De Bonvoisin vrijgesproken in oplichtingszaak

Derde keer goede keer, moet baron Benoît de Bonvoisin concluderen. Hij verscheen zopas voor de derde keer op beschuldiging van oplichting, afpersing en valsheid in geschrifte voor het hof van beroep. De eerste keer kreeg hij vijf jaar effectief, de tweede keer drie jaar effectief. Hij zat voor deze zaak in de lente van 1990 ook een maand in voorarrest. En op 31 oktober ’97, bij zijn tweede veroordeling, besloot het Brusselse hof zijn onmiddellijke aanhouding omdat er gevreesd werd dat hij zich aan het arrest zou onttrekken. Hij ging toen, steeds voor dezelfde feiten, opnieuw voor een maand in de cel.

Nu, meer dan vijf jaar na zijn eerste veroordeling in deze affaire, gaat hij vrijuit. Hij verliet vrijdagnamiddag, samen met zijn vriend George Frisque, het justitiegebouw in Bergen met een triomfantelijke glimlach op zijn lippen. Ook voor zijn advocaten Julien Pierre, Mario Spandre en Jacques Malherbe is het een groot succes.

De strafprocedure in deze zaak tegen de baron, boezemvriend van Vanden Boeynants en specialist inzake partijfinanciering, begon al in 1981. Dat jaar publiceerde De Morgen de inhoud van een nota van de staatsveiligheid waarin sprake was van relaties tussen de toen nog invloedrijke PSC-financier de Bonvoisin en figuren van extreem-rechtse signatuur in het Brusselse.

Dezelfde dag nog werden er in alle haast huiszoekingen uitgevoerd op last van een onderzoeksrechter die de aanzet vormden voor de strafprocedure die gisteren in Bergen ten einde liep. Niemand kon in 1981 vermoeden dat deze destijds erg geruchtmakende gerechtelijke affaire 19 jaar lang zou aanslepen.

Het arrest dat de baron gisteren over de hele lijn vrijsprak, bevat een amper 12 pagina’s tellende motivering. Daarin verklaart het hof eerst en vooral dat een van de twee hier behandelde affaires, de zaak-PDG, inmiddels verjaard is (de laatste feiten in dit onderdeel dateren al van september 1985).

Voor het overblijvende onderdeel van het dossier, de zogenaamde affaire-Cidep, onderstreept het hof dat er onvoldoende bewijzen en getuigenissen voorhanden zijn om te concluderen dat de baron effectief de man achter de schermen was van de firma Cidep, waar een groot deel van de ten laste gelegde feiten zich voordoen.

De twijfel kan niet meer worden weggenomen omdat het al zoveel jaren geleden is. In een adem levert het arrest ook kritiek op de manier waarop het onderzoek tegen de baron in het verleden is gevoerd. Daarbij wordt ook expliciet gewezen op de rol van een speurder van de Brusselse BOB in dit onderzoek, adjudant Patrick De Baets. Hij zou onredelijk en zonder nuancering te werk gegaan zijn, aldus het arrest, wat opnieuw twijfels oproept omtrent de aangevoerde bewijslast.

De leidraad door het hele arrest is het thema van de twijfel omtrent de bewijslast in het dossier die systematisch in het voordeel uitvalt van de baron. Voorzitter Vereecke ging op sommige momenten echter zelf nogal vluchtig te werk bij het evalueren van de bewijslast. Voor een twintigtal ‘valse facturen’ achtte hij de bewijslast tegen de baron ook hier onvoldoende.

Het openbaar ministerie had immers verklaard dat het bewijs voorhanden was dat baron de Bonvoisin in de betwiste periode (jaren negentig) de verkiezingscampagne had gefinancierd van wel honderd politici, afkomstig uit bijna alle partijen behalve de groenen en extreem-rechts.

Maar het hof concludeert dat het parket en de speurders hun werk niet goed hebben gedaan. Kortom, het hof van Bergen wijkt over de hele lijn af van wat de raadsheren in twee verschillende kamers van het hof van beroep in Brussel die concludeerden op basis van hetzelfde dossier.

Bron » De Morgen