. Eerste wachtmeester Cestaro neemt op. Een damesstem meldt “bizarre feiten” in de nacht van zondag op maandag in de zwaaikom van Fauquez, een driehoek in het kanaal Brussel-Charleroi op een kilometer of twee van het hellend vlak van Ronquières. Ze heeft het over “een komen en gaan van mannen en auto’s”.
11 november is een feestdag, er zijn geen kranten. Op dinsdag zijn die er wel en staan ze bol van het bloedbad in Aalst. De vluchtwagen is ontdekt, in het bos van Houssière in ’s Gravenbrakel, op vijf kilometer van waar de dame die ochtend de rijkswacht belt. Het uitgebrande wrak van de donkergroene Golf GTI is op maandagochtend opgemerkt door een jogger.
Getuige O.
Rijkswachter Cestaro bemant in zijn eentje de brigade en vraagt bijstand aan de collega’s uit Zinnik. Daar worden Jacques Lebacq en Thierry Gondry erop uitgestuurd om te gaan rondneuzen aan de zwaaikom.
Het is een verlaten plek. De enige tekenen van leven zijn een oude frituur en een caravan. De rijkswachters kloppen aan en maken kennis met de 43-jarige Fransman O. Naast frieten bakken repareert O. ook bootjes. Vorige zomer is er een gepikt en sindsdien slaapt hij in de caravan met een .22 karabijn onder zijn matras. “Zeker”, zegt O. als hem wordt gevraagd of hij zondagnacht iets verdachts zag. “Het was rond middernacht”, zo wordt O. geciteerd in het proces-verbaal van de rijkswachters. “Mijn aandacht werd gewekt door twee voertuigen die dicht bij het kanaal stilstonden. Het ene was een Golf GTI, die ik kon herkennen aan zijn vier koplampen. Hij was groen, of blauw. Het andere voertuig was groter en had een lichte kleur. De auto’s stonden met de achterkant naar het kanaal. Daarrond waren mensen bezig iets te doen. Eén gebruikte een zaklamp, de twee anderen liepen heen en weer. Na ongeveer een kwartier zijn ze weggereden.”
O. maakt later een schets van wat hij zag. Links de ene auto, rechts de Golf. Het rechthoekje met de twee streepjes rechtsonder is de caravan van waaruit hij met de deur op een kier en de karabijn in aanslag heeft toegekeken. Hij herkende een Golf GTI, dacht meteen aan Aalst en hield zich stil.
Lebacq en Gondry wandelen wat langs de oever. Hun ogen vallen op snippers karton, in stukjes geknipt. Het zijn restjes van munitiedoosjes van de merken Legia en Remington. De bende heeft drie dagen eerder met Legia-munitie geschoten in Aalst. “De stukjes karton zijn nat”, zegt het pv. “Wat bewijst dat ze meerdere dagen op deze plek hebben gelegen.”
Lebacq en Gondry hebben een vraag voor O. Of hij enig idee heeft wie de dame zou kunnen zijn die die ochtend heeft gebeld. O. wijst naar de overkant van de zwaaikom. Daar staan twee huizen, verder is er geen bewoning. “Ofwel is het dat huis”, zegt O. “Ofwel het andere.”
Zakken in het kanaal
Ja, zegt de dame in een van de huizen, zij was het. Volgens het pv van haar verklaring was het 20 over middernacht: “Mijn aandacht werd getrokken door het geluid van een autoportier. Het kwam uit de richting van het kanaal, een plek die op dat uur meestal verlaten is. Ik zag tussen de Lindenlaan en het jaagpad twee stilstaande auto’s. Zij aan zij, en met de achterkant naar het kanaal. De ene auto was klein en had een donkere kleur. De andere was groter, een soort break. De koplampen brandden niet. Minstens drie mannen waren iets aan het doen. Ik zag een van hen naar het kanaal lopen en het trapje afdalen tot aan het waterniveau.”
“Ik zag iets in het water drijven. Het leek een donkere zak te zijn, het formaat van een vuilniszak. Een lichte zak, want hij bleef drijven en werd door de wind in de richting van Ronquières gestuwd. Na ongeveer een kwartier zijn de auto’s met gedoofde lichten weggereden. Pas toen ze op de weg kwamen hebben ze hun lichten aangestoken.”
De volgende dag wordt Thierry Gondry met een collega in het justitiepaleis van Nijvel ontvangen door procureur Jean Deprêtre. “Het is niet dat hij ons verbood om een duiker in het kanaal te laten gaan”, zegt Gondry op 14 november 2018 in La Dernière Heure. “Maar er kon geen sprake van zijn om een budget vrij te maken. Het was van: trek uw plan.”
