‘Van nachtelijke contacten met misdadigers schrok Walter De Bock niet terug’

Historica Klaartje Schrijvers kreeg in 2005 als eerste toegang tot het archief van De Morgen-journalist Walter De Bock. Daarna vielen de puzzelstukken van haar doctoraat over een ondergronds, Europees anticommunistisch netwerk eindelijk op hun plaats. Over haar unieke samenwerking met De Bock heeft Schrijvers nu een boek klaar.

Walter De Bock (1946-2007) was een van de studentenleiders van mei ’68 en groeide uit tot de belangrijkste onderzoeksjournalist van het land. Zijn werk verscheen vooral in De Morgen, waarvan hij ook een tijdje hoofdredacteur was. De Bock publiceerde onthullingen over de moord op PS-leider André Cools, de Bende van Nijvel, wapenhandel en extreemrechts. Hij beschikte over een fenomenaal archief en stierf in 2007 jong aan alzheimer.

Het archief van Walter. De onderzoeksjournalist, de historica en de waarheid is geen klassieke biografie over De Bock, noch is het een academisch of journalistiek verslag. Het is een reis langs historische en journalistieke zoektochten naar de waarheid en een ode aan de heuristiek, de kunst van het vinden. Een verhaal ook over weten en vergeten: door toedoen van alzheimer voerde De Bock een gevecht tegen de tijd om nog zoveel mogelijk informatie over te dragen aan Schrijvers.

“Het deed mij nadenken over wat geschiedenis betekent wanneer de herinnering ophoudt te bestaan”, zegt Klaartje Schrijvers. Al was er ook die tweede laag. Tijdens haar onderzoek moest Schrijvers vaststellen dat er over het anticommunisme nauwelijks bronnen bestaan. “Alleen het archief van Walter vormde daarop een uitzondering.” In dertig jaar onderzoeksjournalistiek verzamelde De Bock duizenden documenten, persknipsels en briefwisseling. Het sluitstuk van zijn archief was zijn fichebak: steekkaarten met informatie over machtige figuren uit de economie en de politiek. “Toen we elkaar leerden kennen, liet Walter zich ontvallen dat zijn archief op mijn doctoraat had liggen wachten”, zegt Schrijvers.

U ontmoette Walter De Bock voor het eerst toen hij al vier jaar alzheimer had. Hoe was het om met hem samen te werken?

Klaartje Schrijvers: “In het begin hoopte hij nog dat de wetenschap met een oplossing zou komen voor zijn dementie. Walter aanvaardde niet dat de ziekte via een defect zijn hersenen was binnengeslopen. Hij bleef ervan overtuigd dat er sprake was van een vergiftiging of een afrekening.”

“Toen ik hem leerde kennen, was hij zijn archief aan het overhevelen van zijn huis naar de bibliotheek van de KU Leuven. Hij wilde zijn kennis zoveel mogelijk vrijwaren, maar zijn concentratievermogen varieerde. Het ene moment kon hij nog iets aan mij doorgeven, maar er waren dagen dat hij totaal de mist in ging. Het zat wel in zijn hoofd, maar het raakte er niet meer uit. Dat bemoeilijkte de communicatie. Al was er ook plaats voor humor: soms waren we aan het schateren over de misverstanden die ontstonden. Dat luchtte op. Het was een geruststelling dat hij wist dat ik wist dat hij aan het ontweten was.”

U werkte aan de Universiteit Gent aan een doctoraat over een extreemrechts Europees netwerk. Hoe rijmt u dat met het werkterrein van De Bock, die zijn hele leven onderzoek deed naar de verstrengeling tussen de politiek en de bedrijfswereld?

“Mijn onderzoek ging over het in kaart brengen van een extreemrechts netwerk dat na de Tweede Wereldoorlog streefde naar een rechts Europa. Ik was niet op zoek naar het Vlaamse extreemrechts, dat zijn wortels heeft in de collaboratie, maar focuste op een Europese elite de l’esprit – wat op zich al een contradictie is met het nazisme en fascisme van de Tweede Wereldoorlog, dat erg populistisch en anti-elite was.”

