Criminoloog Cyrille Fijnaut publiceert memoires: “Samenleving moet niet aanvaarden dat op de rechtbank allerlei scenario’s tevoorschijn worden getoverd alleen maar om cliënt vrij te pleiten”

De kiemen van de georganiseerde drugscriminaliteit liggen in het verkeerd begrepen tolerantiebeleid in de jaren 70 in Nederland. Dat zegt Cyrille Fijnaut die als professor criminologie verbonden was aan tal van parlementaire onderzoekscommissies. Hij schreef zijn memoires en vertelt daarover in Terzake.

Als Cyrille Fijnaut begin jaren 70 bij de drugssectie van de politie van Tilburg gaat werken, valt hem iets op. “De harde kern waren lieden uit de traditionele misdaad: inbrekers, overvallers, geweldplegers. Zij konden groot geld verdienen met weinig risico. De overheid greep echt niet echt in. Ze liet betijen en begaan. Het werd met de mantel der liefde bedekt.”

Het duurde lang vooraleer iedereen besefte wat de impact van de georganiseerde misdaad in een samenleving is. “Het valt niet mee voor een democratische samenleving om te erkennen dat er zo’n zwaar probleem in haar schoot is ontstaan. Dat is toch een beetje een nederlaag.”

Volgens Fijnaut moet er in de toekomst nog meer ingezet worden op een brede aanpak van het probleem, die ook focust op de economische aspecten van de drugshandel. “Hoe kan het zijn dat je zwart verdiend geld opeens in een witte sector kunt inbrengen? Dan moet je toch bruggenbouwers hebben? En notarissen en advocaten zijn bij uitstek bruggenbouwers.”

Cyrille Fijnaut is erg scherp voor de wijze waarop sommige strafpleiters hun verdediging voeren. “Ik vind dat een samenleving ook niet moet aanvaarden dat mensen op de rechtbank alle mogelijke scenario’s tevoorschijn toveren alleen maar met het oog op het vrijpleiten van hun cliënt.”

“Over grenzen” (uitg. Prometheus), de memoires van Cyrille Fijnaut, ligt vanaf morgen in de boekhandel.

Bron » VRT Nieuws

“Laat het Bendedossier nu maar verjaren”

Bij de rijkswacht. De Antwerpse oud-politicus en advocaat ­Hugo Coveliers heeft het altijd al gezegd. Daar moesten de leden van de Bende van Nijvel gezocht worden. Als lid van de eerste Bendecommissie stond hij in het parlement doorgaans alleen, met zijn theorie over de georganiseerde misdaad, corruptie en politieke belangen.

Vandaag luidt het oordeel van de toenmalige rebel opvallend mild: “De onderzoekers kenden die fenomenen niet en konden ze niet aanvaarden. Die mensen waren niet noodzakelijk allemaal te kwader trouw.”

We treffen meester Hugo Coveliers (70) in zijn kelder tussen de dossierkasten. Hij gaat binnenkort verhuizen. Maar zijn politiek archief verhuist niet mee. Die 200 archiefdozen en 50 klasseermappen heeft hij vorige week al ondergebracht in het Archief-, Documentatie- en Onderzoekscentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN), bij hem om de hoek. In dat archief schuilen ook alle verslagen van de eerste onderzoekscommissie naar de Bende van Nijvel, waarvan Coveliers – als Kamerlid voor de VU – dertig jaar geleden secretaris was en naam mee maakte in het parlement.

Ook in de jaren daarna zou het Bendedossier nog geregeld opduiken, niet zelden met Coveliers in een hoofdrol. “Toen ik hier vorige week een van de kasten aan het leegmaken was, stootte ik op een artikel uit De Morgen van 1995, met als titel: Hugo Coveliers: ‘De Reus van de Bende is een rijkswachter’.”

Waarom was u daar altijd al van overtuigd?

“Vanwege de manier waarop de Bende opereerde. En ze kenden zeer goed de procedures van de politiediensten. In andere landen had men bij dat soort georganiseerde misdaden ook gezien dat er dan mensen uit de politiediensten mee gemoeid waren.”

