Waarom lukte het de Belgische justitie in de jaren tachtig niet om de beruchte Bende van Nijvel te pakken? Zes maanden geleden verzocht minister van Justitie Stefaan De Clerck de professoren Cyrille Fijnaut en Raf Verstraeten deze kwestie te onderzoeken …
Hun argumenten: het onderzoek kan niet ‘in volle sereniteit’ verricht worden; het is moeilijk om toegang te krijgen tot alle relevante stukken; en het bende-dossier is wanordelijk.Dat wilde De Clerck met eigen oog zien. Op 18 maart was hij daarom een kijkje gaan nemen in Jumet, waar hem ’twaalf kasten met zorgvuldig bijgehouden documenten werden getoond’. Maar, zo bleek, hiermee toonde justitie de minister slechts een deel van het dossier.
Een boze De Clerck besloot een disciplinair onderzoek te laten instellen. De advocaten-generaal Morlet (Brussel), Du Four (Gent) en Michaux (Bergen) zijn met deze klus belast.Tegelijkertijd bepleit de CVP de oprichting van een nieuwe parlementaire ‘Bende- commissie’, die grotere bevoegdheden zou krijgen dan de gelijknamige commissie die tussen mei 1988 en 1990 het raadsel Bende van Nijvel onderzocht. Ook dat parlementaire onderzoek bleef vruchteloos.
De bende maakte tussen het voorjaar van 1982 en de herfst van 1985 België onveilig: 23 gewelddadige inbraken en roofovervallen, achtentwintig doden, twintig gewonden – en het is Belgische justitie nooit gelukt de bende te ontmaskeren.
Juist vanwege het ogenschijnlijke onvermogen van de justitie wordt er over de Bende van Nijvel veel gegist. De bende, zo luidt een van de gedachten, zou de gewapende arm zijn geweest van rechts- extremistische groepen in België, zoals de zogenoemde Westland New Post (WNP).
WNP-leider Paul Latinus werd in april 1984 dood aangetroffen in de kelder van de woning van zijn vriendin. Hij zou zichzelf verhangen hebben. Maar hij zou ook vermoord kunnen zijn. Latinus bezat een dossier-Pinon met gegevens over de zogenaamde ‘roze balletten’ – seksfeestjes met als gasten hooggeplaatsten zoals ministers, rijkswachtofficieren en andere hoge omes.Een tweede optie is dat rechts-extremistische militairen en rijkswachters met de Bende gemene zaak maakten. De verklaringen van de ex-rijkswachter Martial Lekeu (zelf oud-lid van het extremistische Front de la Jeunesse) duiden in die richting.
Met de bende wilde extreem-rechts de Belgische staat destabiliseren om vervolgens de aartsconservatieven van de Franstalige christelijk-sociale PSC in het zadel te helpen. Lekeu zou zelf hebben meegewerkt aan de opleiding van paramilitaire groeperingen.Een ander mogelijk verband tussen extreem-rechts en de Bende waren de schietclubs. De bendeleden bleken ervaren schutters. Zouden zij het niet geleerd hebben bij Madani Bouhouche, een ex-rijkswachter?
Rijkswachtkolononel Vernaillen ontsloeg Bouhouche en zijn vriend Bob Beijer, omdat zij collega’s hadden afgeluisterd.Na hun ontslag gebeurden er merkwaardige dingen: op 12 oktober 1981 werd een aanslag gepleegd op een auto van de Bijzondere Opsporingsbrigade (BOB), waar Bouhouche ook had gewerkt. Op 25 oktober werd een moordaanslag op rijkswachtkolonel Vernaillen gepleegd. Bouhouche is voor deze feiten vrijgesproken.
Voormalig rijkswachter Bouhouche zou ook de spilfiguur zijn geweest bij een brutale wapenroof uit de rijkswachtkazerne in Etterbeek. De dieven namen alleen de modernste wapens mee. Voor sommigen is deze Bouhouche een van de kopstukken van de Bende van Nijvel geweest. Maar echte bewijzen zijn nooit serieus gezocht.Tenslotte is er Jean Bultot, voormalig directeur van de gevangenis van de Brusselse gemeente Sint-Gillis. Hij was bevriend met Francis Dossogne, de leider van het rechts-radicale Front de la Jeunesse. Deze Bultot heeft BRT-verslaggever Dirk Barrez (auteur van het boekje Het onderzoek: een bende) verteld dat België de draaischijf was voor de wapenhandel tussen Israël en Arabische landen. Daar zou de verklaring liggen voor de bendemoorden.
Eind 1995 besteedde het programma Panorama van de BRTN twee reportages aan de bende. Dat stimuleerde minister van Justitie De Clerck om de professoren Fijnaut en Verstraeten te vragen om de flaters van de justitie te onderzoeken.Onmiddellijk rijst er verzet in justitiële hoek. Volgens het Hof van Cassatie is ‘de democratie in gevaar’. Aan alle gerechtshoven schreef het Hof dat zij vanwege hun beroepsgeheim niet mochten meewerken met Fijnaut en Verstraeten. De Nationale Commissie voor de Magistratuur (justitie-functionarissen) deed nog een duit in het zakje en stuurde in december 1995 een brief aan koning Albert, waarin zij bezwaar maakten tegen de minister. En zo faalden Fijnaut en Verstraeten.
Bron » Volkskrant | Jos Klaassen