Maart
4 Maart 1997
Op 4 maart behandelt de commissie de zogenaamde roze balletten. Duidelijk is dat onderzoeksrechter Bruno Bulthé niet de volledige medewerking kreeg voor zijn onderzoek – zo kreeg hij geen toegang tot het dossier Boas – en dat substituut Edwig Steppé het dossier zelfs uit handen moest geven op bevel van procureur des konings Dejemeppe, wat hij hoogst ongewoon en een aanfluiting van zijn onafhankelijkheid noemt.
Bulthé kon verder vooral vaststellen dat een aantal gevoelige overtuigingsstukken zoals agenda’s en ledenlijsten verdwenen zijn. Het verhaal van eerstaanwezend commissaris Glen Audenaert van de gerechtelijke politie is zo mogelijk nog erger. Geluidscassettes over de roze balletten, die hij ontvangen had van dokter André Pinon zelf, zouden hem zijn afgepakt door zijn toenmalige chef Georges Marnette en belandden vervolgens helemaal niet bij de griffie.
Ze doken vreemd genoeg terug op tijdens de eerste Bendecommissie maar de gesprekken bleken dan niet meer te verstaan. Dat was nochtans wel het geval toen ik ze kreeg, aldus nog Audenaert. Georges Marnette zelf gelooft niet dat tijdens die roze balletten strafbare feiten zijn gepleegd. Wel sluit hij niet uit dat hooggeplaatsten slachtoffer zijn van chantage maar namen wou hij niet kwijt achter gesloten deuren. Verder acht hij het uitgesloten dat Paul Latinus zelfmoord pleegde en onthult hij dat de toenmalige Brusselse procureur des konings Poelman hem polste om processen-verbaal over de ‘infiltratie’ in het WNP door de staatsveiligheid te vernietigen, wat hij geweigerd zou hebben.
7 Maart 1997
Commissievoorzitter Van Parys laat op 7 maart weten dat Marnette een mogelijk discrediterende verklaring heeft afgelegd over nationaal magistraat André Vandoren. Dat blijkt niet gestaafd te zijn en Van Parys noemt ‘de insinuaties van Marnette ontoelaatbaar en onaanvaardbaar’. Dezelfde dag blijkt procureur des konings Dejemeppe het antwoord schuldig op de vragen hoe er stukken kunnen verdwijnen uit het dossier ‘roze balletten’ en waarom niemand daarvoor wordt gestraft. Enkele dagen later reageert Marnette: Van Parys heeft de discretieplicht geschonden en daarenboven zou het gewoonweg onmogelijk zijn om te oordelen over de gegrondheid van zijn verklaringen, want hij citeerde derden.
21 Maart 1997
Op 21 maart kan eerste substituut Philippe Van Lierde uit Nijvel zich maar niet herinneren hoe het komt dat maar liefst drieëntwintig onderzoeksopdrachten van onderzoeksrechter Jean Schlicker in verband met extreem-rechtse betrokkenheid dode letter bleven. De commissarissen Jean-Paul Peelos en Alain Etienne van de gerechtelijke politie zijn dan weer wel heel duidelijk.
Volgens hen kan een doorgedreven onderzoek naar de roze balletten wel degelijk de Bende-moorden ophelderen en een verband aantonen met extreem-rechts. Maar dat onderzoek mochten ze niet voeren. Peelos liep, onterecht, een schorsing op en werd vervolgens overgeplaatst. Naar aanleiding van hun verklaringen laat de commissie ook twee dossiers in beslag nemen van gerechtelijke onderzoeken die zouden zijn gemanipuleerd.
25 Maart 1997
Wie helemaal niet gelooft dat de roze balletten te maken hebben met de Bende van Nijvel of met chantage van hooggeplaatsten is de Brusselse substituut procureur-generaal Alain Winants. Hij getuig op 25 maart dat daar geen bewijzen voor zijn. Volgens hem is dit onderzoek goed gevoerd – wat vele commissieleden niet geloven – en is enkel bevestigd dat de prostitutienetwerken rond Fortunato Israël en later Lydio Montaricourt hebben bestaan.
Getuigenissen van rijkswachters die deze netwerken onderzochten geven aan dat het parket niet zijn volle medewerking verleende en dat er duidelijk wrevel over bestond. Collega-rijkswachters zullen later getuigen dat ze op het matje werden geroepen en zelfs dat de hiërarchie een werkmap weghaalde. Ook blijkt dat het kabinet van toenmalig minister van Landsverdediging Paul Vanden Boeynants belangstelling toonde voor dit onderzoek.