Naar schatting een op de drie zaken van moord of doodslag in ons land wordt afgedaan als een ‘natuurlijk overlijden’. Dat zegt forensisch patholoog Wim Van de Voorde (KU Leuven). ‘Als er niet snel iets verandert, zal dat aandeel nog toenemen.’
Dertien jaar geleden ondernam een vrouw uit Borgloon drie pogingen om haar 51-jarige man te vermoorden. Eerst draaide ze vijf slaappillen door zijn spaghettisaus. Een kleine maand later vermaalde ze dertien slaappillen in zijn frisdrank. Nog eens tien dagen later mengde ze twintig slaappillen in een oplossing met een pijnstiller. Toen haar man na het drinken in slaap viel in de zetel, verstikte ze hem met een plastic zak. De zaak ging de annalen in als de ‘spaghetti-moord’, maar het had geen haar gescheeld of de daderes was ermee weggekomen.
De huisarts die de 51-jarige man dood in de zetel had aangetroffen, zag geen aanwijzingen voor een verdacht overlijden. Hij duidde dat aan op het zogeheten ‘Model III’, dat is het formulier dat na elk sterfgeval in ons land wordt opgemaakt. Daarna gebeurde er niets. ‘Op de dag voor de crematie werd ik opgebeld door de onderzoeksrechter’, zegt Wim Van de Voorde, forensisch patholoog en professor aan de KU Leuven. ‘De wijkagent had geruchten opgevangen die deden vermoeden dat er meer aan de hand was. “Voor de zekerheid” voerden we een autopsie uit, waarbij we de kalmeermiddelen in het bloed van de man hebben ontdekt. Bijna was zijn vrouw met de moord weggekomen.’
Niet altijd komt de waarheid bovendrijven. Van de Voorde zegt dat in ons land naar schatting tussen een op de drie tot een op de vier dodingen – (on)opzettelijke doodslag of moord – nooit aan het licht komt en als een ‘natuurlijk overlijden’ wordt afgedaan. Het gaat om zo’n vijftig sterfgevallen per jaar, waarvoor niet eens een dader wordt gezocht. Van de Voorde baseert zich onder meer op de ervaringen in Limburg. ‘Sinds een rondzendbrief van het parket-generaal uit 2016 worden in die provincie na elk “ongewoon sterfgeval” een specialist gerechtelijke geneeskunde, het gerechtelijk lab en een rechercheur opgeroepen. Volgens de politie zijn door die aanpak in vijf jaar tien dodingen ontdekt die anders onder de radar zouden zijn gebleven.’
Hoe kan het dat zoveel gevallen van moord en doodslag onopgemerkt blijven?
‘De verklaring begint bij wat wij de “afstappingsparadox” noemen. De eersten die ter plaatse komen na een overlijden en die beslissen of verder onderzoek nodig is, hebben de minste ervaring met verdachte overlijdens. Denk aan de huisarts in de zaak van de “spaghetti-moord”. Wanneer hij “nee” invult op het formulier, wordt het parket niet op de hoogte gebracht en gebeurt er verder niets. Maar huisartsen zijn opgeleid om mensen te genezen, niet om overlijdens te onderzoeken.’
‘Bovendien staan huisartsen vaak voor een moreel dilemma. Vaak kennen zij het slachtoffer en zijn familie en willen zij voor die personen zorg dragen. Ze weten dat als ze “ja” aankruisen op de vraag of het om een verdacht overlijden gaat, ze de familie met een gerechtelijk onderzoek opzadelen, en mogelijk met een stigma in de ogen van hun buren. Dat is een terechte zorg. Maar zo glippen moorden door de mazen van het net.’
In België gebeurt na ongeveer 1 procent van de overlijdens een autopsie. De Europese richtlijn is 10 procent en in de Scandinavische landen vindt zelfs na 30 tot 50 procent van de overlijdens een autopsie plaats.
‘We weten dat hoe meer autopsieën we doen, hoe meer dodingen we ontdekken. Maar zoals het er vandaag voorstaat, stevenen we veeleer af op nog minder onderzoeken en dus nog meer onontdekte moorden. Door een gebrek aan financiële middelen bij het departement justitie kunnen wij amper nog nieuwe specialisten in de gerechtelijke geneeskunde opleiden. Van de vijf assistenten die vorig jaar aan de KU Leuven aan de opleiding begonnen, hebben er drie voortijdig afgehaakt. Ze kiezen een ander specialisme, waarbij ze wel waardig betaald worden en ze meer zekerheid hebben.’
‘Het gevolg is een enorme werkdruk voor de forensisch pathologen die overblijven. Als er niet snel meer middelen komen, dreigt de arts die zich vijf jaar lang specialiseert in het onderzoek van overlijdens, te verdwijnen.’
Wat zouden de gevolgen daarvan zijn?
‘Dan keren we terug naar de vorige eeuw, waarin onderzoek na een overlijden een zaak van amateurs en hobbyisten was. Er zullen meer moorden onontdekt blijven. Maar het gaat verder dan dat. Na een zelfdoding zitten nabestaanden met veel vragen. Wanneer is het gebeurd? Heeft hun geliefde pijn geleden? Die vragen kunnen alleen na een professioneel onderzoek een antwoord krijgen. Dat is belangrijk voor het rouwproces.’
Uw beroepsgroep is in gesprek met het kabinet van minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD). Wat vragen jullie?
‘Alles begint bij een betere ondersteuning van ons vakgebied. Wat dat betreft, is het geen vijf voor, maar kwart over twaalf. Ook vragen we wetgeving die het aantal onontdekte dodingen kan terugdringen – door bijvoorbeeld de Limburgse praktijk te verankeren. Een goed voorbeeld is het coroner-systeem uit Groot-Brittannië. Elk overlijden van iemand die in de laatste veertien dagen niet bij een arts heeft aangeklopt, en elk overlijden met een onbekende oorzaak, moet er gemeld en onderzocht worden. Zo verkleint de kans drastisch dat iemand na een “perfecte moord” op vrije voeten blijft.’
Bron » De Standaard