Een personeelswissel op de dienst Veiligheidsonderzoeken van de militaire inlichtingendienst Adiv stelt ons land bloot aan een serieus veiligheidsrisico. Dat vrezen de 37 federale politieagenten die de dienst moeten verlaten. Zij worden vanaf 1 januari vervangen door 22 onderofficieren die geen enkele juridische of politionele ervaring hebben, niet weten hoe ze met informanten moeten werken en die een lagere graad hebben dan de personen die ze moeten controleren. ‘Het risico op vriendjespolitiek en inmenging van bovenaf is reëel.’
De dienst Veiligheidsonderzoeken, kortweg SI, naar de Engelse afkorting, levert veiligheidscertificaten af aan zowel burgers als militairen. In de eerste plaats aan de deelnemers van internationale Navo-vergaderingen en Europese toppen in Brussel, maar de dienst screent ook alle mensen die toegang hebben tot plaatsen waar zich documenten met vertrouwelijke militaire informatie bevinden. Ook personen die deel uitmaken van een buitenlandse zending ontsnappen niet aan een security check van de SI.
Sinds 1938 wordt de SI bevolkt door rijkswachters van de BOB. Na de politiehervorming werden dat federale politieagenten. Zij worden door hun opleiding en cultuur het best geplaatst geacht om veiligheidsonderzoeken uit te voeren. Ze vormen immers de schakel tussen gerechtelijke, politionele, administratieve en militaire overheden. Bovendien wordt in het milieu veel met informanten gewerkt, een typisch politiekenmerk.
Eind oktober besliste het ministeriële comité Inlichtingen en Veiligheid, waar naast de premier ook de minister van Binnenlandse Zaken en de staatsveiligheid deel van uitmaken, dat alle 37 SI-personeelsleden terug naar de federale recherche moeten. Op die manier kan mankracht worden vrijgemaakt in de strijd tegen het terrorisme.
De federale politieagenten worden vanaf 1 januari vervangen door 22 onderofficieren die zich totnogtoe altijd hebben beziggehouden met onderzoeken naar veiligheidsincidenten in militaire kwartieren. “Dat zijn mensen die geen enkele specifieke opleiding voor security checks hebben gehad”, zegt een lid van de militaire inlichtingendienst. “Bovendien zijn ze niet thuis in politionele, administratieve en gerechtelijke middens. Ze moeten niet eens voldoen aan toelatingsvoorwaarden, terwijl voor de BOB’ers altijd zware selectieprocedures zijn georganiseerd. En 22 mensen? De SI doet jaarlijks 10.000 onderzoeken op 15.000 personen, en dat met 37 man.”
Binnen de inlichtingendienst worden ook vragen gesteld over het feit dat lager gerangschikte militairen voortaan hun meerderen zullen controleren. “Bij Defensie kun je sowieso al moeilijk onafhankelijk van de militaire hiërarchie werken. Veiligheidsonderzoeken worden uitgevoerd tot het hoogste legerniveau, en dat zal nu gebeuren door onderofficieren met een lagere graad dan de personen die ze moeten screenen. Het risico op vriendjespolitiek of inmenging van bovenaf is reëel.”
Omdat het SI-personeel in een keer wordt vervangen, gaan veel ervaring, contactpersonen en informatiebronnen verloren. “Het duurt jaren om zoiets weer op te bouwen”, aldus een lid van de militaire inlichtingendienst. “En ondertussen daalt het niveau van het veiligheidscertificaat, omdat de veiligheidsonderzoeken minder doeltreffend zullen verlopen. Dat de veiligheid van ons land daarmee in het gedrang komt, lijkt niemand te deren. De nieuwelingen worden wel opgeleid, maar die cursus is onlangs ingekort tot een paar weken. Wij vrezen echt dat die mensen onvoorbereid aan de start zullen verschijnen.”
Het kabinet Defensie reageert laconiek. “Het klopt inderdaad dat militaire specialisten de federale SI-agenten vervangen”, zegt woordvoerder Nick Van Haver. “Maar die personeelswissel was al langer voorzien en onze mensen zijn wel degelijk voorbereid op de functie die zij zullen bekleden.” Op de vraag welke opleiding de militairen dan precies hebben gehad, weigert het kabinet te antwoorden. “Ik zeg u dat die mensen voorbereid zijn. Meer hebben wij daar niet aan toe te voegen.” Op het militair hoofdkwartier in Evere weigert men de zaak eveneens verder te becommentariëren.
Naar de politie toe heeft de operatie weinig zin. Alle agenten die worden overgeplaatst naar een GDA van hun keuze, voeren al jaren veiligheidsonderzoeken uit. Ze vrezen dat hun meerwaarde voor de gerechtelijke diensten in de federale politie gering zal zijn. Heel wat agenten gaan ook naar hun pensioenleeftijd toe: zij hebben niet veel zin om zich nog op een nieuwe job te storten. Ook de aanwinst in de strijd tegen het terrorisme is relatief: het effect van een personeelsdoorschuiving wordt pas binnen een tot twee jaar verwacht.
Bron » De Morgen