Hugo De Ridder leerde, als privésecretaris van CVP-partijsecretaris Leo Tindemans, VDB kennen tijdens diens voorzitterschap van de christen-democratische partij, tussen 1961 en 1965. Dra schreef hij ook zijn Nederlandstalige toespraken.
“Ik denk het liefst aan hem terug als de man die vertrouwen kon geven, equipes kon bijeen brengen en leiden zoals ik nadien zelden heb meegemaakt. Een bezielend CVP-voorzitter ook die je af en toe moest intomen, want hij dweepte met de Rex- en Verdinaso-stijl voor politieke congressen.”
“VDB was voor ons de emanatie van wat we nu nieuwe politieke cultuur zouden noemen. Wat een verademing tegenover de oude kliek á la vader Eyskens, PW Segers, Léon Servais. Om van le père Harmel nog maar te zwijgen.”
“Later is hij als mens veranderd. Hij heeft het contact met de doorsnee-Belg verloren, is in een vrienden- en kennissenkring terechtgekomen die in hem vooral een machtig en welgesteld man zag. Hij begon de politiek in dienst te stellen van het zakelijk en het eigenbelang. Hij evolueerde van idealist tot opportunist, een evolutie die je bij heel wat politici meemaakt, zeker als ze het tot premier hebben gebracht.”
“Maar ik geloof niets van de verhalen dat hij de spin in een web was van staatsgrepen, de Bende van Nijvel en zo. Ik vermoed dat velen in die dossiers zijn naam hebben vernoemd om zich in te dekken. En je kan niet ontkennen dat hij daar aanleiding toe gaf, hij cultiveerde dat image van sterke man.”
“Ik heb in een van mijn boeken de anekdote verteld waarbij hij mij een perslek liet organiseren, nadien naar het publiek toe vreselijk verontwaardigd deed over het lek en onmiddellijk een onderzoekscommissie oprichtte die hij zou voorzitten, met mij als secretaris. Dat schelm-zijn, de komediant uithangen, was iets typisch van hem. Ik heb daar dikwijls aan teruggedacht toen hij ontvoerd was. Zelfs toen hij met tranen in de ogen zijn verhaal bracht, bleef er bij mij een ietsje twijfel.”
Bron » De Standaard