“Ikzelf had in 1988, op uitnodiging van de Amerikaanse overheid, de kans gekregen om hun politie- en inlichtingendiensten te gaan bezoeken. Daar had ik geleerd dat de moderne misdaad een vorm van corruptie inhield, met als onmisbaar ingrediënt zogenaamde degenerated agents, ontspoorde agenten die niet meer te vertrouwen waren. Een andere reden om richting de rijkswacht te kijken, was natuurlijk het ontbreken van een motief bij al dat zwaar geweld.”

Waaruit u concludeert dat er maar één reden geweest kan zijn: angst zaaien?

(knikt) “Het doel was een gevoel van onveiligheid creëren, waardoor de macht van de rijkswacht zou vergroten.”

Is het onderzoek naar de Bende van meet af aan slecht gevoerd of hadden de daders het slim aangepakt?

“De onderzoekers hebben het slecht aangepakt omdat het fenomeen van de georganiseerde misdaad, vermengd met politieke belangen, onvoldoende gekend en aanvaard was. De procureurs en andere magistraten konden toen niet aannemen dat er rijkswachters mee gemoeid waren, dat er corruptie was.”

“Ze redeneerden vanuit een soort raison d’état. Ze vertelden mij dat ook toen ik hen privé ontmoette: als we dat allemaal gaan uitspitten, dan riskeren we dat we maar een aantal kleinigheden zullen vinden, maar dat we ondertussen wel heel de rechterlijke macht op losse schroeven zetten. Die mensen waren niet noodzakelijk te kwader trouw. Maar diegenen die wél te kwader trouw waren, rekenden er wel op dat de anderen zo zouden ­reageren. ”

In de theorie die u hanteert, worden de politici en de magistraten die het potje moeten toedekken, gechanteerd met hun seksuele avonturen.

“Het was toen een terugkerend patroon bij georganiseerde misdaad. Je kon iemand chanteren van wie je wist dat die naar de hoeren ging. Later is dat geëvolueerd naar sm en allerlei rommel. Maar ik weet dat veel mensen er twijfels bij hebben, en dat er nooit harde bewijzen zijn gekomen tegen bijvoorbeeld oud-premier Paul Vanden Boeynants (PSC) in de hele zaak van de Roze Balletten en de verhalen over het konfituurbad, waar tal van hoogwaardigheidsbekleders zouden zijn ingedoken. Vanden Boeynants is in de Bendecommissie nog op mij toegestapt om me te zeggen: Moi, je ne pédale pas dans la confiture! En toch vond ik die getuigenis van de prostituee Maud Sarr indertijd wel heel geloofwaardig.”

Louis Tobback (SP.A) zei in De Morgen dat hij Vanden Boeynants “altijd had gekend als een geheelonthouder” en “dat dat toch een handicap was om mee te doen aan een orgie”.

“Louis Tobback is een eerbiedwaardige burgemeester van Leuven. Maar of hij over die zaken ook veel weet, is een andere vraag. (lacht) Het is perfect mogelijk dat Vanden Boeynants geen alcohol dronk, maar hij had bijvoorbeeld wel wat ­maîtresses, die hij telkens ook schepen maakte of een job gaf op een kabinet. Vanden Boeynants heeft me toen trouwens op een onbewaakt moment eens gezegd dat hij me voor zijn dood nog iets zou vertellen.”

Wat dacht u sinds dat moment te weten te komen?

“Ik dacht dat hij mij heel de Bende van Nijvel zou uitleggen.”

Echt?

“Ja. Er is bij veel mensen – of ze nu gelovig zijn of niet – toch zoiets als een geweten dat begint op te spelen wanneer het einde van hun leven in zicht komt. Maar misschien heeft hij mij dat gewoon gezegd omdat hij van mij af wilde zijn. Ik ben hem eind jaren 90 nog eens tegengekomen op een tennistoernooi in Oostende. VDB was daar met een van zijn vriendinnen. Toen ik hem zijn belofte voor de voeten wierp, antwoordde hij: Jaja, maar ik ben nog niet dood.” (lacht)

U was indertijd een van de weinigen die richting de rijkswacht wees. Heeft u toen nooit het signaal gekregen dat u zich ­gedeisd moest houden?

