Nu alles erop wijst dat het onderzoek naar de Bende Van Nijvel wordt stopgezet, wat betekent dit voor het rouwproces van de nabestaanden? “Afsluiten? Zonder bewijs is dat heel erg lastig.”
“Voor ons is de Bende van Nijvel een oud, historisch verhaal, maar voor heel wat nabestaanden is dat nog steeds brandend actueel”, zegt gerechtspsychiater Rudy Verelst. “Telkens wanneer de speurders in het onderzoek een nieuwe tip onderzochten of met een nieuwe onderzoekstechniek op de proppen kwamen, zag je de hoop bij heel wat nabestaanden opleven. Ook toen beslist werd om de verjaringstermijn in dit dossier op te heffen, kregen de nabestaanden een boost.” Voor sommigen onder hen is het onderzoek zelfs existentieel, legt Verelst uit. “Dat er hoop is, hoe klein dan ook, dat er nog antwoorden kunnen komen en daders geklist kunnen worden geeft hun mentale energie en zin aan het leven. Als het onderzoek nu stopt, tja, dan zal het tijd nodig vragen om dat een plaats te geven en terug zin te geven aan het leven.”
Een formele bevestiging wil het parket nog niet geven, daarvoor wil het eerst de nabestaanden informeren. Maar het wil ook niet ontkennen dat dat de reden is waarom het volgende maand de nabestaanden bijeenroept, die een brief in de bus kregen met een uitnodiging van het parket. Alles lijkt erop dat er na bijna veertig jaar onderzoek een einde komt naar de zoektocht naar de Bende van Nijvel, zonder enig resultaat.
Rampenfonds
Kan zo’n formeel einde van een onderzoek dan ook niet helend werken en helpen de hele zaak af te sluiten en achter zich te laten? “Dat klopt, maar zoiets is zonder enige vorm van bewijs wel heel erg lastig”, zegt Verelst. “Nu kunnen slachtoffers enkel theoretisch afsluiten, zonder enig materieel gegeven.”
Die moeilijkheid benadrukt ook klinisch psycholoog en rouwexpert Manu Keirse. “Nabestaanden hebben nu de zekerheid dat er niks meer kan komen, dat kan inderdaad helend werken. Je wordt gedwongen er een punt achter te zetten. Maar eigenlijk kán je er als nabestaande nooit definitief een punt achter zetten als er geen veroordelingen zijn.” Keirse vertelt hoe rouwen start bij het onder ogen komen van de werkelijkheid. En die is er volgens Keirse bij een vruchteloos, afgesloten onderzoek niet. “In deze zaak is er niks om te begrijpen, niks om onder ogen te zien.”
Keirse legt uit hoe het voor slachtoffers en nabestaanden cruciaal is om te begrijpen waarom feiten gepleegd zijn. “In de zaak-Dutroux zitten zoveel jaar na de feiten de ouders in de rechtszaal omdat ze willen begrijpen waarom iemand zoiets gruwelijks met hun kind heeft gedaan. In de zaak van de Bende van Nijvel vragen de nabestaande zich dat ook af: waarom hebben ze dit met onze familie gedaan? Die antwoorden zullen nooit meer komen.”
Is het dan niet zo dat slachtoffers en nabestaanden in zo’n rechtszaak vaak van een kale reis terug komen, in hun zoektocht naar antwoorden? Als beschuldigden in een moordzaak überhaupt spreken in de rechtbank, geven ze zelden een eerlijke inkijk in hun psyche of motief. “Maar je hebt op zijn minst wel een uitspraak van een rechter en een veroordeling. Zoiets heb je nodig om er een punt achter te zetten.”
Keirse pleit ervoor om het einde van het onderzoek naar de Bende van Nijvel gepaard te laten gaan met een financiële ondersteuning voor de nabestaanden. “Als de overheid het niet kan oplossen en de daders niet vindt, dan moet het de slachtoffers maar vergoeden”, zegt Keirse. “Deze zaak moet je zien als een nationale ramp waarvoor een rampenfonds moet instaan.”
In 2012 kregen de nabestaanden en slachtoffers van de Bende van Nijvel in totaal zo’n 2,1 miljoen euro uit het fonds voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden. Na een nieuwe wet in 2018 voor “extra financiële tegemoetkoming aan slachtoffers van cold case”, gingen er extra centen naar de slachtoffers van de Bende van Nijvel. De redenering luidde toen dat de slachtoffers geconfronteerd blijven worden met gerechtelijke onderzoeken, en dus blijvende kosten hebben. Dat het onderzoek – en dus de kosten – nu stopt, is voor Keirse net de reden voor een nieuwe financiële tegemoetkoming.
Bron » Gazet van Antwerpen