Langverwacht, maar ze komt er dan toch: de DNA-databank Vermiste (en niet-geïdentificeerde) Personen. Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) heeft daarvoor het nodige budget vrijgemaakt. Speurders hopen nu op een doorbraak in oude verdwijningsdossiers.
Als de politie vandaag een lichaam vindt, dan kan men het DNA daarvan niet automatisch vergelijken met alle personen die als vermist zijn opgegeven in ons land, zelfs niet als daar wel degelijk DNA van beschikbaar is. Deze zomer komt daar eindelijk verandering in, met de DNA-databank Vermiste Personen. Daarin zal DNA van vermiste personen en hun familie, en elk gevonden lichaamsdeel worden opgeslagen.
Officieel had de databank al operationeel moeten zijn in juli 2017, maar in de praktijk werd de inwerkingtreding telkens uitgesteld om budgettaire redenen. Daardoor bleven families veel langer dan nodig in het ongewisse over wat er met hun geliefde was gebeurd. Bij de begrotingsbesprekingen heeft minister van Justitie Koen Geens (CD&V) nu toch de nodige 114.000 euro kunnen lospeuteren, zodat de databank in juli operationeel zal zijn. “Dat zal een enorme hulp zijn voor de speurders”, aldus Geens.
At random
“Dit biedt enorm veel mogelijkheden, vooral in verdwijningszaken waar we het spoor compleet bijster zijn”, zegt Katty Doms, rechercheur de Cel Vermiste Personen van de federale politie. “Als het DNA van vermisten en gevonden lichamen in een databank wordt gestopt, dan kunnen we iedereen met alles vergelijken. Tot nu toe moest je toch een vermoeden hebben van wie het lichaam was, om een DNA-analyse te laten doen. Maar nu kan het at random.”
Daarom worden nu ook de onopgeloste verdwijningsdossiers van de laatste 10 jaar – zo’n 300 – van onder het stof gehaald. “De vraag zal niet meer zijn: wat is er gebeurd met de vermiste of waar is die laatst gezien, maar puur: hebben we nog DNA van die persoon? Indien nee, hebben we dan nog voorwerpen van die persoon, waar DNA kan opzitten? En tot slot: heeft die persoon nog voldoende verwanten?”
Politiemensen zullen de komende jaren opnieuw bij mensen aanbellen om DNA te vragen van een familielid, dat misschien al 7 jaar verdwenen is. “Natuurlijk zullen die zich afvragen waarom we daar nu pas mee afkomen”, begrijpt Doms. “Ze zullen denken dat er kostbare tijd verloren is, maar dat is niet zo. Dit is een nieuwe opportuniteit om toch verder te kunnen zoeken, daar waar we vroeger vast zaten.” Ze benadrukt dat ze daarvoor zo veel mogelijk de mensen wil inzetten, die het dossier destijds hebben opgevolgd. “Kwestie dat mensen geen vreemde aan de deur krijgen.”
Tand of haarwortel
In eerste instantie gaan de speurders op zoek naar DNA van de vermiste zelf. “Een tand die nog ergens in een potje zit of een haarwortel,… Dan kunnen we een zuiver profiel opstellen. Die kan je niet alleen nationaal vergelijken maar ook internationaal, met lichamen die in het buitenland worden gevonden.” Elke nacht is er een automatische uitwisseling. Is er niets meer te vinden, dan werk je met profielen van verwanten. Ook die worden elke dag vergeleken met de profielen in de nationale databanken, maar om ze ook internationaal te vergelijken is een bijzondere procedure nodig.
“Omgekeerd zijn er ook een 100-tal dossiers met niet-geïdentificeerde lichamen en lichaamsdelen, die we in die databank zullen opnemen. Daar is er natuurlijk overvloedig DNA aanwezig, al wordt dat profiel pas sinds een aantal jaar standaard bijgehouden. Bij oudere zaken kan het dus zijn dat we een lichaam opnieuw moeten opgegraven om een staal te nemen.”
Ook voor nieuwe verdwijningen, zal de databank haar nut bewijzen. “Als er gedurende een maand geen teken van leven is en geen zoekacties meer gepland staan, dan zullen we ook daar de DNA-procedure opstarten”, legt Doms uit.