“André Bourgeois, een heel brave CVP’er die was aangesteld als voorzitter van de eerste Bendecommissie om daar de boel te kalmeren, heeft me dikwijls gevraagd of ik niet gemanipuleerd was en waarom ik die dingen toch allemaal vertelde.”

“En Hugo Schiltz, toen vicepremier voor de VU, heeft me nog eens op de passerelle van het parlement gevraagd waarom ik dat allemaal publiek moest maken. Waarop ik zei dat het net was doordat het niet publiek werd gemaakt, dat het niet opgelost raakte. De toon van die vragen was wel nooit intimiderend. Het was eerder een bezorgdheid. Ik stond eens in het parlement in de wc naast premier Wilfried Martens (CVP). Maar Hugo, zei hij, is dat nu allemaal waar wat ge vertelt?”

Een van de conclusies van de tweede onderzoekscommissie was dat de link met de rijkswacht moest worden onderzocht. Is het parlement dan niet belachelijk gemaakt?

“Ja, natuurlijk. (lacht) Enfin, je voelt de beperkte mogelijkheden van het parlement. Het doel van de onderzoekscommissie is uiteraard niet om het gerechtelijk dossier op te lossen. Wel wat moet veranderen in de toekomst. Maar ik geef toe dat ook ik ooit gehoopt heb dat we in de commissie het misdrijf zouden oplossen. IJdele hoop, besef ik nu.”

De recente revelatie over de Reus zal niets meer worden dan een opflakkering, zoals er al zo veel geweest zijn?

“Dat denk ik, ondanks de goede wil van de huidige onderzoekers. Begin jaren 90 was het dossier al een paar honderdduizend pagina’s dik. Maar het was nog enigszins behapbaar. Ik heb toen voorgesteld om alle punten aan te duiden waar dingen onopgeklaard waren, waar beslissingen in het onderzoek genomen waren die achteraf contraproductief bleken. Dat betekent nog niet dat die beslissingen op het moment zelf te kwader trouw waren gebeurd.”

“Het kon ook om verkeerde keuzes of onwetendheid gaan. Als men dat toen had gedaan, dan had men eventueel wel een lijn kunnen ontwaren tussen een aantal van die beslissingen waar wél sprake was van manipulatie. Maar men heeft geweigerd om dat te doen. Jean Deprêtre, procureur van Nijvel en van PSC-allooi, heeft daar toen een bepalende rol in gespeeld.”

Wat moet er nu gebeuren?

“Laat het verjaren. Er zal toch nooit een proces van komen. Het dossier beslaat ondertussen miljoenen pagina’s. Een advocaat van een beschuldigde zou daar tijdens het proces het meest onbenullige pv kunnen uitpikken, waarop de rechter dat dan eerst zou moeten gaan lezen, en vervolgens heeft die advocaat alweer een nieuw pv klaar.”

“Ik vind het heel erg voor de nabestaanden van de slachtoffers. Men moet hen eerst royaal vergoeden, niet krenterig zoals dat vaak gaat. En eens het verjaard is, wordt het openbaar en kunnen historici en andere wetenschappers er zich in verdiepen. Dat moet ons in staat stellen om misschien niet meer de daders, maar toch het motief te achterhalen. Dat is toch ook belangrijk voor wie wil weten waarom zijn zus, vader of broer vermoord is.”

Wat is precies de meerwaarde van hier historici op los te laten?

“Ik denk dat die gemakkelijker verbanden zien en zich beter kunnen inleven in de tijdgeest. We hebben er 30 jaar criminologen en politiemensen op laten zoeken. Er is niets gevonden. Ik zeg ook niet dat die speurders van het dossier gehaald moeten worden. Iedereen kan maar beter samenwerken. Maar dus wel eerst de slachtoffers betalen, want je ontneemt hen wel het laatste sprankeltje hoop.”

