De Bende van Nijvel is het grootste misdaaddossier uit de naoorlogse Belgische geschiedenis. Het onderzoek ernaar zat dertig jaar muurvast. Tot afgelopen week met ex-rijkswachter Chris B. wellicht voor het eerst de naam van een Bendelid bekend werd. Een mogelijke doorbraak, maar de moeilijkste vragen zijn nog lang niet beantwoord.
De bloedige raids van de Bende van Nijvel liggen dertig jaar achter ons. De jongere generatie heeft weinig besef van de impact die ze hebben gehad. Die laat zich samenvatten in één woord: angst. De Bende zorgde vele jaren voor een algemeen klimaat van onbehagen en wantrouwen in de instellingen. Daarom is de Bende van Nijvel ook een van meest besproken affaires uit de Belgische geschiedenis, net zo geheimzinnig als de moorden op Julien Lahaut (1950) en Patrice Lumumba (1961). Het zijn de ‘grands mystères du royaume de Belgique’ die dit land bij de eigen bevolking de reputatie gaven van failed state, niet alleen in de klassieke anti-Belgische kringen maar ook bij de brede linkerzijde.
De eerste misdaad die aan de Bende van Nijvel wordt toegeschreven, is een diefstal op 13 maart 1982 bij wapenhandel Cattaï in Dinant. Getuigen zagen een reus van een meter negentig met een wapen de winkel verlaten: een zogenoemd ‘eendenroer’, een tweeloop van buitenmaats kaliber die gangsters nooit gebruiken wegens te lomp en te zwaar. Het is het bizarre begin van een brutale reeks moorden en overvallen. In de nacht van 13 op 14 augustus vloeide voor het eerst bloed. De politie van het Noord-Franse Maubeuge kreeg melding van een inbraak bij kruidenier Piot. De dieven onthaalden de politiepatrouille op een spervuur van kogels, één agent werd zwaar gewond in de buik. De boeven namen een paar flessen wijn, champagne en thee mee. Speurders stelden zich niet voor het laatst de vraag: waarom zulk buitensporig geweld voor zo’n kleine buit?
Op 30 september viel bij wapenhandel Dekaise in Waver de eerste dode. Drie overvallers bedreigden de winkelier en graaiden een dertigtal wapens mee. Bij het verlaten van de winkel botsten ze op een toevallig passerende agent, Claude Haulotte. Die had geen kans tegen twee gangsters die hem in kruisvuur te grazen namen, één links van zijn auto, de ander rechts. Bij de daaropvolgende klopjacht kogelden de gangsters nog eens twee rijkswachters neer. Omdat de dolle rit over en langs de taalgrens door Brabant was gelopen, werd het onderzoek volgens de regels van die tijd versnipperd over de rijkswacht van Waver, de politie van Waver, de Bijzondere Opsporingsbrigade (BOB) van Waver, de adjunct-politiecommissaris van Overijse en de BOB van Leuven.
Op 11 februari 1983 begon de Bende met overvallen op grootwarenhuizen, wat al snel haar waarmerk zou worden. In de Delhaize van Genval droegen de overvallers carnavalsmaskers. Ze bedreigden caissières en klanten en schoten met riotguns op iedereen die in de weg stond. In de Colruyt van Halle, een paar dagen later, gaf gerant Walter Verstappen iets meer dan een miljoen frank (25.000 euro) aan de gangsters, die hem vervolgens met een nekschot afmaakten. Colruyt loofde een beloning uit van 5 miljoen frank voor elke tip die tot de arrestatie van de moordenaars zou leiden. Later dat jaar zou Groep Delhaize De Leeuw een beloning van 10 miljoen frank uitschrijven, telkens zonder resultaat.
Op 9 en 10 september voerden de gangsters een moordende raid uit op de firma Wittock-Van Landeghem in Temse. Ze stalen er zeven kogelvrije vesten. Ze hadden duidelijk een tip gekregen uit de politie- of beveiligingswereld, want het ging om prototypes waarvan de commerciële versie nog niet op de markt was. Daarna ging het crescendo. In de nacht van 17 september 1983 braken ze in de Colruyt in Nijvel in. Een koppel dat hun Mercedes voltankte aan de benzinepomp van het warenhuis, werd doodgeschoten. De lijken werden onder winkelkarretjes geduwd. De gangsters namen daarna bij herhaling gealarmeerde rijkswachters onder vuur – de ordediensten hadden geen schijn van kans. De boevenbende kreeg haar gevreesde bijnaam: vanaf nu sprak men van ‘Les Tueurs de Brabant’ of ‘De Bende van Nijvel’.