“Door zijn elitaire denken had dit Europees extreemrechts een minachting voor de parlementaire democratie. Het streefde naar zoveel mogelijk economische en financiële vrijheid en zo weinig mogelijk politieke inmenging. De gemeenschappelijke vijand was het communisme, dat vanuit een westers, christelijk en kapitalistisch standpunt uit alle macht bestreden moest worden.”

Die anticommunistische actie noemt u een van de spannendste periodes uit de recente Belgische geschiedenis. Waarom?

“Het was een opwindende periode, die echter ook tot de meest tragische gebeurtenissen heeft geleid: de moord op de communistische voorman Julien Lahaut en op Patrice Lumumba, de eerste Congolese premier. Toen ik in archieven op zoek ging naar die anticommunistische actie, botste ik op een muur. Ofwel was er niets over verzameld, ofwel werd het ronduit gecensureerd.”

De Franstalige Gentenaar Florimond Damman is de centrale persoon in uw netwerk. U omschrijft hem als een deep state actor. Wie was hij en wat waren zijn motieven?

“Damman was een geboren netwerker die van jongs af een reactionair en een rabiate anticommunist was. Tijdens het interbellum werd hij lid van het Nationaal Legioen (de eerste fascistische beweging in België, red.). Zijn angst voor het communisme was een obsessie die hij deelde met de Franse contraspion Jean Violet. Ze verwierpen het algemeen stemrecht en hanteerden een duidelijke visie over wat Europa zou moeten zijn: L’Europe sera de droite ou ne sera pas.”

“Een van Dammans goede vrienden was Otto van Habsburg, de laatste telg van het keizerlijk geslacht van Oostenrijk-Hongarije. Die inspireerde Damman in 1969 tot de oprichting van de AESP, de Académie Européenne de Sciences Politiques. Daarin verzamelde zich de Europese jetset die tijdens zogenoemde charlemagnediners de linkerzijde van de Europese beweging probeerde in te dijken en tegelijk fungeerde als anticommunistisch bolwerk en bondgenoot van de Verenigde Staten.”

Veel protagonisten uit uw netwerk hadden een band met Paul Vanden Boeynants en diens CEPIC, de extreemrechtse vleugel van de vroegere PSC (voorganger van cdH, red.). Vanden Boeynants wordt vaak in één adem genoemd met de Bende van Nijvel. Is de Bende een uitvloeisel van het netwerk dat u bestudeerde?

“Dat heb ik niet onderzocht. Maar de witteboordencriminaliteit van de elite die ik heb bestudeerd, past totaal niet in het gratuite, hooliganeske geweld van de Bende. Het netwerk had dat geweld niet meer nodig: de meeste van zijn doelen waren al bereikt. De neoliberale samenleving waarin de financieel-economische elite doet wat ze wil, was een feit.”

“Paul Vanden Boeynants zat ook in de Cercle des Nations, een elitaire Brusselse club waarvan heel wat politici en zakenlui lid waren. Net als de AESP faciliteerde zij connecties. De Cercle des Nations wilde van Brussel het Manhattan van Europa maken – onder meer de bouw van de Manhattantorens in de Brusselse Noordwijk is daar beklonken met projectontwikkelaar Charly De Pauw. Verschillende bedrijven hebben in de Cercle lucratieve deals met elkaar gesloten. De bedrijfswereld beïnvloedde er de politieke besluitvorming en omgekeerd. En wie anders dan Vanden Boeynants belichaamde precies die verstrengeling tussen politiek en economie?”

“Dat is ook de reden waarom Walter al op de unief zijn tanden zette in de handel en wandel van Vanden Boeynants. In het Staatsblad ontdekte hij dat Vanden Boeynants niet alleen politicus was, maar ook belangen had in bedrijven – een typisch recept voor sjoemelarij, waardoor de democratische besluitvorming in het gedrang komt.”

