‘Niet Schieten’ begint met een emotionele climax aan het begin van de film. Maar regisseur Stijn Coninx weet de spanning in de film over de Bende van Nijvel knap vast te houden.
De Bende van Nijvel is een open wond in België. Liefst 28 doden en 40 gewonden vielen er in een serie idioot gewelddadige overvallen met lage opbrengst. Dieptepunt was de slachtpartij in de Delhaize-supermarkt te Aalst in 1985, met acht doden. Daarna loste de bende in het niets op.
Regisseur Stijn Coninx waagt zich aan brisant materiaal in Niet Schieten zonder zich te vertillen. Hij begon ooit met Urbanus van Anus-komedies, legde zich recentelijk toe op Sinterklaasfilms, maar bewees met Daens goed raad te weten met zorgvuldig gecomponeerd historisch drama. En dat is de Bende van Nijvel inmiddels ook, zo valt te vrezen.
In Niet Schieten is de held opa Albert (‘Petje’), een garagehouder wiens dochter, schoonzoon en kleindochter sterven in Aalst. Kleinzoon David raakt zwaargewond. Terwijl David opgroeit, bijt opa zich vast in het onderzoek. Waren het executies? Kende zijn familie de daders? Zit er systeem achter het steeds opnieuw falen van het onderzoek? Een doofpot?
Een film met een emotionele climax in het begin loopt gemakkelijk leeg. Dat gebeurt hier niet, dankzij een scenario dat emotioneel herstel hecht verknoopt met paranoïde ontwikkelingen en grote politiek. Terwijl zoon David flashbackt in slow motion en opa Albert speurneus wordt, wil oma Metje liever vergeten: Niet Schieten dankt zijn emotionele resonantie vooral aan de Vlaamse veteranen Jan Decleir en Viviane De Muynck.
Niet Schieten eindigt met een onbevredigende onthulling en een vlammende speech, toch voelt het niet als pamfletfilm. Coninx stipt alle opties aan: chaoscriminelen, extreem-rechts terrorisme, Gladio, losgeslagen Rijkswacht. Zijn conclusie dat er bij het falen rond de Bende van Nijvel meer speelt dan incompetentie en bestuurlijke versnippering, lijkt niet meer dan billijk.
Bron » NRC