PS pleegt sluipende machtsgreep op geheime diensten

Uitgerekend in hetzelfde wetsontwerp van de federale regering waarmee de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst verregaande nieuwe juridische bevoegdheden en technologische wapens krijgen, wordt de democratische parlementaire controle op de geheime diensten virtueel afgeschaft. Als de regering haar zin krijgt, wordt de volledige Belgische ‘intelligence community’ straks gedomineerd door één partij: de PS.

‘Geheim agenten mogen misdrijven plegen”, kopte deze krant vorige woensdag, en dat bericht veroorzaakte opschudding in de Wetstraat en de belendende percelen. Nog dezelfde dag kwam Alain Winants, baas van de Staatsveiligheid, in het Canvasprogramma TerZake de bevolking geruststellen. Nee, zijn agenten hebben geen license to kill gekregen. Winants bevestigde wel dat de in de maak zijnde wet het mogelijk maakt dat agenten van inlichtingendiensten in bepaalde gevallen en in het kader van hun opdracht strafbare feiten plegen.

“Dit wetsontwerp is prioritair en dringend”, reageert senator Luc Willems (Open Vld). “De bedreigingen van extremisme en fundamentalisme zijn bekend. De huidige wet is niet langer aangepast aan die nieuwe bedreigingen, die bovendien een internationaal karakter hebben. Om doeltreffend te zijn, moeten de gebruikte methoden van de inlichtingendiensten precies geregeld worden. Anders zijn er een gedoogbeleid en een schemerzone. Nu moeten de inlichtingendiensten zich beperken tot googelen voor de informatieverzameling.”

De meerderheidspartijen staan pal achter het wetsontwerp. Sterker nog, ze willen het goedgekeurd en wel door het parlement jagen in de enkele weken die er nog resten tussen het einde van de paasvakantie en de ontbinding van Kamer en Senaat begin mei, in de aanloop naar de verkiezingen. Diverse verontruste organisaties hebben nochtans hoorzittingen gevraagd over het ontwerp.

Geen zinnig mens betwist dat onze geheime diensten eindelijk in staat moeten zijn communicatie af te luisteren en andere moderne spionagetechnieken te gebruiken. Of het nodig is hen daarom meteen ook een vrijbrief te geven om zelf misdrijven te plegen, nota bene om eventuele misdrijven te voorkomen, is een ander verhaal.

Uitzonderlijke methoden kunnen volgens de regering enkel gebruikt worden in de strijd tegen “het terrorisme, inclusief het proces van radicalisatie, spionage en de proliferatie van niet-conventionele, chemische of kernwapens. Het betreft fenomenen die bijzonder ernstig zijn voor de binnenlandse of buitenlandse veiligheid van de staat en het is derhalve gerechtvaardigd dat men een beroep kan doen op dergelijke onderzoeksmethoden voor de inlichtingendiensten.”

De cruciale vraag is wie de veiligheidsdiensten straks controleert. “De Staatsveiligheid behoort nu al tot de meest gecontroleerde instellingen van het land”, meent Alain Winants. Toegegeven, het wetsontwerp op de bijzondere inlichtingenmethoden (BIM) creëert nieuwe controlemechanismen die ontsporingen en Big Brothertoestanden moeten vermijden.

Maar die nieuwe controleorganen worden benoemd door en rapporteren aan de regering en geven bijgevolg de ministers onder wiens bevoegdheid de inlichtingendiensten vallen een enorme macht. Die ministers zijn Laurette Onkelinx op Justitie en André Flahaut op Defensie, beiden PS’ers, en niet toevallig de indieners van het omstreden wetsontwerp.

“Dit is een terugkeer naar de periode van voor de Bendecommissie”, waarschuwt senator Hugo Vandenberghe (CD&V), voorzitter van de commissie Justitie, lid van de parlementaire begeleidingscommissie die toezicht houdt op de inlichtingendiensten en zowat het enige parlementslid die openlijk durft te protesteren tegen het voornemen van de regering om de parlementaire controle de facto af te schaffen. “Als we een dergelijke macht geven, dan moet er een rechtstreekse democratische controle zijn”, meent hij.

Die parlementaire controle wordt momenteel uitgeoefend door het Comité I, dat in opdracht van het parlement werkt en rapporteert aan de begeleidingscommissie in de Senaat. Dat systeem functioneerde de laatste jaren uitstekend en wordt in het buitenland bewonderd en bestudeerd als een na te volgen model.

Volgens de regering functioneerde het echter té goed. De stroom van schandalen in de eerste helft van vorig jaar (de verdwijning van Erdal, de uitvoer van de EPSI-pers naar Iran, de CIA-vluchten, Swiftgate) was grotendeels het resultaat van het parlementaire controlewerk. Dat moest maar eens gedaan zijn, besliste de regering-Verhofstadt.

Met het BIM-wetsontwerp maakt de regering korte metten met de onafhankelijke parlementaire controle. Het ontwerp voorziet de oprichting van een nieuwe controlecommissie, die vooraf haar toestemming moet geven voor het gebruik van bijzondere methoden, zoals bijvoorbeeld het plegen van een misdrijf door een agent van de geheime diensten.

Die commissie zal bestaan uit drie magistraten, die benoemd zullen worden en werken onder het rechtstreekse gezag van de ministers van Justitie en Defensie. Via die commissie maakt de regering ook een verbinding met het federaal parket. Informatie die de inlichtingendiensten dankzij bijzondere methoden hebben vergaard, kan door de commissie aan het federaal parket worden doorgespeeld in de vorm van niet-geclassificeerde processen-verbaal.

