De capitulatie is nakend

‘Dit onderzoek is een mislukking. We moeten zo eerlijk zijn om dat toe te geven. Eind juni maken we een evaluatie. Dan beslissen we of deze inmiddels toch al meer dan vijftien jaar oude zaak nog langer de inzet van zoveel politiemensen kan verantwoorden.’ De Bergense advocaat-generaal Claude Michaux zegt het nog net niet met zoveel woorden, maar het moment waarop de Belgische justitie in haar strijd tegen de Bende van Nijvel tot de capitulatie overgaat, is nakend.

Sinds maandag verplaatsen de speurders van de Cel Waals-Brabant (CWB) zich per bus. Zaterdagochtend moesten enkelen onder hen met lede ogen toezien hoe een konvooi van Avis voor de rijkswachtkazerne van Jumet hun 21 dienstauto’s kwam opladen. In Brussel had iemand beslist dat het contract niet meer hoefde te worden verlengd. “Het begin van het einde, zullen we maar zeggen”, monkelt een speurder. “Je voelde het al langer aankomen. Als ik drie jaar geleden tijdens een dineetje vertelde waar ik mee bezig was, reageerden de disgenoten vol ontzag. Nu krijg ik reacties als: ‘De Bende van van wat?’ De mensen liggen er niet meer van wakker.”

Toen minister Stefaan De Clerck eind 1996 opdracht gaf tot de oprichting van dit honderd man sterke dreamteam, stond er geen maat op het optimisme. Leden van BOB en gerechtelijke politie zouden in dit “onderzoek van de laatste kans” een demonstratie geven van wat de eengemaakte politie worden zou. De speurders kwamen uit alle hoeken van het land, vandaar ook die auto’s. Aalsterse GP’ers die in die kille nacht in 1985 de lijken hadden staan tellen en de beelden na al die jaren nog steeds in hun hoofden voelden tollen, gingen samenwerken met criminele analisten van de rijkswacht die op slides theoretische lijnen trokken naar de maffia, extreem-rechts, Libanon…

Onderzoeksrechter Jean-Claude Lacroix sloeg in februari 1997 de Bendecommissie-bis met verstomming: “Wij staan op het punt een doorbraak te forceren. Het is nog een kwestie van maanden voor wij de waarheid aan het licht zullen kunnen brengen.” Maanden verstreken. Jaren ook. De CWB kwam af en toe wel in het nieuws, zij het dan vooral als laboratorium voor experimentele politietechnieken. Vanuit Canada werd een leugendetector overgevlogen. Getuigen van toen werden bij een tekenaar onder hypnose gebracht. Het resultaat, een hele reeks robotfoto’s, werd op twee knalgele affiches over heel België verspreid. Er kwam zelfs een website. Professor Jean-Jacques Cassiman verrichtte niet minder dan vijfduizend DNA-tests.

Enkele oude lijken werden opgedolven, zoals dat van de in 1985 ‘gezelfmoorde’ Paul Latinus, leider van het WNP. Dat was een van de hypothesen geweest. Een verbond van fascistische clubjes als het WNP of het Front de la Jeunesse en enkele ontspoorde rijkswachters zouden het land hebben willen destabiliseren. “Niets”, vat de Bergense advocaat-generaal Claude Michaux nu de stand van zaken samen. “Niets. Ons onderzoek zit op een dood spoor en ik zie nog niet zo gauw een mirakel gebeuren. Misschien komt het doordat wij hier allemaal domoren zijn, al lijkt mij dat statistisch weinig aannemelijk. Misschien komt het doordat we hier te maken kregen met absolute professionals.”

Net als de vijfduizend andere strookte het DNA-profiel van Latinus met geen enkele van de op de vijftien materiële aanknopingspunten die de bendeleden achterlieten: sigarettenpeuken, haren, vingerafdrukken. “Vijftien aanknopingspunten in een zaak met 28 doden”, zucht Michaux. “Ca c’est du jamais vu!” Een jaar geleden werd het aantal speurders bij de CWB verminderd tot zestig, vervolgens tot vijftig. Op 16 februari van dit jaar werd tijdens een coördinatievergadering met de onderzoeksrechters Lacroix en Reynal nog maar eens de balans opgemaakt. Michaux stelde een rapport op waarin hij de CWB nog tijd gaf tot het einde van het gerechtelijke jaar, eind juni. “Tegen die tijd moeten we klaar zijn met het gros van de nog uit te voeren verificaties. Staan we dan nog steeds nergens, dan pleit ik voor een substantiële vermindering van het aantal speurders. Je kunt niet aan de gang blijven.”

