De parlementaire controle op de werking van de Staatsveiligheid draait de laatste jaren volkomen vierkant, zo blijkt uit een nog niet gepubliceerde verslag van de parlementaire begeleidingscommissie die toezicht houdt op de werking van de inlichtingendiensten. De Morgen kon het document inkijken.
“De situatie wordt belachelijk”, zegt een lid van de begeleidingscommissie. “In de toekomst dreigen we voor de belangrijkste onderzoeken onmogelijk de waarheid te kunnen achterhalen.” Meerdere senatoren willen daarom dringend een debat over de rol die het parlement kan spelen in de democratische controle op de geheime dienst.
Het schandaal rond Abdelkader Belliraj, die werkte in opdracht van Al Qaida terwijl hij fungeerde als informant van de Staatsveiligheid, komt niet uit de lucht vallen. De geheime dienst wordt om verschillende redenen nauwelijks nog gecontroleerd. Dat staat in het verslag van de begeleidingscommissie over het jongste jaarverslag van het Comité I, het orgaan dat namens het parlement de inlichtingendiensten moet controleren. “De indruk ontstaat dat het Comité I wel zoekt, maar nooit iets vindt”, stelt een senator. “Dat is een bijzonder onaangename situatie.” De relatie tussen het Comité I en de begeleidingscommissie aan wie het Comité rapporteert, zit duidelijk op het vriespunt.
“Wij worden geconfronteerd met de limieten van ons systeem”, stelt een senator. “Voldoet de begeleidingscommissie als democratisch toezicht op de inlichtingendiensten of dient zij eerder als alibi?” Een van de problemen is dat het federaal parket terrorismedossiers naar zich toetrekt, zoals bijvoorbeeld het nog onbekende onderzoek dat aan de basis lag van het recente terreuralarm of het dossier-Belliraj. En zodra er een gerechtelijk onderzoek is geopend, heeft het Comité I het nakijken. “Gerechtelijke onderzoeken kunnen zeer lang duren”, weet een senator.
“Als het Comité I daarop moet wachten om een onderzoek af te ronden, zal het bijzonder weinig aan de begeleidingscommissie kunnen meedelen. Soms wordt de situatie belachelijk. De eigen enquêtedienst van het Comité voert ook opdrachten uit voor de gerechtelijke overheden en beschikt over de processen-verbaal van een bepaald onderzoek terwijl het Comité zelf van niets op de hoogte is. Ik schat dat dit geldt voor ongeveer de helft van de belangrijke dossiers. Voor bepaalde dossiers vraag ik mij zelfs af of het gerechtelijk dossier soms niet gebruikt wordt om het toezicht te beletten.” De senator besluit dat “in de toekomst het Comité voor de belangrijkste onderzoeken onmogelijk de waarheid zal kunnen achterhalen”.
Een andere senator beklaagt zich erover dat “de huidige situatie ertoe leidt dat de begeleidingscommissie de pers moet consulteren om te weten wat er gebeurt in een bepaald gerechtelijk onderzoek”. Voor hem is het duidelijk dat het geheim van het gerechtelijk onderzoek wordt ingeroepen om bepaalde dossiers aan het toezicht van het Comité I te onttrekken.
Nog een andere senator vraagt zich af “hoe het komt dat journalisten wel over informatie beschikken, maar dat de begeleidingscommissie niets kan worden meegedeeld.” “Ik kan niet aanvaarden”, stelt een commissielid, “dat wanneer er problemen zijn die het actieterrein van de Staatsveiligheid betreffen, het Comité I niet zou kunnen optreden omdat er ook een gerechtelijk onderzoek loopt. Dan kunnen de begeleidingscommissie en het Comité I hun boeken wel sluiten.”
Verschillende senatoren waarschuwen ervoor dat het systeem van parlementaire controle stilaan dreigt te verworden tot een alibi. “Ik ben zeer verontrust over mogelijke evoluties waarbij het Comité I enkel nog een parlementair excuus vormt terwijl het meer en meer van zijn inhoud wordt ontdaan”, stelt een senator. “Op die manier dreigt het parlement op twee vlakken te verliezen. Aan de ene kant wordt het parlement onterecht gerustgesteld, anderzijds wordt het toezicht volledig inefficiënt.”
“Er mag geen verdere verglijding zijn in de richting van het onttrekken aan het parlementair toezicht”, besluit een senator. Twee commissieleden willen daarom dat er dringend met de regering een debat wordt gevoerd “over hoe de uitvoerende macht de taak ziet van het parlement in de controle op de activiteiten van de inlichtingendiensten”.
Bron » De Morgen