In 1984 werd het plots stil rond de Bende van Nijvel. Alle aandacht ging nu naar de bomaanslagen van de Cellules Communistes Combattantes (CCC). Aan de Bende besteedde het Centraal Bestuur van Opsporingen van de rijkswacht nog één ‘niet-dringend bericht van opsporingen’. Het onderzoek zat volledig geblokkeerd. Het strekte zich uit over zes gerechtelijke arrondissementen en viel dus onder de bevoegdheid van zes onderzoeksrechters, evenveel procureurs des Konings, gerechtelijke politiediensten en BOB-districten, vier procureurs- generaal en, last but not least, twéé taalgemeenschappen. Een rijkswachtsignalement kon niet zomaar voorbij de taalgrens, maar moest eerst naar de generale staf in Brussel om daar vertaald en dan pas doorgezonden te worden.
Het duurde tot 27 september 1985, voor de Bende nog iets van zich liet horen. Op één dag overviel ze eerst de Delhaize van Eigenbrakel en dan die van Overijse, net over de taalgrens. Er vielen in totaal acht doden. Zes – zés – dagen na de dubbele overval verspreidde de rijkswacht het eerste opsporingsbericht, nog altijd met de medeling: ‘Niet-dringend bericht van opsporing.’ Acht doden, dat was ook de trieste balans van de allerlaatste overval van de Bende, op de Delhaize van Aalst. Op de parking vond de politie achteraf speciale munitie die in België enkel gebruikt werd door de Groep Diane. Vandaar de veelgeciteerde woorden van kolonel Arsène Pint, medeoprichter van de Groep Diane: ‘Het zal toch niet een van ons zijn?’ De overvallers waren achterwaarts de parking afgereden, vanuit de koffer zonder ophouden vurend op toegesnelde agenten. De Golf GTI van de Bende bleek te snel voor de auto’s van de rijkswacht, die na zeven kilometer de achtervolging staakten. Op die 9 november 1985 verdwenen de daders van de aardbodem.
Militair getrainde commando’s
Wat dreef de Bende van Nijvel? Drie dagen na de dubbele overval in Eigenbrakel en Overijse stelde onderzoeksjournalist Walter De Bock in De Morgen vast dat de daders beschikten over ‘inside information die alleen vanuit rijkswacht of leger kan komen’. De acties konden alleen ‘door militair getrainde commando’s foutloos worden uitgevoerd’. En waarom? ‘Hun terreur’, zo schreef De Bock, ‘lijkt waanzinnig maar is te doelgericht om niet weloverwogen te zijn. Het doelwit vormen zowel de politiediensten en justitie als de publieke opinie zelf.’
Het waren de anni di piombo of ‘jaren van lood’: in België, maar ook in Italië, Frankrijk of Duitsland. In volle Koude Oorlog wapende het Westen zich niet alleen tegen het communistische Oostblok, maar kreeg het ook te maken met organisaties die geweld pleegden om (meestal) linkse groepen en politici te discrediteren, de democratische vrijheden terug te schroeven en de parlementaire democratie te destabiliseren. In de plaats daarvan hoopten ze een autoritair law and order-bewind te installeren. Het was ‘de tactiek van de spanning’, en spanning wás er, zeker in jaren van economische recessie en massale werkloosheid. Niet alleen in het militaire apparaat, ook in de politiek en de financieel-economische cenakels klonken stemmen op om het politieke bestel, dat blijkbaar niet in staat was om de terreur het hoofd te bieden, (tijdelijk) in te ruilen voor een extraparlementaire regering van ‘sterke mannen’. Het is er nooit van gekomen.
Desondanks zouden de gangsters nog één teken van leven geven. In 1986 haalden duikers in het kanaal Brussel-Charleroi, vlak bij het Hellend Vlak van Ronquières, een vondst op die bij het gerecht de haren ten berge deed rijzen. In twee zakken zaten onder meer het eendenroer van bij Cattaï, wapenonderdelen van bij Dekaise, een kogelvrij vest van bij Wittock-Van Landeghem, buit uit Aalst en wapens die gebruikt waren bij diverse andere overvallen. Door die vondst kon het gerecht alle overvallen van 1982, 1983 en 1985 onweerlegbaar aan elkaar linken. Alsof de Bende van Nijvel haar handtekening had gezet onder haar eigen werk, als slotakkoord: gelezen, gezien en goedgekeurd.
Werd er naar hen gezocht? Natuurlijk wel. Met man en macht zelfs, maar wel zoals dat in dit land wel vaker gebeurt: chaotisch, zonder plan, terwijl politiediensten, justitie, academici, journalisten en politici hun eigen zeg en inbreng willen, en de eeuwige naijver tussen Walen en Vlamingen funest blijkt voor de samenwerking. Getuige hiervan de onfortuinlijke transfer van het Bendedossier van Dendermonde naar Charleroi. In 1988 werd in Bergen zelfs een eerste ‘Bendeproces’ gevoerd, tegen ‘de Borains’, marginale boeven uit de Borinage. Het liep af met een sisser, want bekentenissen waren afgedwongen en feiten niet bewezen. In 1986 werd gangster Philippe De Staerke in beschuldiging gesteld van lidmaatschap van de Bende. ‘Johnny’ De Staerke, zoals hij werd genoemd, hééft mogelijk hand-en-spandiensten verleend – speurders ontdekten dat hij op die fatale 9 november 1985 aanwezig was in de Delhaize van Aalst (mogelijk als uitkijk?). De Staerke leidde ook een eigen, gewelddadige bende, met zware jongens als Léopold Van Esbroeck. Daarvoor werd hij ook veroordeeld, maar níét voor lidmaatschap van de Bende van Nijvel.
De banaliteit van het kwaad
Wie was er dan wél bij? David Van de Steen verloor in Aalst als kind zijn ouders en zus, en raakte zelf zwaargewond. Sindsdien kent hij het Bendedossier als geen ander. Hij was het die met Chris B. op de proppen kwam. ‘Hij was de Reus’, zegt men nu. Toch blijft Van de Steen zelf erbij dat hij neergeschoten werd door Patrick Haemers, de mooie, blauwogige maar zo verdorven Blonde God van het Belgische banditisme – Haemers verhing zich in 1993 in zijn cel in Vorst. Ook hij werd genoemd als de Reus.
Het is geen sinecure, de identificatie van de Bendeleden. Uiteindelijk werd in 1997 de alom bekende robotfoto verspreid van vermoedelijke leden van de Bende van Nijvel. Het blijft een van de iconische beelden van dit land: veertien hoofden, in zwarte pen getekend, tegen een gele achtergrond. Ook Chris B. staat er wellicht op, weten we nu: als een magere man met een hoedje, zoals hij herkend werd in Eigenbrakel en Overijse.
Eén hoofd werd al veel eerder herkend: dat van BOB’er Madani Bouhouche. De speurtocht naar hem als mogelijk Bendelid begon tijdens een proces waarin hij beschuldigd werd van de moord op FN-directeur Juan Mendez. In een doos ingevroren bolognesesaus hadden speurders een pistool gevonden, en de rechter vroeg zich af of dat wapen niet gebruikt was door de Bende. Een echte link werd nooit gevonden – tot nu. De broer van Chris B. heeft verklaard dat Bouhouche en zijn vaste kompaan Bob Beijer bij hem ‘kind aan huis’ waren.
Het was natuurlijk al eerder opgevallen dat Bouhouche aanwezig was in het stevig bewaakte hoofdkwartier van de Groep Diane in Etterbeek toen daar, in de nacht van 31 december 1981 op 1 januari 1982, een merkwaardige wapenroof plaatsvond. De daders droegen rijkswachtersuniformen en reden in een dienstvoertuig netjes voorbij de wacht. Eén wapen (een Heckler & Koch-mitrailleur) zou mogelijk bij de overval in Aalst zijn gebruikt. Maar andere pistes, zoals de onvermijdelijke Roze Balletten, een verzamelnaam voor orgieën met hooggeplaatsten in de jaren zeventig en tachtig, waren tot dusver van minder nut om klaarheid te scheppen over een bende die 28 doden en 40 gewonden op haar geweten heeft.
