De stilte na het schot: getuigenis politieagenten gewelddadige incidenten

Schietende politieagenten, ze zijn de voorbije maanden meermaals in het nieuws geweest. In maart was er een fataal incident in Gent, in Antwerpen zijn er sinds eind september twee mensen omgekomen door politiekogels. Waarom richten ze niet op de benen? Vuren ze te snel? Die vragen komen altijd terug. Maar wat doet zo’n gewelddadig voorval met de schutter? Het taboe om erover te praten, is groot. Twee agenten doen hun verhaal.

December 1993, omstreeks middernacht. Rijkswachter Johan Hechtermans en zijn collega betrappen twee autodieven op heterdaad op een parking langs de E19. De twee vertellen dat er nog een derde dader is. Weinig geloofwaardig, vinden de rijkswachters, er is in geen velden of wegen nog iemand te bespeuren. De twee worden in de wagen gezet, die vertrekt richting brigade in Hoogstraten. Als ze de snelweg afrijden, ziet Hechtermans een man te voet voor de auto uitlopen, met een tas in de hand. Is er toch een derde verdachte?

Hechtermans, die chauffeur is, houdt halt. Als hij zijn deur opendoet, draait de voetganger zich om, trekt een wapen uit zijn binnenzak en vuurt een schot af dat inslaat op de combi. Hechtermans schiet terug en raakt de man in de buik. Hij valt over de vangrail en terwijl hij naar beneden glijdt, vuurt hij verschillende schoten af. Hechtermans en zijn collega zien dat de man iets werpt en gaan liggen. Meteen daarna slaat op enkele meters van hen een granaat in. Omdat ze ontploft in de aflopende berm, blijven de twee ongedeerd. Twintig minuten wachten ze op versterking. Al die tijd houden ze de man onder schot.

Dergelijke zware incidenten doen zich relatief zelden voor. Het is pas sinds de politiehervorming in 2001-2002 dat alle gevallen van wapengebruik door de lokale en federale politie nauwkeurig in kaart worden gebracht. Wat ‘vuren op personen bij bedreiging’ betreft: in 2003 werden zestien voorvallen geregistreerd, het jaar daarna veertien, zes in 2005, vier in 2006 en twee in 2007. Voor vorig jaar zijn er nog geen cijfers. Dat zulke feiten behoorlijk uitzonderlijk zijn, maakt evenwel dat wie erbij betrokken was, weinig lotgenoten heeft. Het is een last die je sowieso voor een stuk alleen draagt. Johan Hechtermans weet er alles van.

Privéoorlog

‘De eerste grote schok kwam toen we wisten met wie we te maken hadden en wat die man meedroeg in zijn tas’, zegt Hechtermans (42) nu. Het ging om Yves Otte, toen een van de meest gezochte gangsters van het land. ‘Hij had genoeg materiaal bij om een privéoorlog te beginnen. Hij had nog een pistool op zak, op zijn borst droeg hij nog drie granaten, in zijn tas zaten er nog een aantal, een machinegeweer met vijftig kogels, een politieradio, een kogelvrij vest, messen.’

Otte dweepte met Patrick Haemers, die kort voordien zelfmoord had gepleegd in zijn cel in Vorst. Otte zelf was pas ontsnapt uit de gevangenis van Leuven, via een gat in zijn celvloer. ‘En daags voor het incident had hij een Franse douanier doodgeschoten’, zegt Hechtermans. Otte was niet zwaargewond. ‘De operatie aan zijn buik duurde een paar minuten. Volgens de dokter viel de kogel er gewoon uit. Ik had hem blijkbaar geraakt op een van de weinige plekken in de buik waar geen vitale organen zitten.’

Machocultuur

De miserie voor Hechtermans begon niet meteen. ‘Ik wist dat ik juist gehandeld had, want ik had pas geschoten nadat ik Otte een wapen had zien trekken. De eerste uren overheerste de opluchting, omdat ik besefte waaraan we ontsnapt waren.’ Hechtermans en zijn collega werden opgevangen door hun districtscommandant. ‘Die heeft schitterend werk geleverd. Hij heeft ons geholpen met het opstellen van het proces-verbaal, morele steun verleend. En hij heeft onmiddellijk het stressteam verwittigd.’

Hechtermans was een van de eersten die door dat team bijgestaan werden. ‘Het is opgericht in april 1993, onder de toenmalige rijkswacht’, zegt Patrick Van den Steene (36), psycholoog en huidig coördinator van het stressteam, dat sinds de politiehervorming onder de federale politie valt. ‘Het team is er gekomen op vraag van de vakbonden. Aanleiding was de terreur van onder meer de Bende van Nijvel en de CCC, eind jaren tachtig.’