U schrijft dat De Bocks alzheimer u geholpen heeft als onderzoeker. Hoezo?

“Bij historisch onderzoek vertrek je altijd van datgene wat je weet, om dan verder te exploreren. Maar het gevaar is dat je gezichtsveld beperkt blijft door de weg die je insloeg. Wat dan ontbreekt, is een caleidoscopisch perspectief. In de gesprekken met Walter was ik op dat bredere perspectief aangewezen, omdat de contactlijnen tussen de verschillende herinneringen bij hem ontbraken. Ik moest zelf, via een omweg, betekenis geven aan onsamenhangende feiten. Op die manier kreeg ik nieuwe informatie die een beter beeld schiep van mijn netwerk, dat op zich al onmetelijk complex was. Je zou kunnen zeggen dat Walter mij anders leerde denken.”

U laat kennissen ook een portret schetsen van De Bock. Het valt op dat ze hem neerzetten als een moeilijke man, maar ook met veel liefde over hem spreken.

“Het verhaal was nooit eenduidig. Het is ook nooit mijn bedoeling geweest om een hagiografie van Walter te schrijven. Soms was het zoeken, bijvoorbeeld als ik het heb over de bizarre relatie met zijn tweede vrouw, een Chinese die hij er op een gegeven moment van verdacht een spionne te zijn. Maar ik denk dat ik het fijngevoelig genoeg heb verteld.”

De Bocks leven was bijna een film. Hij verdween soms weken van het toneel en was alleen maar bezig met zijn dossiers. Soms publiceerde hij maandenlang niets, tot ergernis van sommige collega’s bij De Morgen.

“Walters passie lag bij de waarheid, koste wat kost. Het was een van zijn overtuigingen dat de onder- en bovenwereld niet van elkaar gescheiden zijn, maar in elkaar overvloeien. Zijn onderzoek situeerde zich meestal op het raakvlak van die twee werelden. Van geheime nachtelijke contacten met figuren uit het misdaadmilieu schrok hij niet terug.”

Het grote drama van De Bocks ziekte was dat hij daardoor zijn werk niet meer kon doen. Hoe hard leed hij daaronder?

“Hij kon daar kwaad en immens verdrietig over zijn. Walters laatste grote case was de smeergeldaffaire bij Tractebel (dat Belgische bedrijf betaalde geheime commissielonen om een pijpleidingennet van Kazachstan naar het Westen te mogen aanleggen, red.). Hij onderzocht die zaak, maar het schrijfwerk is bijna volledig gedaan door zijn toenmalige collega Walter Pauli (nu journalist bij ‘Knack’, red.).”

“Eind 2003 is hij nog gaan getuigen op het assisenproces over de moord op André Cools. Voor hem was dat een eerherstel: het gerecht gaf hem over de hele lijn gelijk met zijn onderzoek, dat hij in 1992, een jaar na de feiten, al in De Morgen had gepubliceerd.”

“Walter bleef altijd voortdoen. Hij deed het niet om de scoop of de roem. Walter wilde de waarheid achterhalen en de leugen doorprikken. Dat was de reden waarom hij journalist was geworden.”

U bent voorlopig een van de weinigen die toegang kreeg tot het archief van De Bock. Een voorrecht?

“Het archief is toegankelijk, maar niet voor het publiek. Het is de Raad voor de Journalistiek die toelating geeft aan onderzoeksjournalisten nadat ze hun aanvraag omstandig hebben gemotiveerd. Het probleem is vooral dat het archief nog niet professioneel is gearchiveerd, waardoor veel interessant materiaal onbereikbaar is. Bovendien is het voor een leek onbegonnen werk om je weg erin te vinden. Daar is dus nog werk aan.”

Bron » De Morgen | Sue Somers