De Bende van Nijvel kreeg in 1983 steun uit onverwachte hoek. De Nijvelse procureur Jean Deprêtre ging met ooglappen achter ‘les Borains’ aan, een kleine Henegouwse gangsterbende rond ene Michel Cocu. Ook toen de Bende nog eens toesloeg nadat Cocu en co. al achter de tralies zaten, wou Deprêtre van geen discussie weten. “Dit zijn ze. Punt. Gewone bandieten.” In 1989 bleek dat Deprêtre acht maanden lang een bewijsstuk dat de Borains vrijpleitte, had achtergehouden. Het Hof van Cassatie ontnam hem het dossier wegens partijdigheid. Cocu weer vrij. Zes jaren waren verloren gegaan aan een fout spoor. Twee Waverse BOB’ers die het hadden gewaagd in een andere richting te zoeken waren uitgerangeerd. Vingerafdrukken en een de door de Bende gebruikte auto gingen stomweg verloren.

Vooruitgang werd er in de jaren tachtig wel geboekt in Dendermonde, waar onderzoeksrechter Freddy Troch door een wapenvondst nabij het hellend vlak van Ronquières een materieel verband legde tussen de aanslagen van 1983 en die van ’85. Troch bezigde een simpele kosten-batenanalyse waar Deprêtre altijd doof voor bleef. Een ordinaire crimineel pleegt geen vijf moorden voor 200.000 frank. Nochtans was dat wat de Bende in september 1985 in Overijse had gedaan. De Bende moet andere motieven hebben gehad.

Troch zocht in het schimmige milieu rond enkele gewelddadige Brusselse schietclubs, ex-gevangenisdirecteur Jean Bultot, ex-BOB’ers Robert Beijer en Madani Bouhouche en gangster Philippe De Staerke. Die laatste werd ook in beschuldiging gesteld omdat hij daags voor de aanslag in Aalst (acht doden) het terrein was komen verkennen.

In 1990 werd Troch door justitieminister Melchior Wathelet (PSC) van het dossier gehaald. Het toen al 350.000 stukken en twaalf archiefkasten beslaande dossier verhuisde naar Charleroi. Daar werd het toevertrouwd aan een totaal onervaren magistraat die het eerst even liet vertalen. Daarna gebeurde vijf jaar lang niets meer.

Voor de families van de 28 doden leidde de reactivering van het onderzoek in 1996 tot een totaal nieuwe situatie. De meesten hadden tien jaar lang van justitie niets gehoord, buiten een occasionele brief om wat bebloede kledingstukken te komen ophalen. Nu werden ze met hun advocaten uitgenodigd op informatievergaderingen. Op de griffie in Charleroi mochten ze naar hartenlust kopietjes maken van de het dossier en onderzoeksdaden suggereren.

Marie-Jeanne Callebaut verloor haar ex-echtgenoot tijdens de aanslag in Aalst, op 9 november 1985. “Bij veel nabestaanden is de fut er nu een beetje uit. Ik heb gehoord dat de zoon van Jacques Van Camp (de in 1983 vermoorde uitbater van de herberg Les Trois Canards, DDC) uit het niets is opgedoken en mee aan de kar wil trekken. Dat is goed. De meeste anderen beginnen wat moe te worden. Alleen al het bij elkaar harken van administratieve stukken die recht konden geven op de al zo vaak beloofde tussenkomst door het Rampenfonds en het afwachten van een antwoord duurde jaren. Vorig jaar heeft Linda Van Huffel (de voor 80 procent invalide overlevende van de overval bij Wittock-Van Landeghem, DDC) na vijftien jaar wachten haar 2 miljoen gekregen. Na vijftien jaar, alstublieft. En voor zover ik weet, is zij de enige. Wij kregen niets. Dat is een probleem, want net als vele andere families lag de bestemming van dat geld allang vast: advocatenkosten. Heb je geen advocaat, dan sta je daar in dat kantoortje in Charleroi moederziel alleen tegen die metershoge toren papier aan te kijken. Dat is echt onbevattelijk. Dat krijgt geen enkel normaal mens gelezen.”

Marie-Jeanne Callebaut pikte er vooral de stukken uit die haar aanbelangen en gaat op geregelde tijdstippen, zoals ze dat zelf uitdrukt, “die mannen in Jumet wat onder hun vodden geven”. Daarginds ziet men haar steeds minder graag komen. “De speurders hebben lange tenen. Laatst had ik weer zo’n discussie. Madammeke, zeiden ze, zolang ge niet eens afkomt met bewijzen, dan doen we niks. Zo zit dat dus. Ik moet daar even in hun plaats de Bende van Nijvel ontmaskeren.”