Zullen slachtoffers als David Van de Steen en zijn advocaat Jef Vermassen, die nog alles in het werk willen stellen om de daders te ontmaskeren, daar ­vrede mee nemen?

“Als je het hen goed uitlegt, denk ik dat ze dat wel zullen aanvaarden, ook Jef Vermassen. Hij heeft nog niets van het dossier gelezen. Gaat hij de rest van zijn leven daaraan spenderen? En ik weet niet welke gouden tips hij nog achter de hand heeft. Maar hetgeen hij tot nog toe gezegd heeft, was al bekend en is al behandeld in de commissie.”

Zouden we een dergelijke samen­zwering vandaag kunnen stoppen?

“Er zijn nu meer controlemechanismen die van in het begin de alarmbellen zouden doen afgaan. De Hoge Raad voor Justitie, de comités P en I. Er is binnen de politiediensten ook intern veel meer controle, en de mensen zijn mondiger geworden.”

De burger mag op zijn twee oren ­slapen?

“Dat weet ik niet. (grijnst) Je kan ook onder een tram lopen, hé.”

Bron » Het Nieuwsblad

Wat is een onderzoekscommissie?

De kans is groot dat er een parlementaire onderzoekscommissie komt naar aanleiding van de aanslagen in Brussel en de heisa rond één van de daders, Ibrahim El Bakraoui. Maar wat houdt zo’n onderzoekscommissie precies in? We leggen het uit.

Een parlementaire onderzoekscommissie beschikt over de bevoegdheden van een onderzoeksrechter in een gerechtelijk onderzoek. Sinds 2000 werd het instrument drie keer gebruikt door de Kamer: voor een onderzoek naar het faillissement van Sabena, naar grote fiscale fraude en naar mogelijke wanpraktijken in het Fortis-dossier. De Kamerleden willen nu een onderzoekscommissie oprichten rond het terreurdossier en de vraag of ons land meer had kunnen doen om de daders de pas af te snijden.

Onderzoekscommissies zijn in het leven geroepen om het beleid van de huidige of van voorgaande regeringen te controleren op grote tekortkomingen. Ze worden samengesteld evenredig met de grootte van de fracties in de plenaire vergadering. De duur van het onderzoek moet op voorhand worden vastgelegd.

In de toegewezen periode kunnen de parlementsleden zich gedragen als onderzoeksrechter. Ze kunnen getuigen oproepen en onder ede verhoren, die getuigen met elkaar confronteren, documenten opvragen en in beslag laten nemen, huiszoekingen laten uitvoeren en plaatsbezoeken organiseren. De commissie kan ook een beroep doen op de Comités P en I, die toezicht houden op de werking van respectievelijk de politie en de inlichtingendiensten. Voor sommige onderzoeksdaden moet de commissie wel een verzoek tot de eerste voorzitter van het hof van beroep richten, die vervolgens de bevoegde magistraten aanwijst.

De commissieleden kunnen beslissen welke vergaderingen openbaar of gesloten zijn. De parlementsleden zijn gehouden aan een geheimhoudingsplicht over de informatie die in vergaderingen met gesloten deuren werd gegeven. Hun medewerkers moeten bij de installatie van de onderzoekscommissie de eed afleggen waarin zij onder meer ook die geheimhoudingsplicht beloven na te leven. Het verslag van de parlementaire onderzoekscommissie is hoe dan ook openbaar.

Bron » Gazet van Antwerpen

Onderzoek Bende van Nijvel op laag pitje

De cel-Jumet, die het onderzoek naar de Bende van Nijvel leidt, zet haar activiteiten op een laag pitje. De speurdersploeg die begin 1998 tot 97 man werd uitgebreid, bestaat sinds begin januari uit 14 eenheden. Eind maart daalt hun aantal tot zeven speurders. Ook inzake magistraten is begin januari een herschikking doorgevoerd. Deze speurders werken nog voort op een tweetal sporen die voortvloeien uit de tips die de Cel-Jumet inwon na het verspreiden van de robottekeningen van verdachten van de Bende-aanslagen.