Daarnaast komt er een nieuw college, dat achteraf moet nagaan of alle regels zijn nageleefd en dat zal bestaan uit de voorzitter van het Comité I (PS’er Guy Rapaille) en een lid van de Privacycommissie. Voorzitter van dat college wordt een gedetacheerd magistraat van de Raad van State.

Pascale Vandernacht, de kabinetsadviseur van minister Onkelinx die zich toelegt op het beleid inzake inlichtingendiensten en de drijvende kracht achter het omstreden wetsontwerp, is toevallig gedetacheerd auditeur bij de Raad van State en kwam bijgevolg in aanmerking voor de functie. Het voortijdig uitlekken in de pers verijdelde dat plannetje evenwel.

Zodra het college optreedt – en dat zal gelden voor vrijwel alle belangrijke operaties van de inlichtingendiensten – wordt het Comité I buitenspel gezet. “Wanneer het college zijn controle uitoefent, onthouden het Comité I en de Privacycommissie zich voor de duur van de procedure van het onderzoeken van klachten en aangiften”, zo stelt het wetsontwerp. De memorie van toelichting is even duidelijk: “Noch het Comité I, noch de Privacycommissie kan een rechtstreeks aan hen gerichte klacht onderzoeken wanneer die het voorwerp is van een controle door het college, zolang deze controle niet is beëindigd.”

De gevolgen ervan zijn verregaand. In de praktijk wordt elke vorm van parlementaire controle afgeschaft. Het Comité I en de begeleidingscommissie zullen zelfs niet eens weet hebben van operaties waarbij bijzondere methoden worden toegepast.

Als het Comité I enkel kan optreden op verzoek van een burger, die meestal niet zal weten dat er over hem gegevens worden verzameld, is er geen echte controle meer mogelijk. Zelfs Senaatsvoorzitster Anne-Marie Lizin (PS), die als voorzitster van de begeleidingscommissie haar bevoegdheden compleet uitgehold ziet, hoort men niet tegenpruttelen.

“Op het moment dat de mogelijkheden voor de inlichtingendiensten enorm worden uitgebreid, worden de middelen voor het Comité I teruggeschroefd”, stelt de Liga voor Mensenrechten. De Liga wijst op de “gebrekkige” controle en noemt het wetsontwerp een absolute bedreiging voor de individuele vrijheid.

“De voorziene controlemechanismen bieden onvoldoende garanties voor onafhankelijkheid en onpartijdigheid”, reageert de Orde van Vlaamse Balies. “Dit lijkt een waar onderonsje te worden waarop geen parlementaire controle mogelijk is. Het parlement heeft immers geen zicht op eventuele misbruiken. Ter vrijwaring van de democratie is een bredere controle noodzakelijk, met name een controle door de voorzitters van Kamer en Senaat.”

Dezelfde kritiek formuleerde het Comité I. “De commissie staat onder het gezag van de ministers van Justitie en Defensie”, aldus haar advies op het ontwerp, “en kan dus moeilijk als onafhankelijk worden beschouwd. Het college kan wel als onafhankelijk worden beschouwd, maar kan niet bevelen de uitvoering van inlichtingenmethoden stop te zetten, aangezien het pas kan optreden nadat de maatregel is beëindigd.”

In het geval de nieuwe BIM-commissie er niet in slaagt binnen vijf dagen een eensluidend advies te geven over het gebruik van speciale technieken, is het de betrokken minister die zijn toestemming geeft. Het is ook de minister die toezicht houdt op de verdere uitvoering van de methode en beslist over de stopzetting ervan.

“Dat de minister de veiligheidsdiensten kan machtigen tot een dergelijke verregaande inbreuk op de privacy baart de Liga zorgen”, zegt de Liga voor Mensenrechten. “De beslissing over de aanwending van de methode wordt een politieke beslissing. De bevoegdheid van de minister is niet beperkt tot gevallen van hoogdringendheid. De minister is bevoegd zodra in de commissie geen overeenstemming bereikt wordt.”

Een minder opvallend onderdeel van het wetsontwerp is dat en passant de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken over de Staatsveiligheid wordt afgeschaft. De dienst valt voortaan volledig onder de voogdij van PS-minister van Justitie Onkelinx. Minister Patrick Dewael (Open Vld) vindt dat, na zijn nare ervaring met de zaak-Erdal, geen probleem.

“We houden niet mordicus vast aan onze greep op de Staatsveiligheid”, zegt zijn adjunct-kabinetschef Paul Van Tigchelt. Het Comité I daarentegen hecht wel veel belang aan die gedeelde verantwoordelijkheid. “De veiligheidsdiensten aan slechts één minister toevertrouwen, brengt risico’s mee die inherent verbonden zijn met elke machtsconcentratie bij één persoon”, schrijft het in haar advies.

Kortom, met de BIM-wet is de sluipende en potentieel gevaarlijke machtsgreep van de PS op de Belgische ‘intelligence community’ compleet. De PS bezet nu al een groot aantal sleutelposities op dit terrein (zie schema), met als sluitstuk de recente benoeming van PS’er Jean-Claude Delepière tot directeur van het nieuwe Orgaan voor de Coördinatie en Analyse van de Dreiging (Ocad). Dat is het centrale zenuwcentrum van het antiterrorismebeleid van de regering.

De Staatsveiligheid, militaire inlichtingendienst, politie, douane en alle andere betrokken diensten worden verplicht, op straffe van sanctie, alle relevante informatie over terrorisme door te spelen aan het Ocad. Op die manier heeft de PS de garantie dat ze voortaan alle gevoelige informatiestromen onder haar controle heeft.

Bron » De Morgen