De Brusselse advocaat Mario Spandre is enkele weken geleden overleden aan een hartstilstand. Spandre (78) was decennialang een discrete maar invloedrijke spilfiguur van de Katangese lobby in ons land. Hij werd geboren in 1927 in Elisabethstad als telg van een familie van kolonialen en werd eind jaren vijftig de juridische raadsman van Moïse Tsjombé, het kopstuk van de Katangese secessie.
Kort na de onafhankelijkheid van de Belgische kolonie scheurde de rijke koperprovincie Katanga zich af van het centrale bewind en kon hierbij rekenen op heimelijke politieke steun van de toenmalige Belgische regering. Het internationaal niet erkende regime van Tsjombé, dat op de been werd gehouden met geld van de Union Minière, rekruteerde clandestien honderden Belgische en buitenlandse huurlingen en vocht een oorlog uit met de VN-blauwhelmen, het officiële Congolese leger en Lumumbagezinde opstandelingen.
Toen de Katangese secessie uiteindelijk onder internationale druk werd opgegeven, verdween Tsjombé in ballingschap. Vervolgens werd de Katangese leider in 1967 ontvoerd in een vliegtuig boven Spanje. Hij stierf enige tijd later in gevangenschap in Algerije. In 1968, na de definitieve uitschakeling van Tsjombé, vestigde Spandre zich in Brussel als advocaat. Tot zijn uitgebreid relatienetwerk behoorden talrijke oud-kolonialen, zakenlui, konings- gezinden en Franstalige extreem rechtse figuren.
De laatste jaren werkte hij als raadsman voor onder meer baron Benoît de Bonvoisin. Spandre werd ook opgeroepen als getuige door de parlementaire onderzoekscommissie die de betrokkenheid onderzocht van de Belgische autoriteiten bij de moord op Patrice Lumumba. Hij verklaarde toen dat de CIA had aangedrongen op de fysieke uitschakeling van Lumumba, de eerste verkozen premier van Congo.
Bron » De Morgen