De affaire-Dutroux bracht in 1996 in Brussel 300.000 boze mensen op straat, die de justitie verweten hun kinderen onvoldoende te beschermen tegen perverse verkrachters. De zaak-Fourniret daarentegen veroorzaakt amper beroering bij de publieke opinie. Waarom is de ene kindermoordenaar de andere niet?
De vergelijking dringt zich al langer op. Dutroux ontvoerde zes meisjes, sloot ze op en verkrachtte ze. Vier van hen vonden de dood. Iedereen in België kent hun naam. De achtjarige meisjes Julie Lejeune en Melissa Russo stierven de hongerdood, in de ‘kooi’ van Dutroux in zijn huis in Marcinelle. An Marchal en Eefje Lambrecks werden verdoofd en levend begraven. Sabine Dardenne en Laetitia Delhez konden uit de handen van hun ontvoerder worden gered.
Dat was midden augustus 1996. Toen de bevolking de volledige toedracht van de feiten vernam, steeg er een golf van verontwaardiging op. Dutroux was in 1986 al eens gearresteerd en veroordeeld wegens verkrachtingen van meisjes. Maar in 1992, na amper zes jaar gevangenisstraf, liet de justitie hem weer lopen. En de serieverkrachter had zich voorgenomen dat hij zich niet opnieuw zou laten klissen. Hij gaf zijn slachtoffers de kans niet meer tegen hem te getuigen.
Ook bij Michel Fourniret ging het van kwaad naar erger. Veroordeeld door het Franse gerecht in 1966 en 1973 wegens voyeurisme en exhibitionisme. In 1987 opnieuw veroordeeld, dit keer door het hof van assisen, wegens gewelddadige verkrachtingen van jongeren onder de vijftien. Fourniret kreeg zeven jaar cel, waarvan twee jaar met uitstel. Omdat hij al sinds 1984 in voorhechtenis zat, kwam hij na enkele maanden vrij. Niemand van de psychiaters waarschuwde ervoor dat deze psychopathische kinderverkrachter zou herbeginnen.
De rest is bekend: kort nadat eind juni de uitspraak op het assisenproces-Dutroux was gevallen en de vrouw van Dutroux een zware straf kreeg wegens medeplichtigheid aan de kindermoorden, praatte de vrouw van Fourniret haar man aan de galg. De Fransman heeft intussen negen verkrachtingen en moorden bekend. De Franse justitie heropende een dertigtal onopgehelderde verdwijningszaken.
Zoals in België kon in Frankrijk een kindermoordenaar jarenlang ongestoord zijn gang gaan. Fourniret maakte, volgens wat bekend is, al meer slachtoffers dan Dutroux. Toch is de impact van de affaire-Fourniret in niets te vergelijken met de institutionele aardschok die ons land in 1996 beleefde. Hoe komt dat?
Een eerste verklaring is dat de slachtoffers van Fourniret geen gezicht hebben, zoals Julie, Melissa, An en Eefje. Het gaat om een tiental minderjarigen, misschien meer, die de voorbije decennia in Frankrijk van de aardbodem zijn verdwenen zonder dat er klaarblijkelijk iemand naar kraaide, behalve hun ouders dan. De Franse justitie seponeerde het onderzoek naar die verdwijningen soms al na enkele dagen.
In België hielden de ouders, met hun vaak scherpe kritiek op het gerecht, de aandacht voor het onderzoek naar hun ontvoerde dochters levend. Ook het verschrikkelijke lot dat de slachtoffers van Dutroux moesten ondergaan – opgesloten worden in een veel te kleine verborgen bergplaats – maakte dat de Belgen zich sterk met het leed van de ouders identificeerden.
In de zaak-Dutroux was het daarenboven relatief duidelijk waar de onderzoekers gefaald hadden. De politieoorlog en de geringe motivatie van sommige – politiek benoemde – magistraten verklaarden mee waarom Dutroux zo lang uit de handen van het gerecht kon blijven. De zaak-Fourniret daarentegen is in vele opzichten een grensgeval. Het gerechtelijk onderzoek naar de 61-jarige Fransman met verblijfplaats in België zit te paard tussen twee landen. Als er fouten zijn gepleegd, gaat het om een gedeelde verantwoordelijkheid.
Fourniret maakte ook, doortrapt als hij is, handig gebruik van het gebrek aan politiesamenwerking over de landsgrenzen. Door naar België te verhuizen, wist hij zich niet alleen een ‘blanco’ strafregister te verschaffen. Het liet de Fransen bij zijn ontmaskering ook toe de schuld in de schoenen van de Belgen te schuiven.
Fourniret was voor de Fransen aanvankelijk een tweede ‘Belgische Dutroux’, terwijl het om een Franse versie van de Belg Dutroux gaat. De Fransen hebben ondertussen al een mea culpa geslagen, stilletjes nog. Serieverkrachters blijken in elk land actief te zijn. Het getuigt van hoogmoed, hebben ze ingezien, om perverten als Dutroux als een typisch Belgisch fenomeen af te doen.
De geloofwaardigheid van de Fransen in hun instellingen heeft door de zaak-Fourniret een stevige knauw gekregen, maar hun wantrouwen zit niet zo diep als bij de Belgen. De Witte Mars in oktober 1996 was het hoogtepunt van twee decennia politieke en gerechtelijke schandalen. De moord op André Cools, de omkoopschandalen Agusta-Dassault bij de socialisten, en vooral de nooit opgeloste moordpartijen van de zogenaamde Bende van Nijvel Dit alles sterkte de Belgen in de overtuiging dat alles in hun landje rot is.
Op een masochistische manier hebben ze dit idee de voorbije jaren uitgedragen, terwijl het chauvinisme van de Fransen toch een dam vormt tegen onterechte zelfkritiek. Samen met de uitgestrektheid van het land, is dat wellicht de reden waarom de bevolking niet onmiddellijk opstapt in een grootscheepse protestbeweging zoals de Witte Mars.
Het verschil in impact van beide affaires kent tot slot een psychologische verklaring. Na het proces-Dutroux dacht iedereen ‘dat we het ergste wel hadden gehad’. Toen er met Fourniret opnieuw een kindermoordenaar opstond, ging dat het bevattingsvermogen van veel mensen te boven. Ze sloten zich voor de nieuwe gruwelijkheden af en lieten uit psychische zelfbescherming de verontwaardiging niet toe.
Ook suggesties over netwerken of bescherming door hooggeplaatsten blijven, voorlopig, uit. Het proces-Dutroux had in dit verband een ontnuchterend effect op de publieke opinie. Terwijl in 1996 de complottheorieën een goede voedingsbodem vonden, heeft het proces in Aarlen duidelijk gemaakt dat serieverkrachters bij uitstek alleen opererende perverten zijn. Precies omdat ze hun misdaden alleen plegen, kunnen ze zo lang uit de greep van de justitie blijven. Medeplichtigen vormen altijd een risicofactor, zoals ook Fourniret ondervond.
Bron » De Standaard