Het dossier-Pinon geeft een mogelijke verklaring voor de onopgehelderde moorden op zes personen: vijf slachtoffers van de Bende van Nijvel (Leon Finné, Jacques van Camp, Jacques Fourez, Elise Dewit en Constantin Angelou) en Paul Latinus, de leider van de extreemrechtse organisatie WNP die officieel zelfmoord pleegde. De zes vernoemde personen namen ofwel zelf deel aan de seksfuiven, of waren in het bezit gekomen van bezwarende documenten over de frivole uitspattingen. Dat leidde tot chantagepraktijken, pogingen tot afpersing en uiteindelijk tot hun liquidatie, zo blijkt uit diverse getuigenissen en uit documenten.
Het gerechtelijk dossier over de Bende van Nijvel is 300.000 pagina’s dik. Wellicht heeft niemand ooit de totaliteit van de honderden dozen papier doorploegd. Met wat fragmentarisch aan de oppervlakte komt, aangevuld met informatie die door betrouwbare bronnen werd aangereikt, kan er toch een verband worden getrokken tussen een aantal slachtoffers die onder de kogels van de Bende van Nijvel vielen. Deze ‘slachtoffertheorie’ is niet nieuw, want verschillende andere gerechtelijke onderzoekers en journalisten hebben al verbanden willen zien tussen verschillende aanslagen. Maar nieuwe elementen kunnen deze theorie vandaag meer kracht geven.
Een belangrijk raakpunt tussen verschillende Bende-slachtoffers is dat ze allen op een of andere manier te maken hebben met de roze balletten en het selecte clubje van zakenlui, politici, advocaten, magistraten en andere prominenten dat zich in en rond deze seksfuiven bewoog. In welke hoedanigheid precies de personen die verder worden genoemd aan de bijeenkomsten deelnamen, is niet helemaal bekend. Vast staat volgens verschillende bronnen echter wel dat ze er wel degelijk wat mee te maken hadden en dat ze een doorn in het oog van andere deelnemers werden omdat ze met informatie die ze vergaarden -foto’s en video’s- een chantage opzetten.
Het koppel Jacques Fourez en Elise Dewit nam deel aan de bijeenkomsten. Hij was een vastgoedmakelaar, zij was secretaresse geweest bij een bekend Brussels notaris. Zij werden op 17 september 1983 aan de Colruyt in Nijvel neergeschoten. Het koppel kwam zogezegd tanken aan het benzinestation naast het Colruyt-filiaal. De bende vluchtte met hun wagen. Volgens een van onze bronnen bevonden zich in die wagen compromitterende opnames in verband met de fuiven.
Fourez zou bovendien via de ‘partouzes’ hebben afgeweten van de plannen voor de aanleg van de raketbasis in Florennes en op de hoogte geweest zijn van het onteigeningsprogramma en het gesjoemel daarbij. Liefst van al had hijzelf een deel van de koek naar zich zien gaan. Zijn gulzigheid en vooral ook de chantagepraktijken die hij aan de dag legde om zijn doel te bereiken, zouden hem fataal geworden zijn.
In het moordcommando van Fourez en Dewit bevond zich volgens een bepaalde bron Jacques van Camp. Ook Van Camp was een fervent ‘partouzeur’. Hij was uitbater van het restaurant Les Trois Canards in Ohain, een plaats waar heel de beau monde van Brussel zich te gelegener tijd ook verzamelde. Van Camp had naar verluidt de onhebbelijke gewoonte bepaalde tafelgesprekken stiekem af te luisteren en op te nemen. Hij werd op 2 oktober 1983 neergeschoten voor zijn restaurant. Op de parking werd zijn VW Golf meegenomen. De overvallers zouden volgens die versie niet zozeer in de auto geïnteresseerd geweest zijn, maar wel in de opnamebanden die in het voertuig lagen.
Leon Finné was filiaalhouder van de bank Copines aan de Louizalaan in Brussel. Hij was een bizar, liep steeds gewapend rond, had een mistig Zaïrees verleden en wordt vermeld in duistere geldtransacties via Luxemburg. Volgens sommige bronnen nam Finné deel aan de balletten. Een andere bron ontkent dat, maar weet wel dat Finné beschikking had over bezwarend materiaal over de balletten. Finné werd op 27 september 1985 doodgeschoten tijdens een bloederige Bende-aanval op de Delhaize in Overijse. Daarbij vielen in totaal vijf doden. Sommige elementen wijzen erop dat Finné het doelwit was van de overval. De overval en de slachtpartij die daarbij plaatsvond, zouden niets anders zijn dan een camouflage voor de moord op Finné.
Ook de Griekse taximan Constantin Angelou wordt in verband gebracht met de ‘partouzes’. Angelou vervoerde ooit een van de minderjarige aanwezigen van de seksfuiven, aldus een bron. Totaal onder invloed van drugs, deed de jongeman tijdens de taxirit een aantal onthullingen over wat hem eerder die avond was overkomen. Angelou werd op 24 april 1984 vermoord teruggevonden in Bergen. De laatste rit was begonnen in Brussel.
