Geen terrorist te bespeuren, maar antiterreurdiensten tuimelen over elkaar

Niet minder dan vijf politie- en inlichtingendiensten houden zich in ons land bezig met de bestrijding van terrorisme. Volgens de senaatscommissie Binnenlandse Zaken is dat te veel van het goede, temeer omdat hun werk “overlappingen” vertoont. Bovendien ontbreekt het aan coördinatie en aan een centraal aanspreekpunt voor buitenlandse antiterreurdiensten.

“De samenwerking met de Belgische diensten brengt ons soms in een lastig parket”, vertelde Rafaël Martinez, attaché Binnenlandse Zaken bij de Spaanse ambassade in Brussel, aan de senaatscommissie. “Wanneer ik van de diensten in Madrid verneem dat er een verdacht persoon zal aankomen, neem ik contact op met álle bevoegde Belgische diensten. Maar het gebeurt dat men zoveel tijd verliest, dat de betrokkene reeds opnieuw verdwenen is voor men tot observatie kan overgaan.”

Bij de federale politie bestaat er sinds de recente politiehervorming de dienst Terrorisme en Sekten, een dienst op federaal niveau die de gerechtelijke onderzoeken coördineert. Voor een deel heeft die dienst dezelfde opdrachten en bevoegdheden als de Antiterroristische Gemengde Groep (AGG), beter bekend onder het Franse letterwoord GIA, die al bestaat sinds 1984 en eveneens coördinerend optreedt. Daarnaast is er de dienst Terrorisme en Openbare Orde (Terop), een operationale eenheid van de gedeconcentreerde federale politie in Brussel, die zowel werkzaam is op het terrein als op het vlak van het verzamelen van inlichtingen. Ten slotte zijn ook nog de Staatsveiligheid en de militaire veiligheidsdienst betrokken bij de bestrijding van het terrorisme.

“Al die bevoegdheidsoverlappingen zijn natuurlijk niet bevorderlijk voor de efficiëntie”, meent VLD-senator Paul Wille. “In verscheidene diensten worden bijvoorbeeld dezelfde analyses gemaakt, wat tijdverlies is en de kwaliteit van de informatie in het gedrang kan brengen.” Samen met commissievoorzitster Anne-Marie Lizin (PS) stelde Wille gisteren het terrorismeverslag van de senaatscommissie voor, gebaseerd op een studiedag die de senaat over het onderwerp organiseerde.

In hun rapport vragen de senatoren de oprichting van een gespecialiseerde eenheid voor de bestrijding van het terrorisme, al dan niet bestaande uit (leden van) de huidige diensten. Volgens rapporteur Wille is minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne (PRL) zich van het probleem bewust en wil hij er op korte termijn iets aan veranderen. Een mogelijkheid is het afschaffen van een van de twee coördinerende diensten. “Als de regering in de komende weken geen initiatief neemt, moet het parlement zijn verantwoordelijkheid nemen”, meent Lizin.

Bij de start van het Europese voorzitterschap oordeelde de senaatscommissie het nuttig om de doeltreffendheid van het bestaande instrumentarium kritisch door te lichten. “Tenslotte is antiterrorisme voor twee lidstaten, Ierland en Spanje, dagelijkse kost”, weet Lizin. “De specifieke positie van Brussel moet ons doen nadenken”, waarschuwt Wille. “Na New York vind je in Brussel de grootste concentratie van VIP’s. De link naar terrorisme ligt voor de hand.”

Alle bestaande Belgische diensten pleiten voor meer personeel en bijkomende technische mogelijkheden, zoals het afluisteren van telefoongesprekken en de toegang tot bepaalde gegevens. De senaatscommissie is niet ongevoelig voor hun argumenten, maar stelt “dat er geen enkele vorm van toezicht wordt uitgeoefend op dat soort activiteit”. Bijzondere technieken kunnen volgens de commissie enkel via een wettelijke regeling en controle, bijvoorbeeld door het Comité I, het orgaan dat in opdracht van het parlement de inlichtingendiensten controleert.

Bron » De Morgen