Geassisteerd door een kanaalbewaker gaat enkele dagen later een duiker het water in. Het is pikdonker. De kanaalbewaker zal jaren later bij Faroek (VTM) zeggen dat er “toch wel een dag en een half” is gezocht. Een eerder pv van de rijkswacht van Zinnik stelt dat de duiker niet langer dan anderhalf uur heeft gezocht. En niks gevonden.
Zes Dumdum-kogels
Rosières, 7 januari 1986. Rond 16.15 uur bemerkt een automobilist op de pechstrook van de afrit van de E411 een Volkswagen Passat. Vreemd, want die auto stond daar ’s ochtends ook al. Hij stapt uit, gaat kijken. Het lijk achter het stuur is dat van Juan ‘Tonio’ Mendez-Blaya, ingenieur bij de Luikse wapenfabriek FN.
De man is geëxecuteerd met zes kogels: vier in zijn hoofd, twee in zijn borst. De kogels zijn van het type Para Hollow Point 115 hagel. Dumdumkogels, verboden door de Conventie van Genève, omdat ze in het lichaam fragmenteren. “Bij ons, de BOB in Brussel, wisten wij meteen hoe laat het was”, zegt een ex-speurder. “Begin jaren tachtig achtervolgde onze toenmalige collega Madani Bouhouche in Brussel een Griek in een klein Hondaatje. De Griek vluchtte en Bouhouche begon – tegen alle regels in – met zijn eigen Remington op die Honda te schieten. De zaak is toen in de doofpot gestopt, maar toen wij hoorden over dumdumkogels – erg zeldzaam – zei iedereen: Bouhouche. Die gast was choleriek en impulsief, zoals bij de moordaanslag bij zijn eigen overste, majoor Herman Vernaillen.”
Bouhouche en zijn partner Robert Beijer plegen niet enkel op 26 oktober 1981 een aanslag tegen Vernaillen, ze plaatsen ook een tijdbom in de dienstwagen van een andere superieur, Guy Goffinon. Ze zitten achter de wapenroof bij de speciale eenheden (SIE) van de rijkswacht op nieuwjaarsdag 1982 en de roofmoord op Sabena-geldkoerier Francis Zwarts in oktober van dat jaar. In haar boek Het complot van de stilte (2021) ontrafelt Humo-journaliste Hilde Geens hoe het duo tot in 1981 werd verplicht om via Amerikaanse methodes drugsbendes te infiltreren, mateloos gefrustreerd raakte toen ze op de vingers werden getikt en uiteindelijk voor eigen rekening hun diensten aanboden aan de internationale drugsmaffia. “Ze huren flats, postbussen en boxen, doen investeringen die in hen in totaal bijna 25.000 euro hebben gekost”, schrijft Geens. “Ze hebben gestolen auto’s, een bestelwagen, een dinghy, blanco identiteitskaarten.”
Bouhouche was goed bevriend met Mendez-Blaya, bij wie hij thuis in Overijse wel eens op bezoek kwam. Hij was een van de weinigen die wist dat Mendez in zijn kelder een gigantische wapencollectie had liggen van ten dele bij FN verdonkeremaande wapens. Met daarin ook een van de vijftien Heckler & Koch-machinegeweren, gestolen bij het SIE. “Mendez was op de hoogte van de herkomst”, schrijft adjudant Goffinon later in een synthesenota.
Bouhouche wist ook dat Mendez in mei 1985 van plan was om een gepantserde achterdeur te laten installeren. Twee dagen voor de installateur zou komen, werd er op 25 mei 1985 ingebroken en was zijn collectie foetsie. Het kon niet anders of de dader was een kennis van haar echtgenoot, legt de weduwe van Mendez-Blaya de speurders na diens dood uit. Met het oog op die gepantserde poort was het huis in de dagen voor 25 mei toegankelijk via een tijdelijk deurtje van triplex.
Ten behoeve van het onderzoek schetst ze een plattegrondje van de villa in Overijse, met ter hoogte van het triplex deurtje de vermelding “ingang dieven”.
Op de dag van de Bende-raids in Eigenbrakel en Overijse op 28 september 1985 zat Mendez voor het werk in Puerto Rico. “Toen hij het nieuws van de overvallen hoorde, heeft hij vanuit Latijns-Amerika getelefoneerd om te achterhalen met welke wapens die waren uitgevoerd”, schrijven Gilbert Dupont en Paul Ponsaers in hun boek De Bende (1988). “Dag na dag is hij blijven bellen. Mendez vreesde dat de bij hem gestolen wapens gebruikt waren door de Bende.”
Bernard Sartillot
Enkele dagen na de moord op Juan Mendez zendt de RTBf een opsporingsbericht uit. Of iemand die ochtend ter hoogte van de afrit Rosières langs de E411 iets verdachts heeft gezien. Er wordt een foto van Mendez afgebeeld en in Waver veert Bernard Sartillot op uit zijn stoel. Hij heeft op 30 september 1982 na de overval op wapenwinkel Dekaise tijdens een vuurgevecht oog in oog gestaan met de daders.