De Bende van Nijvel dankt haar naam aan haar optreden rond de Colruyt in Nijvel, in de vroege ochtend van 17 september 1983. Alvorens een toegesnelde rijkswachtpatrouille klem te rijden en onder vuur te nemen, werden zakenman Jacques Fourez en zijn maîtresse Elise De Wit doodgeschoten. Het stel was gestopt voor een tankbeurt. Over Fourez en Dewit gaat later het gerucht dat ze geen toevallige slachtoffers waren, maar in het bezit waren gekomen van een voor de Brusselse zakenman Charly De Pauw bezwarende pornocassette en hem hadden willen chanteren. De cassette zou in de koffer van hun Mercedes hebben gelegen. Veel concrete gegevens zijn er niet, behalve dat Elise De Wit tot kort voor haar dood secretaresse was bij een met Charly De Pauw bevriende politicus en zij samen met haar vriend ging informeren naar de aankoop van een Ardens kasteel dat ze met hun spaarcenten normaal nooit hadden kunnen financieren. Eén vraag keldert de hypothese van de gecamoufleerde moord: hoe kon de Bende weten dat het koppel daar zou tanken?

Er was nog een ander intrigerend slachtoffer. Léon Finné, privé-bankier in Luxemburg en rijkswachtinformant in enkele fraudeonderzoeken. Over werd Finné verteld dat ook hij verwikkeld was geraakt in een schimmenspel rond afpersing, seksfuiven en pornocassettes. Finné was een man wiens komst zelden onopgemerkt bleef. Hij reed in een Amerikaanse slee met vlaggetjes op de motorkap en telefoon binnenin. Finné, die iedereen wantrouwde, was altijd gewapend en viel enkel te ontmoeten ‘op afspraak’. Meer dan vermoedelijk was dat ook de aanleiding voor zijn aanwezigheid op de parking van de Delhaize in Overijse, op 27 september 1985. Wie belde hem? Er vielen die avond vijf doden. De meest dode was vast en zeker Finné. Nadat hij hem al twee keer had geraakt, liep ‘de reus’ naar de bankier die op de grond lag te bloeden en vuurde nog eens negen kogels af. In Overijse was ook een hoge Brusselse rijkswachtofficier aanwezig die dat vergat te vermelden toen hij de eerste keer voor de Bendecommissie verscheen.

Volgens Marie-Jeanne Callebaut hoort ook haar ex Jan Palstermans in dit rijtje thuis. Hij was een avonturier die in de jaren zeventig in Saoedie-Arabië vertoefde om er via een onderaannemer voor het Eurosystem-project te werken. “Ja, en met Eurosystem zitten we meteen weer bij de roze balletten en de vele andere grote mysteries uit die tijd”, zegt Callebaut. “Jan heeft ook in Zaïre gezeten, was betrokken bij de diamantsmokkel. Hij deed altijd heel geheimzinnig over zijn reizen. Ik zeg niet dat dit nu dé piste is. Ik vraag mij alleen af waarom ze in Jumet mordicus weigeren om zich even in Jans verleden te verdiepen. Onderzoeksdaden suggereren? Dat doe ik al drie jaar. Ze lachen me uit. Fourez, Dewit, Finné, Palstermans… allemaal zever in pakskes, zeggen ze. Volgens hen stond Jan daar gewoon op het verkeerde moment op de verkeerde plaats.”

“Ik ken veel volk. Hier in Aalst is men de Bende niet vergeten. Dus ontmoet ik af en toe mensen die erbij waren en me vertellen wat ze hebben gezien. Hun versies wijken op essentiële punten af van hoe de schietpartij in het dossier is beschreven. Dan stel ik vragen, en dan zeggen ze: ‘Als je het heel precies wilt weten, vraag dan naar het proces-verbaal van onze ondervraging, die nacht.’ Dat doe ik al drie jaar. Zonder resultaat. De vroegste getuigenverklaringen die men mij kan geven, dateren van 16 november, een week na de feiten. De rest is weg. Verdwenen.”

De Cel Waals-Brabant had geen gebrek aan pistes. Begin 1997 spitste het onderzoek zich toe op de ex-rijkswachters Bouhouche, Beijer en hun schietgrage kornuiten van toen. Het gebruik van zware munitie die in ons land alleen bekend was bij de Groep Dyane (de toenmalige gevechtseenheid van de rijkswacht, ddc), de militaristische modus operandi tijdens de raids, de diefstallen van geheime want voor de rijkswacht bestemde prototypes van wapens en kogelvrije vesten. Redenen genoeg om de daders daar te gaan zoeken. “Dat spoor is verlaten”, zegt Michaux. “We hebben niets, werkelijk niéts in handen om deze of gene verdachte in verdenking te stellen. Over Beijer kunnen wij vandaag zelfs met zekerheid stellen dat hij niets te maken had met de Bende van Nijvel.”

