Nooit eerder heeft de Cel Vermiste Personen van de federale politie meer dossiers van onrustwekkende verdwijningen verwerkt dan in 2008. In totaal waren er 1.575 dossiers. Dat zei commissaris Alain Remue, het hoofd van de Cel Vermiste Personen, vandaag.
“Een verklaring geven voor die stijging is moeilijk”, zei Remue op een persconferentie in aanwezigheid van minister van Justitie Stefaan De Clerck. “Vaak gaat het om individuele beslissingen.” Volgens Remue mag het aandeel van de financiële crisis niet overdreven worden.
“Er waren wel degelijk een aantal gevallen waarbij in een afscheidsbrief werd melding gemaakt van schulden, maar er speelden ook andere factoren mee, zoals liefdesperikelen.”
Hoewel er nooit zoveel dossiers waren, kon 94 procent van de vermiste personen teruggevonden worden. De voorgaande jaren lag dat cijfer licht lager. Negen op tien was nog in leven. “Naar 97 personen zijn we nog op zoek”, zegt Remue. “Maar de ervaring leert ons dat we ze de komende tijd kunnen terugvinden.”
De meeste vermisten komen uit de leeftijdsgroep van 13 tot 18 jaar oud, zoals voorgaande jaren. De meesten zijn meisjes: 230 op een totaal van 330. “Maar de jongste jaren merken we spijtig genoeg een stijging van het aantal vermiste bejaarden.” Vaak gaat het om mensen die lijden aan een ziekte als alzheimer of dementie.
De Cel Vermiste Personen werd opgericht in de nasleep van de affaire-Dutroux. Tussen 1995 en eind 2008 behandelde de cel zowat 14.000 dossiers. “Onze kerntaak zijn de vermisten jonger dan 13 jaar. Van alle vermisten behoorden er 1.296 tot die leeftijdsgroep. Dat wil zeggen dat er wel degelijk een behoefte was.”
De cel werd in 2008 verder 82 keer ingeschakeld voor de identificatie van stoffelijke overschotten of van mensen met geheugenverlies. Ook kwamen er 150 vragen vanuit het buitenland voor identificatie. Bij zoekacties in waterlopen vond de cel 75 voertuigen terug, maar ook 7 vermiste personen.
Tenslotte zei Remue dat het de bedoeling is om een DNA-databank op te richten voor vermisten. “We bekijken het vanuit een humanitair oogpunt: het is de bedoeling om er een stoffelijk overschot mee te identificeren. Daardoor komt de wet op de privacy niet in het gedrang.” Minister De Clerck wees er in dat verband op dat wettelijk moest nagegaan worden hoe best met verdachten wordt omgegaan.
Bron » De Morgen