Onderzoeksrechter Jean-Pol Raynal die begin 1998 fulltime naar de cel-Jumet werd gestuurd, kreeg op 1 januari een onderzoekskabinet bij het gerecht van Charleroi. Door deze terugkeer kon de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Charleroi een onderzoeksrechter aanstellen die vanaf 1 januari exclusief voor financiële dossiers wordt ingezet.

De speurdersploeg kreeg begin 1998 alle materiële en menselijke middelen om de sporen na te trekken die volgens de parlementaire commissie over de Bende van Nijvel onvoldoende onderzocht waren. Hiervoor werden alle technische middelen zoals DNA-analyses of de verhoren via leugendetector aangewend. Geen enkel van die onderzochte sporen leverde vooralsnog enig tastbaar bewijs op dat de speurders naar de verantwoordelijken van de moordende raids leiden. De aanslagen gebeurden midden jaren 80 en maakten minstens 28 doden.

Onlangs sloot de cel-Jumet het VMO-spoor af. Het gerecht ging na of de extreem rechtse privé-militie iets te maken had met de Bende-aanslagen. Een zoveelste spoor dat niets opleverde. Zestien jaar na de eerste Bende-aanslagen en vier jaar voor de verjaring van de feiten, lijkt het er steeds meer op dat het Belgische gerecht geen antwoord vindt op de vraag wie achter de Bende van Nijvel schuilging.

Bron » De Tijd

Het onderzoek van de laatste kans

Het Belgische gerecht sleept de Bende van Nijvel met zich mee als een blok aan het been. Ten minste 28 personen werden in de jaren 80 door blinde agressie om het leven gebracht. Waarom en door wie? Op deze vragen kon het gerecht tot op heden geen antwoorden formuleren. Plotseling blijkt het ophelderen van het mysterie van de Bende van Nijvel de prioriteit van het Belgische gerecht te zijn geworden. Minister van Justitie Stefaan de Clerck geeft de Bende-speurders alle middelen om hun zoektocht tot een goed einde te brengen. Lukt het deze keer? De kroniek van het onderzoek van de laatste kans.

Het Bende-verhaal start in het begin van de jaren 80. Tussen 1981 en 1983 wordt vooral in Waals-Brabant een reeks overvallen en diefstallen gepleegd. Daarbij vallen twaalf doden. Enkele overvallen eindigen in een slachtpartij. Zo de overval op wapenhandelaar Dekaise op in Waver, waarbij een politieman het leven laat, en de inbraak in het Colruyt-warenhuis in Nijvel waarbij de ‘inbrekers’ in ware commandostijl twee getuigen en een rijkswachter afmaken vooraleer de toegesnelde politiediensten onder vuur te nemen. De doders trekken ook één keer naar Temse waar zij de man van de huisbewaarster van de firma Wittock-Van Landeghem genadeloos neerschieten terwijl zij kogelwerende vesten stelen.

De Bende van Nijvel krijgt door deze zware aanslagen haar naam. Het is echter pas in 1985 dat de Bende haar echte dimensie zal krijgen. Bij aanslagen op de Delhaize-warenhuizen van Eigenbrakel en Overijse (september 1985) en Aalst (november 1985) vallen 16 doden. De Bende-doders treiteren bij deze aanslagen als het ware de politiediensten. De zwakke punten van het Belgische veiligheidsbestel worden door deze laatste reeks aanslagen op schrijnende wijze blootgelegd.

Toch zal het nog maanden duren vooraleer het gerecht het onomstotelijke bewijs vindt dat beide reeksen aanslagen met mekaar in verband kunnen gebracht worden. Op verzoek van de Dendermondse onderzoeksrechter Freddy Troch, die belast is met de moordende Bende-raids in Temse en Aalst, wordt in november 1986 in de zwaaikom van Ronquières gedoken naar mogelijk bewijsmateriaal. Een jaar nadat het gerecht van Nijvel een gelijkaardige zoektocht vruchteloos afsloot, vinden de duikers van Troch verschillende zakken. In die zakken zitten wapens en hulzen die gediend hebben bij de eerste reeks overvallen alsook de babysafe van de Delhaize van Aalst. Meteen bestaat er een materieel element dat het verband legt tussen beide reeksen overvallen, die van ’81-’83 en die van ’85.