In Beetgenomen. Zestien manieren om de Bende van Nijvel nooit te vinden uit 2013, een van de beste Bende-boeken, vat journaliste Hilde Geens de ‘onmogelijke opdracht’ samen waarvoor talloze Bendeonderzoekers zich geplaatst zagen. Het hele dossier lezen kost vier tot zes jaar, en dat in een onrealistisch tempo van vijftig pagina’s per uur. De ene Bendespeurder na de andere is gekraakt. Onderzoeksrechter Jean-Michel Schlicker werd depressief na dreigtelefoons. Substituut Willy Acke pleegde zelfmoord. Commissaris Eddy Vos diende een klacht in wegens doodsbedreigingen. Enzovoort.
‘Sommigen van deze mensen maakten fouten, en gelukkig maar. Alleen wie niets doet maakt er geen’, schrijft Geens. ‘Maar je hebt fouten en fouten. Je hebt er die het gevolg zijn van overbelasting, haast, verstrooidheid, vergetelheid, een verkeerde inschatting, of zelfs gedrevenheid en engagement. En er zijn fouten van een ander kaliber, doelbewust, doortrapt en smerig. De fouten van de tweede soort zijn zelfs erger dan gevaarlijk: ze zijn fataal als ze niet worden blootgelegd. Als dat niet gebeurt, houden speurders en verdachten elkaar in een wurggreep. De kans is groot dat aldoor nieuwe fouten worden gemaakt om oude toe te dekken.’
Er kwamen twee parlementaire onderzoekscommissies, zogenoemde Bendecommissies. De eerste, actief in 1988-1989, heeft volgens Hilde Geens ‘de mysteries en mythes aangedikt’. Dat kan kloppen, want de belangrijkste conclusie was dat er in dit koninkrijk ‘duistere machten’ werkzaam zijn. De tweede Bendecommissie, in 1997, verwees verhalen als die over de Roze Balletten naar het rijk der fabelen. Maar waarom het onderzoek nooit tot resultaten had geleid, bleef onduidelijk. De commissie hield het bij de vaststelling dat er wel degelijk was gezocht in kringen van rijkswachters, geheime diensten en extreemrechtse militanten, maar dat er nooit concrete aanwijzingen werden gevonden.
Intussen was er nog altijd geen spoor van de echte Bende. Van tijd tot tijd werd er nog gegraven naar lijken (in 2009, bijvoorbeeld, bij een schroothandelaar in Dour) of een nieuwe naam gedropt. De Bendecel kon ondertussen alleen actief blijven omdat justitieminister Koen Geens in 2015 de wettelijke verjaring van het dossier met tien jaar had uitgesteld. Gelukkig maar: als de betrokkenheid van Chris B., een rijkswachter van de Groep Diane dan nog, echt vaststaat, is de spreekwoordelijke naald in de hooiberg gevonden. Tegelijk blijft de figuur Chris B. hoogst opmerkelijk. Een Bendelid, zeker, en tegelijk een rijkswachter: dat is hemeltergend. Hij eindigde zijn loopbaan als politieagent in Aalst. Hoe vaak zou hij voorbij de Delhaize gefietst zijn, nu als vertegenwoordiger van de sterke arm der wet, de kepie op het hoofd en zijn dienstwapen veilig in de holster? Die ‘lange van de politie in Aalst’, is hij geen schrijnend geval van wat filosofe Hannah Arendt de banaliteit van het kwaad heeft genoemd?
Misschien maakt juist dat ogenschijnlijk triviale element dat het Bendedossier zo op die twee andere historische dossiers lijkt: de moord op het communistische Kamerlid Julien Lahaut (1950) en die op de Congolese premier Patrice Lumumba (1961). In augustus 1950 werd Lahaut in het deurgat van zijn huis in Seraing door twee onbekende mannen met kogels doorzeefd. Zijn vrouw stond erbij, de buren keken toe. De daders werden opgewacht door twee kompanen in een auto. Ze verdwenen met de noorderzon. Het gerecht vond hen nooit, het dossier werd geklasseerd. Pas in 2015 legden historici de puzzel. De daders waren koningsgezinde mannen uit de streek van Halle, met een verleden bij het gewapend verzet. Zij vochten tegen het communisme en meenden het recht in eigen handen te mogen nemen.
