De belangstelling van de Staatsveiligheid voor baron Benoît de Bonvoisin, vertrouweling van wijlen Paul Vanden Boeynants, was “legitiem, gelet op zijn activiteiten, zijn reizen en zijn contacten, met name met extreemrechtse bewegingen”.
“Dit belet echter niet dat hij het mikpunt is geworden van nota’s en rapporten die bestemd waren voor de minister van Justitie om redenen die niet duidelijk zijn.” Volgens het maandblad Mo* trekt het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten – het Comité I – deze conclusie in een rapport over het onderzoek van de Staatsveiligheid naar de baron.
In augustus 2005 diende de Bonvoisin bij het Comité I een klacht in tegen “de handelingen van sommige ambtenaren van de Staatsveiligheid die hem sinds 1981 ernstig hebben geschaad”. Het Comité I opende in februari 2006 een onderzoek. Het Toezichtsonderzoek van het Comité I is ondertussen afgerond en MO* kon het voorlopige rapport inkijken.
Het Comité stelt daarin vast dat nota’s en rapporten van de Staatsveiligheid “beweringen bevatten die niet werden geverifieerd en zonder enige nuancering werden geformuleerd, evenals vermoedens en zelfs deducties die zonder voorbehoud en zonder onderzoek naar geloofwaardigheid en betrouwbaarheid werden geformuleerd”.
De kritiek van het Comité I is vooral gericht tegen het “parallelle en niet-officiële circuit” dat eind 1980 en begin 1981 binnen de Staatsveiligheid werd opgericht en “dat gefunctioneerd heeft buiten de secties die als taak hadden extreemrechts te volgen”, zo citeert MO* op zijn website.
Het Comité I stelt ook een wetswijziging voor zodat ex-werknemers van de Belgische inlichtingendiensten verplicht kunnen worden om te getuigen.
Bron » De Morgen