Na vier maanden radiostilte is Koen Dassen, in zijn nieuwe rol van chef van de staatsveiligheid, terug van weggeweest. “In het mandaat dat ik thans heb opgenomen”, schreef de vroegere kabinetschef van de minister van Binnenlandse Zaken in een brief aan een aantal journalisten, “zullen onze contacten heel wat minder frequent zijn, mede door de aard van de bezigheid waartoe ik geroepen word. Desalniettemin zal ik u in de mate van het mogelijke in uw taak proberen te helpen.”
Mediavriendelijk is Dassen altijd al geweest. Als kabinetschef stond hij zo vaak voor de camera’s dat hij op den duur beschouwd werd als de échte minister van Binnenlandse Zaken en zijn baas Antoine Duquesne haast deed vergeten. De wilde uithaal van Dassen, die zijn irritatie over de naar zijn mening overdreven en dus verlammende parlementaire controle op zijn dienst blijkbaar geen seconde langer kan verkroppen, heeft echter niets te maken met de mediavriendelijkheid van de man. Te vrezen valt dat de kritiek op het “te eigengereide” optreden van de controleurs vooral als bliksemafleider moet dienen om een reeks andere problemen aan het zicht te onttrekken.
Op 11 september 2001 werden niet alleen de Twin Towers getroffen, maar daverden ook alle westerse inlichtingendiensten op hun grondvesten. In eigen land resulteerde de schok in een doorlichting van de staatsveiligheid, op vraag van de parlementaire begeleidingscommissie die de inlichtingendiensten in de gaten houdt.
De eerste resultaten van die audit bleken zo dramatisch dat de positie van de toenmalige chef onhoudbaar bleek. Zij moest vorig jaar ontslag nemen en werd vervangen door Dassen. Het belangrijkste onderdeel van die audit, de fase die de operationele werking moet doorlichten, is zopas begonnen. Gelet op het recente verleden van de dienst, onder meer bekend dankzij de gedetailleerde jaarrapporten van het Comité I, kan men zich moeiteloos voorstellen dat de resultaten ervan eveneens zeer negatief zouden kunnen zijn.
Het centrale punt daarbij is de performantie van de staatsveiligheid in de strijd tegen het internationale terrorisme. Volgens Dassen levert zijn dienst op dat terrein puik werk. Helaas mogen inlichtingendiensten per definitie nooit uitpakken met hun successen, alleen hun blunders halen de krant. Formeel behoort terrorismebestrijding tot de corebusiness van de staatsveiligheid, ook al denkt de chef van de militaire veiligheidsdienst daar anders over.
Enkele maanden geleden circuleerde een (inmiddels geaborteerd) regeringsplan om terrorismebestrijding over te brengen naar een nieuwe dienst bij Binnenlandse Zaken. Tegelijkertijd werd nagedacht over een overheveling van de staatsveiligheid naar de federale politie of over een fusie tussen de staatsveiligheid en de militaire veiligheid. Kortom, de club van Dassen vecht voor haar overleving. Slechte karakters beweren trouwens dat de regering Dassen speciaal heeft uitgekozen om bij de staatsveiligheid het licht uit te doen.
Een bijkomende factor van belang is de samenwerking inzake terrorismebestrijding met de grote broer in Amerika. Begin dit jaar sloot justitieminister Verwilghen een nieuwe overeenkomst af met zijn VS-collega Ashcroft. Dassen was aanwezig bij die besprekingen.
Officieel gaat het om een samenwerkingsakkoord tussen het FBI en de Belgische inlichtingendienst waarmee een snelle uitwisseling van gegevens over terrorisme mogelijk wordt gemaakt. Welke voorwaarden de Amerikanen, bijvoorbeeld inzake geheimhouding van uitgewisselde gegevens, hebben opgelegd aan onze staatsveiligheid is niet bekend. Zijn pottenkijkers niet meer gewenst, ook al werken ze in opdracht van de verkozenen des volks?
Bron » De Morgen