Handelden ze op zichzelf? Nee, ze werden aangestuurd door André Moyen, een schimmige figuur met uitgesproken rechtse sympathieën die hand-en-spandiensten leverde aan wie daarvoor betaalde. Hij voorzag zijn cliënten ook van informatie van wisselend allooi. Moyen had goede contacten bij politie en gerecht: toeval of niet, maar bij het onderzoek naar de moord op Lahaut keken opvallend veel betrokken speurders op het juiste moment de foute kant uit. De moord op Lahaut was, samengevat, het operationele werk van kleine garnalen, ingedekt door een tussenpersoon die maar kon doen wat hij deed omdat hij zich op zijn beurt ingedekt voelde door een handjevol echt machtige mannen: een vooraanstaand minister, de topman van een van de belangrijkste industriële conglomeraten van het land, misschien een premier.
In de zaak-Lumumba (1961) was de betrokkenheid van de hoogste kringen een stuk duidelijker. De Congolese sterke man Mobutu, de Katangese president Tshombe, de Belgische koning Boudewijn, de Amerikaanse president Eisenhower: allemaal lieten ze vrij expliciet weten dat ze de fysieke liquidatie van Lumumba wensten. De alomtegenwoordige majoor Guy Weber, een Belg met uitstekende contacten aan het hof, coördineerde het gebeuren ter plaatse. Maar ook hij hield afstand. Het Katangese vuurpeloton dat ’s nachts in de rimboe de trekker overhaalde, werd geleid door Belgen van modale rang.
Politiecommissaris Frans Verscheure begeleidde Lumumba naar zijn executieplaats, politiefunctionaris Julien Gat gaf het bevel om te vuren. Toen een paar dagen later de lijken van Lumumba en zijn vermoorde medestanders werden opgegraven om honderden kilometers verder in stukken te worden gezaagd en gehakt en in zoutzuur opgelost, klaarden rijkswachter Gerard Soete en zijn broer die klus. Later, en tot zijn pensioen, werkte Soete als leraar aan het Sint-Leocollege in Brugge. Toen eerst auteur Ludo De Witte en nadien de zogenoemde Lumumbacommissie tussen 1999 en 2002 de waarheid aan het licht brachten, zei kleine garnaal Soete dat hij in volle overtuiging juist had gehandeld: Lumumba was, als communist, een bedreiging voor het vrije Westen. Soete wist zich ingedekt door de powersthatbe in Brussel en Washington, die liefst niet met eigen ogen aanschouwden welke gruwel zich in de rimboe voltrok.
De slachtoffers van de Bende van Nijvel zijn geen politici, maar de gelijkenis tussen de drie zaken intrigeert. Rijkswachters, ex-verzetslui, politieagenten van lage rang en stand: telkens waren dat de mannen van de actie, de killers. Alvast in 1950 en 1961 waren er tussenpersonen op twee niveaus: een schimmige agent als André Moyen, een gerespecteerde majoor als Guy Weber. Zij waren tegelijk coördinator en een soort liaisonofficiermet, welja, een bepaalde macht. Speelde iemand een soortgelijke rol in de Bende van Nijvel? Wisten er rijkswachtofficieren van de Bende? En zo ja: hielpen ze, dekten ze toe, of keken ze weg? Handelden ze op eigen initiatief, of werden zij op hun beurt ingedekt door wie we – voorlopig toch – ‘mannen achter de schermen’ kunnen noemen?
Met de onthulling over Chris B. staat het Bendeonderzoek in zijn echte beginfase, zo lijkt het. En dat meer dan dertig jaar na de feiten. We weten niet waar het eindigt, op welk niveau het stopt, en speculeren heeft geen zin. Maar inmiddels hebben we zo te zien wél zicht op een concreet vertrekpunt, een basis voor actie. Het werd tijd.
Bron » Knack | Walter Pauli