Een groot deel van de strafrechtpolitiek in ons land verloopt via een vast stramien. Er gaat iets fout dat de publieke opinie beroert: een gevangene gaat lopen, een fraudezaak verjaart of een drugsdealer gaat ’ten onrechte’ vrijuit. Het volk reageert verontwaardigd en de media spreken schande. Om daaraan tegemoet te komen, kondigt de minister een aantal wijzigingen aan die als wind door het parlement worden gejaagd: nieuwe strafbepalingen, langere verjaringstermijnen, afschaffen van procedurewetten en ga zo maar door.
Meestal wordt eraan toegevoegd dat deze wijzigingen alvast worden doorgevoerd in afwachting van een latere grondige herziening van het hele wetboek van strafvordering, dat immers verouderd is en dat door alle voorlopige wijzigingen met haken en ogen aan elkaar hangt.
Dit vast stramien is thans gewijzigd. Op 15 januari 2015 heeft de politie na een goede samenwerking met de inlichtingendiensten een zeer geslaagde interventie gedaan, waarbij een schijnbaar zeer gevaarlijke terreurcel werd opgerold, vooraleer ze haar verderfelijke plannen ten uitvoer kon brengen.
Applaus voor de politie, het federaal parket en de staatsveiligheid. Een mens kan zich niet meer herinneren wanneer dat nog eens is gebeurd. Wat doet nu de regering? Niets anders dan voorheen: één dag later twaalf nieuwe maatregelen aankondigen. Nieuwe misdrijven invoeren, onderzoeksmethoden en informatie-uitwisseling uitbreiden, het sanctie-arsenaal verruimen.
Er is voortaan slechts één zekerheid. Goed nieuws of slecht nieuws: de wet wordt in hetzelfde tempo, zonder veel nadenken, aangepast. En dat het zonder nadenken is, is ontegensprekelijk een feit. Hoe doordacht zijn maatregelen die komen naar aanleiding van feiten die zich minder dan 24 uren eerder hebben voorgedaan?
Is er die nacht geen enkele minister geweest die de vraag stelde of het wel nodig was alles holderdebolder te willen wijzigen, net nadat gebleken was dat de bestaande diensten goed werk leveren?
Hoe ontstaat het idee om het leger in te zetten, net nadat zonder het leger succes werd bereikt in de strijd tegen de terreur? En we lijken het nog allemaal te slikken ook. Hoe anders zou het zijn mochten we op het WK Argentinië geklopt hebben en Marc Wilmots de volgende ochtend aan de verzamelde pers meedeelde dat hij twaalf nieuwe maatregelen nam om zijn spelsysteem te wijzigen.
De twaalf maatregelen die ons worden voorgehouden, zijn dermate vaag geformuleerd dat een kritische juridische analyse ervan nog voorbarig is. Niettemin rijzen ook nu al ernstige vragen. Wordt het afnemen van de nationaliteit nu een nieuwe straf die ons allemaal kan te beurt vallen? Of is dat een straf die slechts op enkelen van toepassing is? Is het de bedoeling bepaalde mensen en zo ook bepaalde problemen uit te gommen? Dat is een straf die tot de negentiende eeuw in onze contreien bestond: de burgerlijke dood. Volgens onze Grondwet kan die niet opnieuw worden ingevoerd.
Ook de maatregel die in een uitbreiding van de afluistermogelijkheden beoogt, roept vragen op. Er is vandaag geen enkel ernstig misdrijf waarvoor geen tapmaatregel kan worden bevolen. Of is het de bedoeling dat de ernst van het misdrijf er niet meer toe doet en het voortaan mogelijk moet zijn om voor ieder misdrijf telefoons af te luisteren of mails te lezen? Kan iemand mij dan uitleggen wat dat dan nog met de bestrijding van het terrorisme te maken heeft?
In ieder geval is de marsrichting duidelijk. Of de wet nu gewijzigd wordt naar aanleiding van een falen van het systeem of juist niet, het resultaat van de nieuwe wetgeving is steeds hetzelfde. Vrijheden worden ingeperkt en het repressie- arsenaal wordt uitgebreid: nieuwe misdrijven, meer en zwaardere straffen, minder bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
We hebben de invoering van de sharia niet nodig om stapsgewijs al onze vrijheden te zien verdwijnen. We zijn dan ook geen burgers meer, maar we zijn allen potentiële criminelen of terroristen. En we ondergaan gelaten het veiligheidstheater.
Zo staan we nu rustig een uur buiten in de kou te wachten vooraleer we het Brusselse gerechtsgebouw binnen kunnen. Het theater zal wel overwaaien zeker. Wetten daarentegen zijn nogal blijvend van aard. En de vrijheden die erdoor worden opgeheven, komen dan ook niet snel terug.
Bron » De Morgen | Joris Van Cauter