Nu telt het team zowat twintig mensen: psychologen, maatschappelijk werkers en politiepersoneel. In 1993 waren het er maar zeven: officier Frank Cerpentier, twee psychologen en vier sociaal werkers. Hechtermans: ‘Ik wil absoluut geen steen werpen naar die mensen, ze hebben hun uiterste best gedaan. Maar ze moesten roeien met de riemen die ze hadden, en er zijn fouten gemaakt.’ De middag na de feiten hadden Hechtermans en zijn collega een eerste ontmoeting met Cerpentier. Die verwees hen door naar een psychologe van het team. ‘We mochten op consultatie gaan, maar we moesten niet.’ Die vrijheid geldt ook nu nog. ‘Onze hulpverlening gebeurt altijd op vraag’, zegt Van den Steene.

Hechtermans’ collega wou geen bijstand, hijzelf wel. Toen die sessies niet afdoende bleken, kreeg Hechtermans het advies een externe psycholoog te raadplegen. ‘Maar die was niet erkend, waardoor je amper iets terugbetaald kreeg. Dat wist ik niet. Ik heb een behoorlijk deel van mijn spaargeld uitgegeven aan die behandeling. Mijn collega en ik hebben ook de grote fout gemaakt om ons niet ziek te melden.”

“We zijn geen dag thuisgebleven. Misschien moeilijk te geloven, maar die eerste dagen zit er nog zoveel adrenaline in je lijf. Ik dacht echt dat ik het aankon. En er was natuurlijk wel een machocultuur bij de rijkswacht.” Doordat Hechtermans geen dag ziek was, kon hij ook geen advocaat toegewezen krijgen door de Belgische Staat of de rijkswacht. Nog iets waar niemand hem op gewezen had.

Depressies

‘Met de maanden ging mijn humeur er gestaag op achteruit. Ik was continu chagrijnig, mijn collega’s konden niets goeds meer doen, ik had nachtmerries. Een jaar na de feiten is de boel ontploft en ben ik in elkaar gezakt. Ik heb dan hulp gezocht bij een psychiater. Door gesprekken en medicatie ben ik geleidelijk uit het dal geklauterd, maar de voorbije vijftien jaar heb ik verschillende zware depressies gehad. Ik neem ook nu nog antidepressiva.’

Wat ook een impact had, is het feit dat Hechtermans weinig informatie kreeg over Yves Otte. Eind 2003 keerde die niet terug uit penitentiair verlof. ‘Normaal moest slachtofferhulp me daarvan op de hoogte brengen, maar ik heb pas iets vernomen toen hij al een tijdje spoorloos was. Dat is akelig, want je blijft vrezen voor een wraakactie.’ In februari 2004 werd Otte gevat in het station van Mechelen, niet zo ver van Hoogstraten, waar Hechtermans woont. Het gaat nu heel wat beter met hem. ‘Ik werk nu een aantal jaren als politiehondbegeleider, en in die baan ben ik voor een stuk weer opengebloeid.’

Intussen is de hulpverlening een stuk beter georganiseerd. ‘Het stressteam werkt nu zowel preventief, proactief als curatief’, zegt Van den Steene. Er wordt geïnformeerd tijdens de politieopleiding, banen met ‘een verhoogde emotionele belasting’ krijgen extra aandacht, wie niet meteen hulp wil, wordt toch opgevolgd. ‘We proberen te vermijden dat mensen ontslag nemen’, zegt Van den Steene.

‘Vervroegd pensioen is een mogelijkheid, de jobinhoud kan worden aangepast, er kan een andere werkplek gezocht worden. Of agenten kunnen gewoon weer hun baan opnemen. Want laten we niet vergeten dat niet iedereen op hulp zit te wachten. Sommige agenten die iets ingrijpends meemaken, kunnen het wel degelijk een plaats geven.’ Dat gaat deels op voor Willy De Waele (62), ex-agent bij de Gentse lokale politie.

Dode zonder gezicht

17 oktober 1999, rond 2 uur ’s nachts. De Waele en zijn collega zijn op weg naar een openbare telefooncel langs de Brusselsesteenweg van waaruit valse meldingen zijn vertrokken. Er rolt een oproep binnen over een inbraak in een lingeriezaak in de Henegouwenstraat, in het stadscentrum. Ze laten de telefooncel voor wat ze is en gaan er meteen op af. De deur van de winkel staat open. Met hun revolver in de aanslag gaan ze binnen en maken zich luid kenbaar. Eén inbreker komt meteen naar voren, met de handen in de lucht, het gezicht verborgen in de kap van zijn trui.

‘In een flits’ ziet De Waele een tweede figuur, die zich verstopt. De regels schrijven voor dat ingerekende verdachten geboeid worden terwijl ze op de grond liggen. ‘Maar dat kon daar niet’, zegt De Waele daar nu over. ‘Het kleine winkeltje stond overvol. Daarom ben ik met die ene verdachte naar buiten gegaan, om hem te boeien op het voetpad en dan die tweede te zoeken.’ In de hand waarmee hij de man klem houdt, houdt hij ook zijn revolver vast, een Smith & Wesson 9mm. Plots probeert de verdachte zich los te rukken en een elleboogstoot uit te delen.

‘Ik verstevig mijn greep, en op dat moment gaat een schot af.’ De verdachte, een 35-jarige Tunesiër uit Brussel, wordt getroffen in het hoofd en zijgt ineen. Hij is op slag dood. De tweede verdachte geeft zich zonder slag of stoot over. Tussen het binnengaan in de winkel en het schot zijn volgens getuigen hooguit vijftien seconden verstreken.

‘Een fractie na het schot keken mijn collega, die vlakbij stond, en ikzelf elkaar aan’, zegt Willy De Waele (62), intussen een paar jaar met pensioen. ‘We wisten eerst niet wie de schutter was, hij of ik. Meteen daarna was het wel duidelijk. Ik ben zeker vijftien, misschien twintig minuten gehurkt op het voetpad blijven zitten, naast het slachtoffer. Ik voelde mij immens hulpeloos.’

‘Toen ik naast hem zat heb ik het lichaam niet omgedraaid. En ook tijdens de interventie heb ik zijn gezicht niet gezien. Ik heb ook geen informatie over hem gevraagd noch gekregen. Dat alles heeft de emotionele verwerking wellicht vergemakkelijkt’, zegt De Waele. Hij kreeg ook steun van zijn collega’s en, een tijdlang, van de korpspsychologe. ‘Ik kon twee maanden thuisblijven, maar na vijf dagen ben ik weer gaan werken, een late dienst. Ik was gescheiden, woonde alleen op een appartementje in Laarne. Wat moest ik daar doen?’

Bedreigingen

Meteen na de feiten werd De Waele verhoord door de gerechtelijke politie en werd een reconstructie opgezet. Drie getuigen bevestigden de versie van De Waele en zijn collega. Conclusie: het ging om een ongeval. Maar het parket opent bij elk schietincident een onderzoek. De gerechtelijke afhandeling duurde anderhalf jaar. De Waele kreeg Piet Van Eeckhaut als advocaat toegewezen door de stad Gent. Die was overtuigd van een gunstige afloop. De Waele was dat minder.

‘De rechter wou onder meer weten waarom ik de veiligheidsspil van mijn wapen niet had opgezet. Maar die was er gewoon niet. Ik had vroeger een pistool als dienstwapen gehad, dat kon je wel beveiligen. Maar die Smith & Wesson-revolver niet. De trekker overhalen, betekent altijd dat er een kogel vertrekt.’

“Er kwamen ook bedreigingen van de nabestaanden van het slachtoffer in Brussel. Door een fout was mijn privéadres in het proces-verbaal beland, terwijl het dat van mijn werkgever had moeten zijn. Uiteindelijk zijn er rechercheurs naar Brussel gegaan en die hebben die mensen duidelijk gemaakt dat als mij of mijn collega iets overkwam, er direct in hun richting gekeken zou worden. Maar ik ben in die periode vaak naar het raam gelopen toen ik een auto hoorde passeren.’

‘Ik ga niet spreken van “die soort” maar als je ziet dat tegenwoordig de halve bevolking van Schaarbeek buitenkomt als er iets gebeurt, slik je toch even.’ Uiteindelijk oordeelde de Gentse kamer van inbeschuldigingstelling dat De Waele niet in de fout ging. Hij is nog een paar jaar op de interventiedienst blijven werken. ‘Ik heb wel nog zelden moeten ingrijpen bij inbraken.’ De Waele sloot zijn carrière af als wijkagent.

Harder

Een trauma heeft hij er niet aan overgehouden, zegt hij. ‘Nadien greep ik wel veel minder snel naar mijn wapen, heb ik gemerkt. Maar voor de rest… Het was gewoon een ongeluk. En het klinkt misschien vreemd, maar je wordt met de jaren harder. Ik heb in mijn loopbaan misschien dertig, veertig doden gezien. Jonge mensen, oude mensen, in de meest absurde omstandigheden. Een bejaarde vrouw die haar man vraagt om een biefstuk te gaan. Als hij terugkomt, heeft ze zich verhangen in de keuken, terwijl de aardappelen op het vuur staan.

Een jonge gast die zich klaarmaakt om te gaan voetballen. Hij zet zijn sporttas in de garage, gaat naar de zolder en verhangt zich. Ik heb in 2001 ook de vaststelling gedaan bij het ongeval met vluchtmisdrijf waarbij twee jonge meisjes om het leven kwamen. Het ene meisje was onthoofd, bij het andere was een been afgerukt. Ik denk dat dat voorval me nog het meest van al heeft aangegrepen.’

Bron » De Standaard