Vader van Nathalie Palsterman kwam nooit terug van Delhaize

“Hopelijk heeft de minister van justitie moed genoeg om het onderzoek naar de Bende van Nijvel niet stil te leggen. Tien jaar lang kon ik nergens terecht met mijn vele vragen. Tien jaar lang heeft geen enkele instantie van zich iets laten horen. Mijn broertje, mijn zus en ik werden van de ene op de andere dag wees. Wij zijn opgegroeid in pleeggezinnen. Wij hebben voor alles alleen moeten zorgen.”

“Nu tien jaar later kan ik niet zeggen wat voor een gevoel het geeft als plots een brief in je bus valt met de melding: ‘Kijk, de boeken worden gesloten. ’t Is nu tin jaar later, we gaan maar afsluiten’. Toch blijf je in je diepste ik geloven dat er gerechtigheid komt in deze gruwelijke zaak”, zo vertelt Nathalie Palstermans (29) tien jaar na de moord op haar vader bij het Delhaize-drama in Aalst.

Op de fatale avond in november ’85 beloofde mijn vader aan mijn broertje Diederick (toen 11 jaar) en mijn oudere zus een avondje met hen te scrabbelen. “Maar eerst gaan wij nog een paar boodschappen doen in Delhaize”, zo zei ons papa. “Hij heeft nooit meer kunnen scrabbelen. Hij werd koudweg vermoord nadat hij mijn zus en mijn broertje had afgezet en hijzelf eerst nog even wilde gaan tanken. Bij het verlaten van de parking reed hij langs de bendeleden en kreeg een kogel achterin het hoofd.”

“Mijn jongere broertje, die dacht dat die mannen “zwarte pieten” waren (het was in Aalst de dag nadien Sint- Maartenfeest) rende in de richting van de bendeleden. Zij schoten niet op mijn broerjte maar schoten alle cola-flessen boven zijn hoofd stuk. Hij liet zich onmiddellijk op de grond vallen. Mijn tante, die in Delhaize werkte, bracht hem in de chaos naar boven in het gebouw, waar nog andere kinderen in veiligheid gebracht waren. Mijn broertje Diederik, die een levenslustige, optimistische jongen was en graag lachte, is sinds die dag volledig dichtgeklapt. Hij heeft er nooit meer over gepraat. Hij heeft ook nooit meer gelachen”, vertelt Nathalie zacht.

De kinderen Palsterman zijn opgevangen in pleeggezinnen. Hun leven werd totaal overhoop gegooid. Zomaar, door wie, voor wie, voor wat?

“In het begin steunen vrienden en kennissen je met woorden. Op school en in de buurt worden activiteiten georganiseerd en krijg je de opbrengst. Twee keer per jaar komt een sociale assistente bij je om te vragen hoe het met ie gaat. Je hebt heel veel behoefte aan praten, psychologische opvang, maar de meeste slachtoffers en nabestaanden waren en zijn nu nog doodsbang om erover te praten.”

“Naarmate de informatie over de onderzoeken naar de daders druppelsgewijs nog aan het licht komt, groeit ook de onmacht. Het allereerste bericht kregen wij persoonlijk op 25 januari 1995. Deze zaak kan en mag niet stop gezet worden. Ik ben het dossier gaan inkijken in Charleroi. Ik heb sterke twijfels over de correctheid van het hele verloop van de zaak. Het driehonderdduizend pagina’s tellende dossier is één grote misdaadserie.”

“De uitvoerders zitten misschien wel in de gevangenis, maar de opdrachtgever(s) dat is een andere zaak. Persoonlijk heb ik nooit contact gehad met andere slachtoffers of nabestaanden. Iedere betrokkene zwijgt over de feiten. Morgen kan net weer gebeuren. Het is de gruwelijkste zaak sinds de tweede wereldoorlog. Het verdriet blijft, zoiets slijt niet”, zegt Palsterman. Zij wil er wel over praten, maar mocht zij gehuwd zijn en kinderen hebben zou zij vermoedelijk ook zwijgen uit angst. Nu wil zij vechten voor het recht dat moet geschieden, welke “kop of koppen” er ook moeten vallen. Al haar hoop richt zich nu op de nieuwe minister van Justitie.

Bron » Gazet van Antwerpen