De politie luistert steeds vaker verdachten af. Het doel, de criminaliteit bestrijden, heiligt echter niet alle middelen, waarschuwen Raf Jespers en Jan Fermon. Jespers is advocaat en auteur van Big Brother in Europa. Jan Fermon is advocaat. Beide heren zijn lid van het Advocaten Progress Lawyers Network.
Het rapport over 2011 van de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid bevestigt dat de politie steeds vaker verdachten afluistert. De cijfers spreken voor zich: 537 telefoontaps in 2001, 6.031 in 2010 en 6.671 in 2011. Een stijging jaar na jaar en een vertwaalfvoudiging op tien jaar tijd. Ook de stijging van het aantal uren dat aan het afluisteren werd besteed valt op: in 2010 nog 12.628 uren, in 2011 een goede 17.000 uren.
Volgens het rapport zou het afluisteren in 79 procent van de gevallen essentieel of minstens belangrijk geweest zijn voor het onderzoek en vooral toegepast zijn bij drugsonderzoeken. Ook de Bijzondere Opsporingsmethoden (BOM) blijven hoog scoren: 1.508 verdachten werden met camera’s geobserveerd; 53 infiltraties in het criminele milieu; 761 premies betaald aan tipgevers.
De spectaculaire groei van het gebruik van opsporingsmethoden bevestigt waar kritische juristen jaren geleden voor waarschuwden, namelijk het banaliseren van het gebruik van deze methoden. Iedere dag zijn er gemiddeld 18 taps. Je kan geen ernstig strafdossier meer inkijken of het bulkt van de kaften met telefoontap. Camera’s worden om de haverklap gebruikt om verdachten te observeren. Tipgeven is een lucratieve bijjob geworden.
Volgens het rapport zou het afluisteren in 79 procent van de gevallen effectief zijn. Het probleem is dat het rapport hiervoor steunt op de eigen evaluaties van de politie, zonder dat er op dat punt onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek is verricht. Over de impact van deze methoden op de privacy van de burgers of over de vraag of met minder ingrijpende methoden niet dezelfde resultaten zouden kunnen bekomen worden, rept het rapport niet.
Een efficiënte strijd tegen criminaliteit is noodzakelijk en vereist het gebruik van onderzoeksmethoden, ook met de meest geavanceerde technologie, maar dan goed overwogen en niet als een doordeweeks gebruiksobject. Het moeten uitzonderlijke methoden blijven omdat ze inbreuk maken op de privacy van de burger. We vrezen dat stilaan wordt afgegleden naar een cultuur van ‘het doel heiligt de middelen’, terwijl ‘het doel’, de criminaliteitsbestrijding, niet alle middelen heiligt.
De toename van het gebruik van de BOM-methoden (observatie, infiltratie, informanten) is ook het gevolg van het uitschakelen van de onderzoeksrechter bij deze methoden. Het parket kan hierbij sinds 2003 op eigen houtje handelen.
Informantenwerking is in handen van de politie zelf. Parket en politie hebben in het strafonderzoek niet de onafhankelijkheid die een onderzoeksrechter wel heeft. Zij zijn sneller geneigd te handelen naar het buikgevoel van politici en publiek. De Orde van Vlaamse Balies waarschuwde destijds al voor deze algemene ‘verlaging’ van de drempel om geheime onderzoeksmethoden te gebruiken.
Is Big Brother aan een opgang bezig? Om hierop te antwoorden moet het ruimere plaatje bekeken worden. De politie is een belangrijke maar slechts één van de actoren die in het geheim naar de burgers kijkt. Haar actieterrein is beperkt tot criminaliteit. Niet elke burger moet hiervan wakker liggen. Dit belet niet dat deze geheime methoden soms ook voor politieke doeleinden misbruikt worden. Naast de politie is er ook de staatsveiligheid die met haar eigen bijzondere inlichtingenmethoden een veel ruimer maatschappelijk terrein afspeurt dan de politie.
En dan zwijgen we nog over buitenlandse diensten die, zoals vorige week bleek, blijkbaar zonder veel juridische scrupules ook het Belgische internetgebeuren doorploegen. De armslag van politie en geheime diensten is het voorbije decennium wezenlijk toegenomen. We evolueren wel degelijk naar een maatschappij waar de burgers vanuit vele hoeken onder controle worden geplaatst.
Het debat over het gebruik van de geheime onderzoeksmethoden door de politie wordt in dit land nauwelijks gevoerd. Ieder jaar bij het verschijnen van dat rapport klinkt er een zucht over de privacy en daarna wordt er overgegaan tot de orde van de dag. Nochtans was er in 2003 bij de invoering van de nieuwe wet geopperd dat er jaarlijks een grondige evaluatie moest gebeuren. Niet dus. Nochtans is de rol van de politie, vooral ook wanneer zij geheime methoden hanteert, een belangrijk gegeven in een democratische maatschappij.
Laat ons hopen dat het rapport 2012, dat bedoeld is om het parlement te informeren, nu wel tot een fundamenteel debat in dat parlement en erbuiten aanleiding geeft. Een debat dat vragen stelt over de impact van de methoden op de privacy, over de efficiëntie ervan afgewogen ook tegen de kostprijs en over de reële democratische controle op het gebruik van de geheime methoden. Om morgen niet te moeten leven in een politiestaat.
Bron » De Morgen