Bernard Sartillot: “Ik zag dat gezicht op het scherm en ik zei direct: ‘Het is hij.’ Juan Mendez is de man die op mij geschoten heeft. Hij was de bijrijder. We stonden op een paar meter van elkaar. Honderd procent zeker ben je natuurlijk nooit, maar als politieman heb je toch een iets beter oog voor gezichten.”
Bouhouche zou eind januari 1986 worden gearresteerd op verdenking van de moord op Mendez, maar op het assisenproces tegen hem en Beijer in 1995 worden vrijgesproken. Sartillot – en hij niet alleen – betwijfelt of er toen recht is gesproken. Bernard Sartillot: “Mendez was geen flik en ook geen geharde crimineel. Was hij ondervraagd, hij zou hebben gesproken. Hij kon wat Bouhouche betrof niet in leven blijven – te groot risico. Trouwens, stop je zomaar op een oprit als een vreemde teken naar je doet? Nee, je stopt voor iemand die je kent. Ik heb mijn overtuigingen hieromtrent, maar goed.”
Terug naar Ronquières
Een café in Halle, augustus 1986. De Gentse BOB’er Philippe Vermeersch maakt deel uit van de cel-Delta van de Dendermondse onderzoeksrechter Freddy Troch die de moorden in Aalst onderzoekt. Tegenover hem in zit François Achten, adjudant bij de BOB van Halle en ‘verbindingsofficier’ bij het parket in Nijvel. Er wordt zowel in Dendermonde als in Nijvel gezocht naar de bende, maar info wordt amper gedeeld. Via de officiële weg mag het niet, en dus stopt Achten zijn collega onder een cafétafeltje wat A4’tjes toe. Het zijn de verklaringen van Franc O. en de dame aan de overkant van de zwaaikom.
Je kan het zien aan de bovenranden van de pv’s, zoals die in Dendermonde zijn verwerkt. De getuigenissen dateren van 12 november 1985, maar zijn in Dendermonde bij het strafdossier gevoegd op 20 november 1986.
Freddy Troch is twee weken eerder al meteen beginnen vissen, nu met metaaldetectoren. “Nadat ik alle stukken in mijn bezit kreeg, lieten we de zwaaikom onderzoeken door duikers van het leger”, verklaart Vermeersch als hij in 1997 in de kamer wordt ondervraagd. “Omdat wij honderd procent zeker waren dat er zakken van de bende lagen. Volgens mij was er daarvoor op een amateuristische manier gezocht.”
Troch en Vermeersch hebben meteen beet. In een pv melden Delta-speurders Luc Boeve en Danny Colewaert het boven water hijsen van de eerste zak: “In deze zak worden aangetroffen: patronen, muntstukken, al dan niet in rolletjes, twee spuitbussen, een sleutel, stukken leder, papieren, waaronder cheques, duidelijk afkomstig van het grootwarenhuis Delhaize en een groen metalen koffertje zonder inhoud. Inhoud van de andere zak: twee delen van kogelvrije vesten.”
Opgevist: 1.335 muntjes van een halve frank
Er zal dagenlang worden gezocht. De verknipte jas van de reus komt boven water. Verder: in stukjes gesneden patroongordels, pistooltassen, een lage granaat. De patroongordels zijn handgenaaid. Alsof de bende geen Stock Américain wist te vinden en dan maar aan de slag ging met wat kaki stof en oma’s naaikist. Duikers vissen niet minder dan 1.335 muntstukjes van een halve frank op.
De bende die in Overijse haar neus ophaalde voor biljetten van 1.000 en 5.000 frank had het in Aalst alweer gemunt op waardeloze cheques. En op een collectie halve frankjes ter waarde van (omgerekend) 16,75 euro. Als je 133 van die muntjes op een keukenweegschaal legt, zegt die 363 gram. Maal tien betekent 3,6 kilo aan brons die de bende heeft meegezeuld. Om die een nacht later in het kanaal te pleuren.
Tussen de vangst zitten ook wapens en munitie. Het in stukken gezaagd FAUL-eendenroer, onderdelen van een Beretta, van Ingram-machinegeweren en van een pistool van het type Rüger .357. De Rüger is op 30 september 1982 gestolen bij wapenwinkel Dekaise. Het staat nu vast dat Dekaise moet worden toegevoegd aan het palmares van de Bende van Nijvel.
Het is de enige overval in de hele reeks waarvan iemand ooit claimde dat hij eraan deelnam. Bruno Vandeuren.
Bron: De Morgen | Douglas De Coninck