In het kader van de internationale oorlog tegen het terrorisme krijgen ook de Belgische politie- en inlichtingendiensten steeds meer instrumenten en bevoegdheden. Alle aandacht gaat naar het efficiënter maken van de veiligheidsdiensten. De rechten van de burgers dreigen in de verdrukking te komen.
Een van de weinige tegenkrachten die weerwerk bieden is het Comité I, dat onder meer de bescherming van de rechten van de burgers als wettelijke opdracht heeft. ‘We moeten zorgen voor het behoud van een democratisch evenwicht tussen doelmatigheid en toelaatbaarheid’, stelt magistraat Walter De Smedt, lid van het Comité I. ‘Zo niet dreigt het gevaar van een politiestaat.’
Waarom trekt u nu aan de alarmbel?
De Smedt: “Als de regering morgen zou vallen over een vanuit ons standpunt ondergeschikt probleem als de splitsing van B-H-V, dreigen een reeks belangrijke wetgevende initiatieven, die de democratische controle op de veiligheidsdiensten moeten versterken, verloren te gaan. Voor het eerst in jaren heeft de regering een aantal van onze adviezen overgenomen.”
“Die adviezen moeten het evenwicht tussen het streven naar doelmatigheid en het streven naar toelaatbaarheid van de door de diensten gebruikte methodes herstellen en de rechten van de burgers beter beschermen. Als de regering valt, verdwijnen al deze wetgevende initiatieven in de prullenbak en wordt de klok tien jaar terug gedraaid.”
Het Comité moet zowel waken over de doelmatigheid van de inlichtingendiensten als over de bescherming van de rechten van de burgers. Zijn dat geen tegenstrijdige opdrachten?
“Klopt. Die dubbele opdracht verplicht ons voortdurend een afweging te maken en te zorgen voor een evenwicht. Dat evenwicht behouden is onze basisfilosofie, we zien het als een essentieel onderdeel in het behoud van de democratische rechtsstaat. We willen die twee opdrachten met elkaar verzoenen en zoeken daarom naar evenwichtige oplossingen. Maar als gevolg van de strijd tegen het terrorisme kreeg doelmatigheid de laatste jaren absolute voorrang in het beleid en zijn er leemten ontstaan in de bescherming van de rechten van de burger.”
Op welke manier is dat evenwicht momenteel verstoord?
“Omdat in het streven naar een grotere doelmatigheid het onafhankelijk toezicht door de rechter is afgebouwd ten voordele van het parket, waar niemand controle over heeft, zelfs de Hoge Raad voor Justitie niet. Concreet vertaalt zich dat bijvoorbeeld in de recente wet Bijzondere Opsporingsmethodes (BOM).”
“Het gevolg van die wet is dat een groot deel van wat de politie doet tijdens een vooronderzoek, niet bij het gerechtelijk dossier wordt gevoegd maar wordt afgeschermd in een vertrouwelijk dossier dat enkel bij het openbaar ministerie blijft. Noch de rechter, noch de verdediging krijgt toegang tot die informatie, zodat de vraag rijst of er nog een eerlijk proces mogelijk is. De verschillende partijen strijden immers niet meer met gelijke wapens.”
“Dat de BOM-wet niet in overeenstemming is met de principes van het Europees Verdrag van de Rechten van Mens is duidelijk geworden door een recent arrest van het Arbitragehof, dat verschillende voorzieningen van de wet heeft vernietigd en een herziening van andere onderdelen in het vooruitzicht heeft gesteld. Volgens het Arbitragehof moet het toezicht op de onderzoeksdaden door een onafhankelijke rechter in ere worden hersteld.”
Krijgen de inlichtingendiensten te veel macht?
“De methodes die de inlichtingendiensten gebruiken moeten wettelijk geregeld worden. In die wettelijke regeling moet duidelijk gemaakt worden wat ze mogen doen en hoe ze het moeten doen. Dat betekent: opnieuw een afweging maken tussen het openbaar belang en het privé-belang.”
“Onder druk van de terrorismedreiging bestaat het gevaar dat alle aandacht naar de doelmatigheid gaat. In Nederland mogen de inlichtingendiensten bijvoorbeeld sinds kort zeer ver gaan en kregen ze nagenoeg volledige politiebevoegdheden. De Nederlandse geheime dienst kan momenteel inkijkoperaties uitvoeren, waarbij ze privé-woningen binnendringen, zonder medeweten van de bewoners, en daar allerhande afluisterapparatuur en camera’s mogen plaatsen.”
In eigen land vraagt de staatsveiligheid om administratieve telefoontaps te mogen doen, zonder opdracht van de onderzoeksrechter en in zaken die niet het voorwerp zijn van een gerechtelijk onderzoek.
“Het is zeer belangrijk om in deze materie het recht op privacy te eerbiedigen en ervoor te zorgen dat dergelijke tapoperaties, die nodig zijn voor terrorismebestrijding, aan strikte voorwaarden worden onderworpen. Er moet ook een daadwerkelijk toezicht bestaan op zulke operaties door een onafhankelijke instantie.”
“Een andere belangrijk punt is de vraag hoe informatie afkomstig van de inlichtingendiensten op een behoorlijke wijze in een strafdossier kan worden gebracht. Tot nu toe kunnen de inlichtingendiensten enkel hun expertise ter beschikking stellen van het gerecht. Wat dat betekent en hoe dat moet gebeuren, is onduidelijk. Momenteel verloopt zo’n procedure informeel, via de taskforces onder leiding van het federaal parket.”
“Het probleem gaf in Nederland al aanleiding tot talrijke vrijspraken, omdat de rechter geen of onvoldoende zicht kreeg op de wijze waarop de inlichtingendiensten aan hun informatie waren geraakt. In de VS heeft de strafrechter de mogelijkheid agenten van de inlichtingendiensten te horen in de raadkamer, in afwezigheid van de advocaten van de verdediging. In Nederland overweegt men om de rechter-commissaris (vergelijkbaar met de Belgische onderzoeksrechter) dezelfde mogelijkheid te geven.”
Een oud zeer is dat de staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst ADIV te weinig samenwerken en elkaar beconcurreren. Minister van Justitie Laurette Onkelinx (PS) heeft daarom het nieuwe Coördinatieorgaan voor de Dreigingsanalyse (Coda) in het leven geroepen. Zal dit het probleem oplossen?
“De grote en herhaalde dysfuncties uit het verleden hadden altijd te maken met het niet doorgeven en zelfs achterhouden van informatie. Na de aanslagen van 11 september 2001 werd in de VS, Groot-Brittannië en Nederland een nieuwe coördinatiedienst opgericht, die de doorstroming van informatie tussen de inlichtingendiensten moet verbeteren. Het Comité I heeft, nog voor 9/11, aangedrongen op eenzelfde maatregel in België. Voor het eerst in jaren heeft de regering ons advies overgenomen.”
“Coda is een orgaan voor de analyse van zwaarwichtige bedreigingen. Het doel is alle bestaande informatie van de verschillende diensten samen te brengen en te zorgen voor één globale analyse ervan. Belangrijk is de voorziene afdwingbaarheid en zelfs sanctioneringsmogelijkheid voor wie informatie opzettelijk achterhoudt. Om dit mogelijk te maken staat Coda onder toezicht van de Comités I en P, wat een garantie betekent voor de rechten van de burger.”
“Het wetsontwerp voor de oprichting van Coda zit nu bij de Raad van State en kan op korte termijn aan het parlement worden voorgelegd. De oprichting van Coda is een historische maatregel, waarmee een einde wordt gemaakt aan de grootste dysfuncties van het verleden.”
Bron » De Morgen