De berichtgeving van de krant De Morgen over het bestaan van 200 dossiers bij de Staatsveiligheid over Belgische politici veroorzaakte enige commotie, vooral in de rangen van de groene partijen. Bij het Vlaams Belang toonde men zich minder verbaasd. “Vlaams-nationale politici die niét op de lijst van de Staatsveiligheid staan, moeten zich dringend eens bezinnen”, jende de extreemrechtse partij op haar website. “Maar achter het betwistbare bestaan van dossiers over politici, verschuilen zich nog een paar andere schandalen van een zo mogelijk nog groter kaliber”, schrijft DM-journalist Georges Timmerman.
De Staatsveiligheid bevestigde maandag dat ze wel degelijk dossiers bijhoudt over Belgische politici. “Deze informatie komt uit een vertrouwelijk rapport van het Comité I en wordt op een verdraaide manier voorgesteld”, stelde de geheime dienst in een perscommuniqué. De redenering luidt dat de Staatsveiligheid strikt binnen haar wettelijke plichten blijft door burgers die ‘extremistische’ activiteiten ontplooien, in de gaten te houden.
Pas als die burgers vervolgens verkozen worden tot parlementslid krijgt hun dossier de status van zogenaamd gereserveerd dossier, lees: alleen te raadplegen door de top van de inlichtingendienst. Die aparte status dient volgens het Comité I om te beletten dat het gewone personeel van de Staatsveiligheid misbruik zou kunnen maken van delicate informatie over verkozen politici. De dienst vertrouwt met andere woorden zijn eigen werknemers niet. En welke garantie bestaat er dat de bewuste informatie niet misbruikt zou kunnen worden door de topmannen van de dienst?
Dat brengt ons bij het eerste probleem: functioneert de Staatsveiligheid als een politieke inlichtingendienst? Is het denkbaar dat de Staatsveiligheid gefabriceerde desinformatie zou durven verspreiden om bepaalde politici met politieke bedoelingen te criminaliseren, te elimineren of te destabiliseren? Het verontrustende antwoord luidt: in sommige gevallen blijkbaar wel.
Nog maar enkele jaren geleden werd Dyab Abou Jahjah, toenmalig leider van de Arabisch-Europese Liga (AEL), op basis van onjuiste informatie van de Staatsveiligheid het voorwerp van een gerechtelijk onderzoek. De AEL zou gefinancierd worden met bloeddiamant. De financiële sectie van de Antwerpse federale politie zocht zich suf, en moest uiteindelijk met rode kaken toegeven dat er van het hele verhaal geen jota klopte.
Langer geleden, maar nog steeds actueel, is het verhaal van baron Benoît de Bonvoisin. Op basis van een nota van de Staatsveiligheid, waarin de baron werd afgeschilderd als de occulte financier van gewelddadige extreemrechtse groepen, werd de reputatie van de edelman begin jaren tachtig grondig gekraakt. De Bonvoisin had het karakter en het geld om terug te vechten en voert al dertig jaar een procedureslag om zijn verloren eer te herwinnen.
Anderen, die misschien op dezelfde manier door de Staatsveiligheid werden aangepakt, verdwenen in de anonimiteit. De bedoeling van de beschadigingsoperatie tegen de baron werd pas achteraf duidelijk, namelijk om via hem Paul Vanden Boeynants en zijn CEPIC-politiek uit te schakelen. Wat ook is gelukt.
Niet toevallig werden de politieke dossiers van de Staatsveiligheid ontdekt tijdens een onderzoek van het Comité I naar de klacht van de Bonvoisin tegen de geheime dienst. Het controlecomité was op zoek naar het originele gereserveerde dossier van de baron. In het voormalige bureau van Albert Raes, de vroegere chef van de Staatsveiligheid, bleek een metalen kast te staan waarin de gereserveerde dossiers lagen. Althans wat er nog van overbleef. Meer dan de helft van de dossiers bleken ‘verdwenen’, zo stelde het Comité I vast.
Na de ontdekking werd een proces-verbaal opgesteld, waarin de inventaris van de kast werd vergeleken met de inhoud ervan, zodat de ‘verdwijning’ onomstotelijk werd vastgesteld. Had Raes, na zijn gedwongen vertrek als chef van de geheime dienst, dossiers naar huis meegenomen? Of hebben andere geheimagenten de dossiers gestolen? En hebben ze die informatie ook gebruikt?
Een onderzoek naar de daders van dit misdrijf is nooit gevoerd. Tientallen van de meest delicate en geheime dossiers van de Staatsveiligheid, notabene over politici, zijn gepikt. Maar niemand reageerde. Het onderzoek naar de klacht van de Bonvoisin werd drie jaar geleden afgerond door het Comité I. Het rapport over deze zaak, tweelingbroertje van het rapport over de gereserveerde dossiers, is om duistere redenen nog steeds niet bezorgd aan het parlement. Waarop wacht het Comité I om klaarheid te brengen in deze zaak?
Bron » De Morgen