Informatie-uitwisseling

Vanaf dat ogenblik is er een wederzijdse informatie-uitwisseling tussen de speurders van Freddy Troch en de speurders van onderzoeksrechter Jean-Claude Lacroix. Lacroix leidt in Charleroi het onderzoek naar de Bende-moorden nadat het Hof van Cassatie het onderzoek na procedurefouten uit handen nam van het gerecht van Nijvel. Beide mannen zitten op dezelfde golflengte en merken dat zij onafhankelijk van mekaar dezelfde sporen bewandelen. Zij beslissen dan ook om samen te werken.

Zo trekken zij in 1989 samen op rogatoire commissie naar de Verenigde Staten waar zij ex-rijkswachter Martial Lekeu aan de tand gaan voelen. Bij hun terugkeer vernemen zij dat zijn gewezen BOB-collega’s Madani Bouhouche en Robert Beijer betrokken zijn bij de moord op een Antwerpse diamantair, Ali Suleiman Ahmad. Het gaat om twee personen die zij in het kader van hun onderzoek ook aan de tand wilden voelen. Er worden plannen gesmeed voor een cel die beide speurdersploegen in Brussel samen zou brengen.

Zij willen daarbij ook de ploeg van rechter Luc Hennart uit Nijvel betrekken. Die onderzoekt het dossier van de vermoorde FN-ingenieur Juan Mendez, waar Bouhouche en Beijer de hoofdverdachten zijn. Maar de gezamenlijke speurdersploeg, die voor de drie rechters werkt, komt er nooit. Onderzoeksrechter Lacroix wordt in januari 1990 als raadsheer benoemd bij het hof van beroep van Bergen en Freddy Troch verliest in december 1990 zijn dossier na een beslissing van de kamer voor inbeschuldigingstelling (KI) van Gent. Aangezien de KI meende dat het om één groot dossier gaat, besliste de KI om alle dossiers in Charleroi onder te brengen.

Een eersteklas begrafenis van het Bende-onderzoek, luidt het in de perscommentaren nadat de beslissing van de overheveling van het dossier-Troch naar Charleroi bekend raakt. De wijze waarop het onderzoek door rechter Pierre Hennuy, de opvolger van Lacroix, gevoerd wordt, blijkt deze stelling te bevestigen. De speurdersploeg van Hennuy wordt stelselmatig afgebouwd en in 1995 heeft Hennuy nog vier voltijdse onderzoekers die zich in het Bende-dossier vastbijten. Toch laat de procureur-generaal van Bergen Georges Demanet het dossier niet los. ‘Zolang ik procureur-generaal ben, zal ik er alles aan doen om een antwoord te vinden op de vragen waarom en door wie de Bende-slachtoffers om het leven zijn gebracht’, zegt Demanet in juni 1995, enkele maanden voor de tiende verjaardag van de Bende-raids in Overijse, Eigenbrakel en Aalst.

Garageboxen

Begin 1995 veroordeelt het Brabantse assisenhof Madani Bouhouche en Robert Beijer voor hun aandeel in een reeks misdrijven die rechter Hennart aan het dossier-Mendez gekoppeld heeft. Twee speurders van de cel-Jumet, die het onderzoek naar de Bende van Nijvel voert, volgen alle zittingen van het proces-Mendez. Voor de moord op Mendez worden de beide voormalige rijkswachters door de assisenjury vrijgesproken.

Uit het onderzoek van Hennart blijkt dat Bouhouche en Beijer in de jaren 80 talrijke garageboxen en flats gehuurd hebben. De speurders van Hennart kunnen niet achterhalen waarvoor die gediend hebben. Zij leggen het verband met de Bende die opslagplaatsen voor wapens en voertuigen nodig had, maar de speurders mogen van rechter Hennart hun werkhypotheses niet onderzoeken. Hennart wil zijn dossier naar het assisenhof brengen en door het leggen van verbanden met de Bende van Nijvel dreigt zijn dossier op de lange baan geschoven te worden. Hij weigert dan ook elke inmenging.

