Het Comité I ontdekte het bestaan van ‘een georganiseerde actie’ van een journalist en enkele leden van de staatsveiligheid, ‘met als doel zich te verzetten tegen de kandidatuur van een van de kandidaten voor de functie van administrateur-generaal van deze dienst’. Het jaarverslag gewaagt van ‘disfuncties die onverenigbaar zijn met de goede gang van zaken van een dergelijke dienst in een rechtsstaat’.
Na het vertrek van Godelieve Timmermans, die in de zomer van 2002 ontslag nam als administrateur-generaal van de staatsveiligheid, ging de regering op zoek naar een opvolger. De twee grootste kanshebbers waren Jean-Claude Leys en Koen Dassen. Leys, de vroegere Brusselse onderzoeksrechter die bekendheid verwierf met zijn ophefmakend onderzoek naar de KB Lux-fraude, leek aanvankelijk de gedoodverfde winnaar. Maar uiteindelijk werd Dassen, voormalig kabinetschef van minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne (MR), de nieuwe chef van de staatsveiligheid.
Terwijl de strijd nog volop woedde en de ministerraad de beslissing voor zich uitschoof, publiceerde het weekblad Le Soir Illustré enkele zeer goed gedocumenteerde artikels over Leys en vooral over diens relatie met zijn ‘schoonzoon’ Eric Van de Weghe, een gewezen informant van twijfelachtig allooi, die gewerkt heeft voor de staatsveiligheid en de Amerikaanse geheime diensten. Het weekblad kreeg prompt een dagvaarding van Leys wegens laster en eerroof aan zijn broek. Het gerucht ging ook dat Leys problemen had bij het verkrijgen van een veiligheidsmachtiging, wat een absolute vereiste is voor de job bij de staatsveiligheid.
In haar jongste jaarrapport publiceert het Comité I een verslag over deze heikele kwestie, een verslag dat al drie jaar oud is en nooit werd besproken of goedgekeurd door de parlementaire begeleidingscommissie. Toch vindt het Comité het “opportuun” om dit oude verslag alsnog te publiceren, met het laconieke argument “dat er belangrijke vaststellingen zijn gedaan en dat principiële vragen altijd actueel zullen blijven”.
Le Soir Illustré had onder meer gemeld dat agenten van de sectie georganiseerde criminaliteit van de staatsveiligheid nog steeds contacten onderhielden met Van de Weghe, “ondanks het feit dat de hiërarchie van deze dienst elk contact met hem had verboden gezien zijn gebrek aan betrouwbaarheid”. Dat plaatste de kandidatuur van Leys natuurlijk “in een slecht daglicht”.
Het Comité I probeerde na te gaan of agenten van de staatsveiligheid contact hadden gehad met de pers en of deze contacten tot doel hadden de belangen van een van de kandidaten te schaden. Achttien leden van de staatsveiligheid werden ondervraagd, maar het Comité stootte op “abnormale moeilijkheden” om duidelijke informatie te verkrijgen over de zaak. Niettemin besluit het Comité dat “er aanwijzingen zijn van een georganiseerde actie, waarvan een van de componenten zich binnen de staatsveiligheid bevond”, met als doel zich te verzetten tegen de kandidatuur van Leys.
Het Comité stelde dat Van de Weghe midden jaren negentig in contact trad met de staatsveiligheid. Maar na minder dan een jaar besloot toenmalig administrateur-generaal Bart Van Lijsebeth een einde te maken aan de relatie, “gezien de betrouwbaarheid van deze informant sterk in vraag werd gesteld en er vastgesteld werd dat hij de diensten manipuleerde en ze soms zelfs tegen elkaar uitspeelde”.
Die beslissing, die enkel mondeling werd meegedeeld aan de betrokken agenten, werd door bepaalde agenten “blijkbaar niet goed begrepen”. “Sommige leden van de staatsveiligheid vinden het jammer dat de directie hen de mogelijkheid van samenwerken met personen met een gerechtelijk dossier verbiedt, zeker in de materie van de georganiseerde criminaliteit”, noteert het Comité I, dat wel begrip kan opbrengen voor dit standpunt.
“Het is redelijkerwijs niet mogelijk om informatie te bekomen over netwerken van georganiseerde criminaliteit zonder in contact te treden met personen die het milieu frequenteren en hierdoor mogelijk strafrechtelijke veroordelingen hebben opgelopen.”
Of Le Soir Illustré in contact stond met deze agenten, kon het Comité I niet achterhalen. Toch vermeldt het verslag dat hun betrokkenheid bij een manipulatie om een van de kandidaten via persartikels te destabiliseren “meer dan een loutere hypothese was” en dat er binnen de staatsveiligheid “een strijd tussen clans werd gevoerd, die verhevigd werd door de nakende benoeming van een nieuwe administrateur-generaal”.
Die rivaliteit tussen verschillende clans binnen de inlichtingendienst was volgens het Comité een onderdeel van “een klimaat van willekeur, angst en demotivatie”, dat geleid heeft tot een algemene malaise bij de staatsveiligheid. Met zijn waarschuwing voor “het opduiken van oude demonen” verwijst het Comité I naar de jaren tachtig, toen de staatsveiligheid verscheurd werd door interne twisten en rivaliteiten.
Nog doller is het verhaal hoe de twee kandidaten (dus ook Dassen, de huidige chef van de staatsveiligheid) hun veiligheidsmachtiging van het niveau ‘zeer geheim’ hebben gekregen. De enquête voor de toekenning van die machtiging van de hoogste veiligheidsgraad werd afgehaspeld in vijf dagen, terwijl de wet voor dit type onderzoeken een termijn bepaalt van zes maanden. Het gevolg was dat, in het geval van Leys, het mogelijk bestaan en verloop van twee disciplinaire onderzoeken die tegen hem liepen, niet eens werd onderzocht.
De facto werd het onderzoek voor de veiligheidsmachtigingen bovendien toevertrouwd aan de toenmalige adjunct-administrateur-generaal van de staatsveiligheid, die nota bene zelf ook kandidaat was voor de hoogste functie. “Niet de meest opportune wijze van werken als men het criterium van de onafhankelijkheid van de betrokken partijen neemt”, meent het Comité I, dat zich ook verbaast “over het schrijnend gebrek aan nauwkeurigheid, zowel op juridisch als op het praktisch vlak, waarvan blijk werd gegeven in de laatste fase van een delicate en dringende opdracht.”
Bron » De Morgen