Halfweg 1998 gonsde het in Jumet van de geruchten over een doorbraak in wat ‘de racketeering-piste’ wordt genoemd. Daarin is sprake van twee Bendes, een in de periode 1982-’83 en een in 1985. De tweede golf van raids zou zijn gepleegd door een stel huurlingen dat dankbaar gebruikmaakte van de verwarring. De ’tweede Bende’ zou hebben geopereerd in opdracht van een stel maffiose projectontwikkelaars met plannen in de rosse buurt in de Brusselse Noordwijk. Een kaderlid van Delhaize zou daar echter zijn liefde voor een prostituee hebben bezegeld door haar enkele huizen cadeau te doen. Zij wou niet verkopen, ook niet nadat haar minnaar zich aan de goktafels in de schulden had gewerkt. Afpersing van Delhaize dus. Het is opvallend dat de tweede golf veel moorddadiger was dan de eerste, en dat toen enkel nog Delhaize werd geviseerd. Maar, zegt een speurder: “Het is allemaal van naaldje tot draadje uitgezocht. Het verhaal over de racketeering slaat nergens op.”

Marie-Jeanne Callebaut: “Daar zijn ze in Jumet straf in, in het bepalen wie niét bij de Bende hoorde. Laatst kregen we weer zo’n brief van de griffier in Charleroi. We mogen nu het dossier gaan inzien over Philippe De Staerke. Die willen ze buiten vervolging stellen. Toen ik dat vernam, ging er een pijnscheut door mijn hart. Hij was in Aalst! Dat was een van de weinige zekerheden die we hadden. Gaat men die vent vrijlaten zonder dat hij de waarheid heeft verteld? Straks volgt dan Bouhouche. Die is veroordeeld voor de moord op Francis Zwarts (een in 1982 verdwenen agent van Sabena, ddc). Zijn moeder weet nog steeds niet waar het lijk ligt. Gaan ze die ook vrijlaten zonder dat hij dat heeft verteld?”

Dit is wat advocaat-generaal Michaux het meest haat, de suggestie dat het onderzoek zou zijn afgeremd. “Ik zou mezelf populair kunnen maken door op tv te verkondigen dat ‘bepaalde kringen’ ons hebben gehinderd. Dan zou heel België knikken: ‘Jaja, dachten we het niet.’ Ik kan alleen zeggen wat er echt is gebeurd: wij hebben gedaan wat we konden. Niemand heeft ons waar of wanneer dan ook een strobreed in de weg gelegd. We hebben mensen van de militaire veiligheid ondervraagd, van de staatsveiligheid, hoge rijkswachtofficieren… We zijn in de archieven van de Stasi gaan neuzen. Alle middelen die ik vroeg, kregen we, dat stomme probleem met die auto’s dan even niet meegerekend.” Minister Verwilghen beloofde woensdag dat de wagens terugkomen. In het gauw weer met een jaar verlengde contract zit echter een clausule die toelaat ze op 30 juni weer in te leveren. Wat daarna?

De volksmond wil dat een moord in België na twintig jaar verjaart. De juridische realiteit is complexer. Er geldt een verjaringstermijn van tien jaar die door het parket met nog eens tien jaar kan worden verlengd door ‘een daad van stuiting’ te stellen. Dat houdt niet meer in dan een pennentrek op het juiste moment. Zit die pennentrek echter niet in het dossier, dan begint de tweede termijn pas te lopen vanaf het tijdstip van de laatste onderzoeksdaad in de eerste tien jaar.

Het eerste optreden van de Bende van Nijvel dateert van 30 september 1982, met de moord op een politieman in Waver. Als alles goed is gegaan, is die moord vervolgbaar tot 30 september 2002. Advocaat Peter Callebaut, die verschillende families van slachtoffers vertegenwoordigt, betwijfelt dat alles gegaan is zoals het hoorde. Hij wijst op het feit dat het dossier tussen 1990 en 1995 heeft liggen beschimmelen in het justitiepaleis van Charleroi. Tot vandaag heeft niemand hem ervan kunnen overtuigen dat het parket tijdig heeft ‘gestuit’. Stel dat er na 1990 effectief niets meer is gebeurd, dan zijn de Bende-feiten op dit ogenblik waarschijnlijk al verjaard en kan er nooit nog een proces komen.

Zou dat de reden kunnen zijn waarom de boeken eind juni dichtgaan? “Absoluut niet”, reageert Michaux: “Dit kan uit de mond van een magistraat brutaal klinken, maar I don’t care. Mocht het ooit zover komen, laat de juristen het dan maar onder elkaar uitvechten. Ik trek mij van die verjaringsproblematiek niks aan. Trouwens, we gaan het onderzoek niet afsluiten. Toch niet voor november 2005, want dat is het definitief te laat. We zullen het met minder mensen doen. We gaan wél door. Desnoods tot de laatste dag. Na al die jaren wordt zo’n dossier een obsessie, een verslaving, ook al behoor je tot een steeds kleinere groep van mensen die het kent. En misschien, wie weet, voltrekt het mirakel zich ooit nog.”

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck