Volgens de procureur-generaal zou de uitbreiding van de mini-instructie de onderzoeksrechter kunnen ontlasten van kleinere misdrijven, zonder dat de objectiviteit van het onderzoek in het gedrang komt.
Een gerechtelijk onderzoek onder leiding van een onderzoeksrechter kan zeer omslachtig en tijdrovend zijn, onder meer omdat dergelijke dossiers verplicht aan de raadkamer moeten voorgelegd worden alvorens eventuele verdachten voor de correctionele rechtbank kunnen gedaagd worden. Om die omslachtig procedure te vermijden voor gevallen waar slechts weinig onderzoek nodig is, werd enige tijd geleden de mini-instructie ingevoerd. Daarmee kon het parket aan een onderzoeksrechter vragen om bepaalde onderzoeksdaden, waarvoor alleen een onderzoeksrechter bevoegd was, uit te voeren zonder dat een volledig gerechtelijk onderzoek moest worden opgestart.
Tot nu toe waren een aantal onderzoeksdaden of dwangmaatregelen zoals de huiszoeking, de telefoontap, de observatie of de voorlopige hechtenis van de mini-instructie uitgesloten. In zijn tweede potpourri-wetsvoorstel wil minister Geens de mini-instructie ook mogelijk maken voor de telefoontap, de observatie in een woning, de inkijkoperatie in een woning en de huiszoeking.
“Deze wetswijziging kan alleen maar toegejuicht worden”, zei Brussels procureur-generaal Johan Delmulle. “De onderzoeksrechter dient vandaag ook veel aandacht te besteden aan relatief eenvoudige of kleine strafzaken, enkel en alleen omwille van de noodzaak aan een dwangmaatregel, terwijl hij ten volle leiding zou moeten kunnen geven aan de politiediensten belast met zijn onderzoeken naar meer complexe misdrijven.”
De procureur-generaal is het niet eens met wie vreest dat een onderzoek door het openbaar ministerie niet dezelfde garanties van onafhankelijkheid en objectiviteit zou bieden als een onderzoek door de onderzoeksrechter. “De onafhankelijkheid van het openbaar ministerie staat met zoveel woorden in de Grondwet”, klonk het.
“De wijze waarop het openbaar ministerie zijn onderzoeken voert, staat ook duidelijk in de wet: de procureur waakt over de wettigheid van de bewijsmiddelen en de loyauteit waarmee ze ingezameld worden. Het Hof van Cassatie heeft in verschillende arresten ook duidelijk gemaakt dat het openbaar ministerie weliswaar een partij is maar in het openbaar belang handelt, verplicht de rechter op onpartijdige wijze in te lichten en dus alle bewijselementen, ook die à décharge, aan de rechtbank moet voorleggen. Ook het Grondwettelijk Hof en de Privacycommissie zijn het daarmee eens.”
In 90 procent van de dossiers die voor de rechtbank komen zonder dat een onderzoeksrechter is tussengekomen, stelt het geen probleem dat het onderzoek door het parket is gevoerd. “Ik zie geen reden waarom er een probleem zou zijn met de overige tien procent”, ging procureur-generaal Delmulle verder. “Maar elke discussie te vermijden zou in de wet ook kunnen voorzien worden dat het openbaar ministerie, net zoals de onderzoeksrechter, zijn onderzoek à charge en à décharge voert.”
Bron » De Standaard