Inleiding
De rijkswacht - in het Frans, Gendarmerie - was tot 1 januari 2001 de landelijke politiedienst van het Koninkrijk België. Op die datum is de rijkswacht, samen met andere politiediensten, opgegaan in een nieuwe structuur, de lokale en federale politie. De rijkswacht werd in de gebieden die nu in België liggen in 1796 opgericht onder het Franse bewind en was gebaseerd op de Gendarmerie Nationale in Frankrijk.
Van oorsprong was de rijkswacht een militaire eenheid en viel het onder het Ministerie van Landsverdediging. Dit bleef vanaf 1830 ook in België zo. Op 1 januari 1992 werd de rijkswacht gedemilitariseerd en onder gezag van de ministers van binnenlandse zaken gesteld. De mening over de rijkswacht in de bevolking was zeer verdeeld. Sommigen loofden de discipline, kwaliteit van de opleiding en neutraliteit van het korps.
Voor anderen had de rijkswacht een slechte naam door de vermeende corruptie van een deel van de officieren en door vermeend rechtsextremisme onder een deel van de rijkswachters. De meeste imagoschade heeft de rijkswacht opgelopen door de haar toegewezen verantwoordelijkheid voor het gerechtelijk falen in de zaak-Dutroux.
Met het Octopusakkoord van 1998 werd besloten het Belgische politielandschap grondig te hervormen, en de rijkswacht, de gemeentepolitie en de gerechtelijke politie te fuseren tot een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus, de lokale en federale politie. Deze geïntegreerde politiedienst ging op 1 januari 2001 van start. Aan het eind van het bestaan werkten er ongeveer 16.000 à 17.000 mensen en was de rijkswacht verdeeld in 427 brigades.