En dan is er de zelfmoord van Paul Latinus op 24 april 1984, een zaak die nooit aan het dossier van de Bende van Nijvel werd gekoppeld, maar die er bij bestudering van enkele getuigenissen toch verband mee kan houden, langs het dossier van de roze balletten om. Paul Latinus werd opgehangen vonden in zijn woning in Ottignies. Latinus raakte bij de het brede publiek bekend als de zogenaamde maarschalk van Westland New Post (WNP), een anti-communistische occulte organisatie. WNP was een schakel in een veel groter, grensoverschijdend netwerk van dergelijke para-militaire organisaties.
De zelfmoord van Latinus had een verdacht karakter, zodat een gerechterlijk onderzoek werd geopend. Officieel had Latinus dus de hand aan zichzelf gelegd. Talrijk waren nochtans de getuigenissen dat Latinus zeker niet van het zelfmoordtype was en dat in dat verband nooit enig signaal was opgevangen. Belangrijker waren echter de sporen van wurging.
Tegenover de Nijvelse onderzoeksrechter Jean-Marie Schlicker deed Marcel Barbier, een metgezel van Latinus, haarfijn uit de doeken hoe Latinus was ‘gezelfmoord’. Hij legde daarbij de techniek uit die hem was aangeleerd en die hij herkende aan de sporen op de hals van Latinus. Eerst was Latinus met een snoer om het leven gebracht, waarna een zelfophanging was geënsceneerd. Er was een bijkomend element: het snoer waaraan Latinus zich had opgehangen, had nooit zijn lichaamsgewicht kunnen torsen.
Kortom, de stelling van zelfdoding was hoogst onwaarschijnlijk. Dat Latinus werd vermoord stond voor nagenoeg iedereen vast, behalve voor procureur des konings Jean Deprêtre. Deprêtre besliste overigens na acht jaar onderzoek het dossier zonder gevolg te klasseren.
Het onderzoeksdossier-Latinus werd nooit gekoppeld aan dat van de Bende van Nijvel. Toch wijst alles erop dat Latinus een van de mogelijke sleutels is om het enigma van de Bende te doorgronden.
Uit getuigenissen blijkt dat Latinus over een indrukwekkend aantal dossiers beschikte die hij eventueel kon bovenhalen om mensen te chanteren of te compromitteren. Een greep uit de vele verklaringen die bij de politie zijn afgelegd door de moeder van Latinus, door gewezen WNP-metgezellen maar ook door een viertal leden van de Belgische Staatveiligheid (voor wie Latinus een tijdlang als informant had gewerkt) leert dat Latinus dossiers bezat over internationale wapen- en drugstrafieken, over afrekeningen in het Libanese milieu in Brussel, over de rol van de Israëlische en Amerikaanse geheime diensten Mossad en CIA in ons land, over geheime commissielonen afgeleid bij Distrigas, enzovoort.
Uit de vele verklaringen die aan Schlicker werden afgelegd, blijkt dat een van de belangrijkste dossiers die Latinus in handen had precies dat van de roze balletten was. Verscheidene vrienden van Latinus, ex-WNP-collega’s maar ook leden van de staatsveiligheid, zijn het in hun verklaringen aan Schlicker daarover roerend eens: Latinus beschouwde het halve centimeter dikke dossier dan hij over de seksfuiven in bezit had, zowat als zijn koninginnenstuk.
Met het dossier had hij vat op commissaris Christian Smets van de Staatsveiligheid, zelf een deelnemer aan de seksfuiven. Voor Latinus was het dossier Pinon echter duidelijk nog veel meer dan een middel om de prang op Smets te zetten. Commissaris Joseph Kausse van de Staatsveiligheid verklaarde in juni 1985 tegenover de onderzoeksrechter: ‘Paul Latinus heeft mij over het dossier Pinon gesproken. Hij beweerde te beschikken over verschrikkelijke informatie. Hij preciseerde zelfs dat hij een tweede koningskwestie kon uitlokken’. Kausse voegt er wel aan toe dat hij het dossier nooit heeft kunnen inkijken en dat hij de informatie overigens niet ernstig nam.
Francine Lanoy, de moeder van Latinus, legde een direct verband tussen de moord op haar zoon en het dossier over de roze balletten. In mei 1984 vertelde ze tegenover de BOB van Waver: ‘Wat betreft bedreigingen aan zijn adres, herinner ik mij dat mijn zoon mij herhaaldelijk heeft gesproken over voorzorgsmaatregelen die hij had moeten nemen, maar hij voegde daar soms aan toe dat ‘als ze zijn vel wilden hebben, ze hem zouden pakken waar en wanneer ze maar wilden’. Zelf heb ik een enkele dreigtelefoon gekregen. Eén zin is toen uitgesproken: ‘Mevrouw Latinus, zeg aan uw zoon dat wanneer hij zich nog langer bezighoudt met mensen die hij niet mag, dat hij nog een week heeft te leven. Kent u de zaak-Pinon? (op mijn ontkenning, werd mij gezegd:) Als uw zoon zich nog langer bezighoudt met de zaak-Pinon, dan heeft hij nog een week te leven’.
Bron » De Tijd