Drie kortegolfontvangers, twee zenders, een registreerapparaat, wat tape, loden kisten en een handvol condooms. De geheime zendapparatuur van de KGB die eind vorig jaar in bossen rond Brussel werd opgegraven, zat nog netjes in de verpakking. Hoewel de hele zwik grondig werd onderzocht, heeft men bij het Brussselse parket geen idee wie het in de grond stopte en wie het er eventueel had moeten uithalen. ‘Ook rond de herkomst van de apparatuur tasten we momenteel nog in het duister.’
Aan belangstelling was geen gebrek toen de Brusselse parketwoordvoerders Anne Fransen en Jos Colpin gisteren de “buit” lieten zien aan de pers. Substituut Fransen was er zelf bij toen speurders van het Centraal Bureau voor Opsporingen (CBO) en leden van de militaire ontmijningsdienst (DOVO) in de vroege ochtend van 6 november 1998 aan het spitten gingen. Dat de DOVO aanwezig was, kwam door de vrees voor boobytraps of andere explosieven. Maar die waren er niet. “Na een dag was alles al opgegraven,” aldus Fransen.
De transmissie-apparatuur kon worden opgespoord dankzij aanwijzingen van de Britse geheime dienst, die de informatie op zijn beurt had van gewezen KGB-medewerker Vassili Mitrochine. “De informatie was heel precies”, zegt Fransen. “Alleen in Heverlee hebben we even moeten zoeken. Nee, het ging niet in de stijl van ‘vanaf die boom zoveel stappen naar links’. We kregen coördinaten met oosterlengte en westerbreedte. De plaatsen waren vrij gemakkelijk te bereiken. We moesten ons niet door een kluwen van stronken banen of zo. Het materiaal lag telkens op een diepte van zestig tot tachtig centimeter.”
Er waren vier bergplaatsen: twee in het Zoniënwoud (Groenendaal), een in het Hallerbos (bij Halle) en een in het bos van Heverlee. Op drie plaatsen werd een transistorkortegolfontvanger van het superheterodyne type gevonden (middenfrequentie, frequentieband 4,0 tot 20,0 MHz). In Groenendaal en het Hallerbos werden ook kortegolfzenders (frequentieband 6,0 tot 25,0) gevonden, twee in totaal. De ontvangers werden gevoed met 12 volt, bij de zenders hoorde een elektrisch snoer, te verbinden met een voeding van 105 of 240 volt. Het was blijkbaar wel de bedoeling dat de Belgische KGB-agenten er thuis mee aan de slag zouden gaan. Een stroomgenerator zat er niet bij.
Tussen de apparatuur staken ook twee apparaten voor het registreren van geheime codes op magneetband. Voor het overige was er gisteren alleen verpakkingsmateriaal te zien: loden kisten, folie, hars, tape en zelfs enkele condooms. Daarin staken microfilm en instructies. De hoeveelheid tape en hars laat doet vermoeden dat het de bedoeling was alles na gebruik weer ergens in de grond te stoppen.
Het merkwaardige is dat de Belgische autoriteiten er nog steeds niet achter zijn gekomen voor wie het materiaal bestemd was. “We hebben er zelfs geen idee van uit welk land het komt,” zegt Colpin. Een vluchtige blik op de zenders maakt alvast duidelijk dat het er niet bepaald Russisch uitziet. De opschriften (power, phones,…) en de instructies op microfilm zijn in het Engels. En dat is zo ongeveer ook het enige aanknopingspunt. Volgens Colpin werd destijds alles vakkundig ontdaan van wat kan helpen bij de identificatie.
Dat is overigens al niet meer de zorg van het Brusselse parket, waar het hele dossier voorlopig werd geseponeerd. De “feiten” dateren overigens al van in de jaren zestig – dat denkt men toch – en het heeft er alle schijn van dat de kisten tot eind 1998 nooit zijn opengemaakt. Het is dus niet meteen duidelijk welk strafrechtelijk misdrijf er vandaag nog te vervolgen zou vallen. “Men kan natuurlijk niet uitsluiten dat er, bijvoorbeeld door de publicatie van dat Britse boek, nieuwe informatie bovenkomt die ons tot verder onderzoek noopt. Maar de rechtmatige eigenaar mag zich ook altijd bij ons komen melden.”
Aangenomen wordt dat de Belgische Staatsveiligheid nog verder onderzoek verricht rond de opgegraven apparatuur. Sommigen achten het overigens mogelijk – logisch zelfs – dat ook nog op andere plaatsen in het land KGB-schatten onder de grond zitten.
Bron » De Morgen