Tweede Bende-commissie

De tiende verjaardag van de moordende Bende-raids in Overijse, Eigenbrakel en Aalst krijgt in de media heel wat weerklank. Parlementsleden willen weten waarom het dossier na tien jaar nog tot geen oplossing heeft geleid en de tweede Bende-commissie wordt op stapel gezet. De commissie wijdt ettelijke zittingen aan het probleem. Zij besluit dat Hennart zich bij de behandeling van zijn dossier aan de wettelijke rechtsregels heeft gehouden.

Toch blijft de wrange indruk leven dat een intense samenwerking het Bende-dossier in het begin van de jaren 90 heel wat verder vooruit had kunnen helpen. Het parket-generaal van Bergen beseft dit maar al te goed en vraagt in de eerste helft van de jaren 90 meermaals om een officiële kopie van het dossier-Mendez. Een vraag die pas na de uitspraak van het assisenhof in de zaak-Mendez ingewilligd wordt. Onmiddellijk wordt in Jumet gestart met een analyse van het lijvige Mendez-dossier.

Tegelijkertijd vormt procureur-generaal Demanet een steundienst die de Bende-speurders moet helpen. In die steundienst zitten speurders die de afgelopen jaren werkzaam waren bij de Staatsveiligheid, in de onderzoeken naar de bende-Haemers, de bende-De Staercke, het Brusselse milieu en de zaak-Mendez. Jean-Claude Lacroix, die intussen voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Charleroi is geworden, is bereid om zich opnieuw op het onderzoek te werpen.

Hij wordt bijgestaan door een nieuwe onderzoeksrechter terwijl het parket-generaal bijna voltijds een advocaat-generaal aanwijst om het dossier op te volgen. De nieuwe ploeg wil alle sporen die nog niet volledig zijn uitgespit, doornemen. Daarbij laten zij zich voorlichten over de vorderingen die de wetenschap sinds de jaren 80 heeft gemaakt en beslissen zij een beroep te doen op DNA-analyses en verhoren onder hypnose. De resultaten van deze nieuwe speurtechnieken hebben de voorbije maanden geleid tot het verspreiden van robotfoto’s en het oproepen van mogelijke verdachten voor DNA-analyse.

Prioriteit

De nieuwe ploeg heeft eind december haar huiswerk gemaakt. Op basis van de bevindingen van de tweede Bende-commissie en op basis van hun eigen vaststellingen, maken Lacroix en zijn collega Raynal een lijst op van de sporen die zij nog moeten uitspitten. Hiervoor zijn ook extra middelen nodig. Begin januari krijgen minister van Justitie Stefaan de Clerck en het college van procureurs-generaal het lijstje van verzuchtingen van Lacroix en Raynal. In februari beslist het college samen met de minister dat het onderzoek naar de Bende van Nijvel een prioriteit wordt.

Lacroix krijgt in totaal een ploeg van meer dan 100 mensen toegewezen. In het verleden bestond de ploeg speurders uit nooit meer dan 25 tot 30 personen. Het DNA-analyseprogramma wordt opgestart. Nieuwe robotfoto’s zullen verspreid worden en talrijke onderzoeksdaden in binnen- en buitenland opgestart als het team definitief is samengesteld.

Of deze aanpak tot een doorbraak in het onderzoek zal leiden is maar de vraag. Het gerecht wil enkel alle oude sporen tot op het bot uitzoeken. Als het antwoord over de Bende van Nijvel in die sporen verborgen zit, zal het gerecht hier tegen het jaar 2000 klaarheid in kunnen scheppen. Zoniet zal het verhaal van de Bende van Nijvel het grootste trauma van het Belgische gerecht blijven.

Bron » De Tijd | Stephan Verheyden