Een leugendetector vindt geen leugens, ook al mag het van de wet

Het gebruik van de polygraaf (of leugendetector) in politieonderzoeken wordt ingeschreven in de wet. Psychologen én advocaten krijgen er meetbare rillingen van.

De Kamer van Volksvertegenwoordigers buigt zich vandaag normaal gezien over een wetsvoorstel dat de polygraaf wettelijk moet regelen. Het wetsvoorstel passeerde al de bevoegde commissie, naar alle waarschijnlijkheid wordt het ook plenair goedgekeurd.

‘Dit wetsvoorstel is een schande’, fulmineerde UGent-psycholoog Wouter Duyck in een tweet toen het voorstel in de commissie werd behandeld. ‘In élke opleiding psychologie wordt de leugendetector gedoceerd als kwakzalverij. We zullen er dit wetsvoorstel aan toevoegen.’

Deze namiddag was Duyck niet beschikbaar voor bijkomende commentaar, maar in zijn post van vorige week verwijst hij naar een publicatie van de American Psychological Association uit 2004. Dat plaatst grote vraagtekens bij de accuraatheid van ‘het populaire culturele icoon, met de polygraafpen die wild heen en weer schiet op een bewegend papier als makkelijk te herkennen symbool’.

De essentie van de kritiek is dat de leugendetector geen leugens opspoort. De test meet fysiologische reacties: hartslag, bloeddruk, ademhaling en huidgeleiding. Maar omdat iedereen anders reageert wanneer hij of zij liegt, zeggen die fysiologische reacties weinig. ‘Een eerlijk persoon kan nerveus zijn als hij eerlijk antwoordt en een oneerlijke persoon is misschien niet angstig.’

Het probleem is dat er bij polygraaftests nooit een ‘placebotest’ is uitgevoerd, waarbij wordt getest wat het effect ervan is bij iemand die gewoon gelooft in de werking van de test. ‘Proefpersonen die geloven dat de test werkt en dat leugens dus worden gedetecteerd, kunnen bekennen of zullen zeer angstig zijn als ze worden ondervraagd’, stellen de Amerikaanse psychologen. ‘Als dat zo is, kan de leugendetector beter een angstdetector worden genoemd.’ De controlevragen die tijdens zo’n test worden gebruikt, zouden bovendien zelfs een averechts effect hebben. ‘Er is weinig basis voor de waarde van polygraaftesten’, luidt de conclusie.

Vermoeden van onschuld

Open VLD-Kamerlid Katja Gabriëls, die samen met Egbert Lachaert en Goedele Liekens het voorstel indiende, is zich bewust van de beperkingen van de leugendetector. ‘Die is enkel bedoeld als ondersteunend element in een dossier’, zegt Gabriëls. ‘Het kan nooit het enige bewijsmiddel zijn. Er zijn overigens maar weinig elementen in een strafzaak die honderd procent sluitend zijn. Denk maar aan verslagen van psychiaters of pathologen. Zelfs DNA is dat niet. Het doel van de polygraaf kan ook zijn om een bekentenis te verkrijgen. In zedenzaken heeft het zijn nut al bewezen.’

Gabriëls en haar collega’s goten het gebruik van de polygraaf in wettelijke regels omdat politie, toezichthouder Comité P en het gerecht daarvoor vragende partij zijn. Belgische politiediensten gebruiken de polygraaf al jaren, al is daar geen echt juridisch kader voor. ‘Het gebeurt op basis van omzendbrieven’, zegt Gabriëls. ‘Ons voorstel biedt hen rechtszekerheid.’

In 2018 leidden testen met de polygraaf tot 28 bekentenissen. Datzelfde jaar werden 309 zulke testen uitgevoerd, blijkt uit het jongste jaarverslag van de federale politie. Meestal gaat het om zedenzaken. De polygrafisten zelf hameren er ook op dat het slechts een hulpmiddel is voor het onderzoek.

‘Toch is het hoogst onzeker of de bevindingen (van de leugendetector, red.) niet onbewust een grote rol spelen bij de beslissing van de rechter, laat staan het oordeel van een lekenjury beïnvloeden’, reageert de Orde van Vlaamse Balies op de wettelijke regels. ‘Hetzelfde geldt voor wanneer iemand weigert om deel te nemen aan de test. Hoewel daaraan “geen enkel rechtsgevolg kan worden verbonden”, is het nog maar de vraag of dat vermoeden van onschuld in de praktijk gegarandeerd kan worden.’

Bron » De Standaard | Nikolas Vanhecke