De lente van 1978 is warm in meer dan één betekenis in Italië. Het land beleeft zijn loden jaren, de anni di piombo, waarin zowel extreem-rechts als extreem-links terreur zaaien. Italië zwalpt al sinds de Tweede Wereldoorlog van de ene crisis naar de andere, met nauwelijks een regering die erin slaagt het een volle legislatuur uit te houden.
Op 16 maart 1978 ontvoert de linkse terreurgroep Rode Brigades op klaarlichte dag Aldo Moro, de voorzitter van de grootste Italiaanse partij, de christen-democraten. 13.000 agenten kammen Rome uit, zelfs de Siciliaanse maffia zou haar diensten aanbieden om Moro terug te vinden, maar uiteindelijk wordt hij pas 55 dagen later, op 9 mei, dood teruggevonden in de koffer van een auto, op een bijzonder symbolische plek.
De christen-democraten waren toen de onbetwiste machtspartij, ze zaten al sinds de oorlog onafgebroken in de regering. Aldo Moro was zelf ook zes jaar premier geweest, maar ging vooral de geschiedenis in als de man die voor een zeer controversieel, maar historisch compromis gezorgd had in de Italiaanse politiek.
Voor het eerst sloegen de twee grootste partijen – de christen-democraten en de communisten – de handen in elkaar, in de hoop stabiliteit in het land te brengen. De communisten zouden een minderheidsregering van christen-democraten vanuit de oppositie steunen, in ruil voor allerlei toegevingen. De communisten van hun kant beloofden met Moskou te breken. Maar Moro zou een zware prijs betalen voor dat “historische compromis”.
De ontvoering
Donderdag 16 maart 1978 is een warme lentedag. Om 9 uur ‘s ochtends verlaat Aldo Moro zoals elke dag zijn huis in de Via Fani in Rome. Zoals altijd staan zijn dienstwagen en die van zijn lijfwachten voor de deur. Moro stapt in en neemt op de achterbank wat documenten door, terwijl de auto’s vertrekken. Maar even verderop moeten ze plots de remmen dichtgooien, omdat een auto met diplomatieke nummerplaat achterwaarts op hen af komt gereden.
De auto met Moro’s lijfwachten kan niet meer stoppen, en botst op die van Moro zelf. Op dat moment springen een man en een vrouw uit de diplomatieke wagen, richten hun machinegeweer op Moro’s chauffeur en lijfwachten, en openen het vuur, twee lijfwachten komen daarbij om. Twee andere mannen sleuren Moro uit de auto, duwen hem in een Fiat 132 en scheuren weg.
Moro wordt naar een appartement gebracht in de Via Montalcini, en opgesloten in een krappe strook achter een valse wand in de woonkamer. In de ruimte staan een veldbed, een tafeltje en een ladekast. De volgende dag krijgt een journalist van de Romeinse krant Il Messagero een envelop met een foto van Moro erin, en een briefje van de Rode Brigades, die de ontvoering opeisen.
Ze kondigen aan dat hij voor een “Volksrechtbank” zal worden berecht. Vanaf dan verschijnt er elke dag een foto in de kranten: Moro zit voor een vlag met de vijfpuntige ster van de Rode Brigades, en houdt een krant vast waarop de datum van die dag staat, als bewijs dat hij nog leeft. Miljoenen Italianen, en ook Belgen, volgen de ontvoering op de voet.
De zoektocht
Vanaf dag 13 krijgt Moro van zijn ontvoerders de toestemming om brieven te schrijven aan zijn familie en zijn politieke vrienden. Moro gebruikt die brieven om de politici over te halen over zijn vrijlating te onderhandelen. Maar de Italiaanse premier Andreotti houdt voet bij stuk en weigert “te onderhandelen met terroristen”.
Naarmate Moro’s ontvoering vordert, worden de brieven steeds wanhopiger, en ook dreigender van toon. “Ik ben bij mijn volle verstand en breng mijn meningen zonder dwang tot uiting”, schrijft Moro, “eerlijk gezegd voel ik mij danig in de steek gelaten door u allemaal”. Moro suggereert ook dat hij onfrisse geheimen over de partij zou kunnen prijsgeven.
De Italiaanse politie en pers krijgen intussen allerlei tips die moeten leiden naar de plek waar Moro vastgehouden wordt. Maar ondanks het feit dat 13.000 politieagenten op de zaak zitten en de tips napluizen, wordt Moro niet gevonden. Naar verluidt zou zelfs de Siciliaanse maffia aangeboden hebben om in de gevangenissen contact te zoeken met veroordeelde Rode Brigade-leden, om zo Moro te vinden.
Maar dat zou de Italiaanse regering van de hand gewezen hebben. Intussen gaat het zogenaamde proces van de “Volksrechtbank” van de Rode Brigades door. Moro wordt “ter dood veroordeeld”, maar nog niet meteen terechtgesteld. De ontvoerders ondernemen nog verschillende pogingen om de Italiaanse regering onder druk te zetten om toch te onderhandelen. Uiteindelijk proberen ze het zelfs via een telefoontje aan Moro’s vrouw. Maar de regering zwicht niet.
De moord
Op dag 55, 9 mei 1978, dwingen de ontvoerders Moro om zich in de kofferbak van een rode R4 te wurmen. De leider van Rode Brigade-cel die de ontvoering uitvoert, Mario Moretti, trekt zijn wapen en schiet Moro met verschillende kogels dood. Later vindt de politie de R4 met het lichaam van Moro in de koffer terug in de Via Caetani, precies halverwege het hoofdkwartier van de christen-democraten en dat van de communisten. De boodschap is duidelijk.
Moro’s vrouw Eleonora is woest omdat de politiek ondanks alle smeekbedes, tot bij de Paus toe, niets heeft ondernomen om haar man te redden. Ze weigert een staatsbegrafenis en wil geen enkele politicus in de kerk toelaten. Ook veel Italianen – en heel wat onderzoekers – vragen zich nog altijd af of de politiek, en met name premier Andreotti, niet meer hadden kunnen doen, en bovenal: waarom ze dat niet deden.
De nasleep
In de jaren na Moro’s dood worden de meeste daders opgepakt en veroordeeld tot jarenlange gevangenisstraffen. De legendarische generaal van de carabinieri die erin slaagde om de Rode Brigades te ontmantelen, generaal Dalla Chiesa, is daarna naar Sicilië gestuurd, en werd daar kort na zijn aankomst vermoord door de maffia. Velen denken dat zijn overplaatsing naar Palermo een valstrik was, omdat hij te veel wist over de zaak-Aldo Moro.
Het ‘historische compromis’ is nooit uitgevoerd. In 1991 – enkele jaren na de val van de Berlijnse Muur – werd de communistische partij opgeheven. Een jaar later implodeerde ook de Democrazia Cristiana, de partij van Moro zelf, net als de derde grote Italiaanse partij, de socialisten, na het grote corruptieschandaal van de Mani Pulite, de Schone Handen.
Giulio Andreotti, de onwrikbare premier die geweigerd had te onderhandelen over Moro’s vrijlating, werd naderhand vervolgd vanwege zijn banden met de Siciliaanse maffia, en voor de moord op een journalist die had gesuggereerd dat Andreotti meer wist over de ontvoering van Moro.
De dood van Aldo Moro is nog altijd voer voor onderzoek en ook voor allerlei samenzweringstheorieën in Italië. Het is één van die vele donkere dossiers in een land waarover een boutade zegt: Italië is het land waar samenzweringstheorieën vaak gewoon waar zijn.
Bron » VRT Nieuws | Mieke Strynckx