Het relaas dat Peter Van Haperen (63) vrijdag vertelde aan de krijgsraad in Boxel leek bijwijlen te zijn weggeplukt uit een actiefilm. Hij was als getuige à decharge opgeroepen door Irvin Kanhai, de raadsman van hoofdverdachte Desi Bouterse. De hamvraag was achteraf wat er allemaal klopt van zijn verklaringen over de geplande tegencoup, een doodseskader uit België en zijn werkzaamheden bij het Nederlands leger.
Wat Van Haperen vertelde, was voor het Hof niet nieuw. Al in 2009 reisde hij, naar eigen zeggen voor het eerst in 25 jaar tijd, naar Suriname om een verklaring af te leggen bij de rechter-commissaris. Daar vertelde hij dat hij als lid van een geheime sectie van het Nederlands leger begin jaren tachtig een tegencoup op touw moest zetten om Bouterse weer uit het zadel te lichten.
Die tegencoup ging uiteindelijk niet door omdat de plannen uitlekten en de personen die in het nieuwe regime zouden worden geïnstalleerd, door de militairen op 8 december 1982 werden opgepakt en omgebracht. Het urenlange getuigenverhoor bracht de rechters van tijd tot tijd in verwarring. “Ik probeer me een beeld te vormen van wat u hier allemaal vertelt. Ik zie het voor mijn ogen als een film”, verzuchtte rechter Iwan Rasoelbaks op een gegeven moment. “Wij werkten niet met een filmscenario, wij hadden een draaiboek”, beet Van Haperen hem daarop toe.
Van Haperen vertelde de rechtbank uitvoerig wat hij vanaf 1981 in Suriname deed. “Ik was hier gestationeerd als teamleider binnen een geheime dienst van het Nederlands leger. Een parallelle, ondergrondse sectie, opgericht door de Binnenlandse Veiligheidsdienst en gefinancierd door de CIA, de Amerikaanse inlichtingendienst. De opdracht was om het militaire regime weer weg te coupen. Via Frans-Guyana zou een undercover sportteam naar Suriname worden gestuurd.
Van ofwel de Franse geheime dienst ofwel de toenmalige Nederlandse militaire attaché in Paramaribo, Bas van Tussenbroek, zou dat team wapens ontvangen.” Die vooruitgeschoven groep, waarin ook een luchtverkeersleider zat, zou met die wapens de internationale luchthaven aan Zanderij inpalmen, onmiddellijk daarna moest een vliegtuig vanuit Curaçao met wapens en manschappen landen. “Indien dat niet lukte was er nog de mogelijkheid dat ze met valschermen boven Paramaribo zouden worden gedropt”, zei Van Haperen.
De opdracht was om daarop met 79 manschappen verschillende doelwitten in de hoofdstad onschadelijk te maken: de kazerne, Fort Zeelandia en de marinebasis. Maar er was ook een dodenlijst, met daarop de namen van Desi Bouterse, Harvey Naarendorp, Iwan Krolis en Errol Alibux. Geen opdracht voor Van Haperens manschappen, maar voor een Belgisch doodseskader. “Bouterse omleggen was niet mijn prioriteit. Het waren mannen uit België, zoals ene Madani Bouhouche. Die hebben later de Bende van Nijvel gevormd en met hun overvallen een waar schrikbewind gevoerd.”
Ten slotte zou het politiek vacuüm na de tegencoup worden ingevuld door onder meer Chin A Sen, Wijngaarde, Daal, Leckie en Oemrawsingh, met steun van journalisten als Slagveer en Kamperveen. Van Haperen en zijn manschappen begonnen op 15 maart 1982 gericht te trainen, met de bedoeling de tegencoup rond kerstmis 1982 uit te voeren. “De hele situatie veranderde uiteraard na de ‘decembergebeurtenissen’ (de Decembermoorden, red.). De politieke back-up was weg, een tegencoup had geen zin meer. De hele operatie is toen afgeblazen.”
De verdediging probeerde met de getuigenis van Van Haperen de these te ondersteunen dat de slachtoffers van de Decembermoorden verwikkeld waren in een tegencoup. Na de passage van de Nederlander voor de krijgsraad bleven echter nog vele vragen overeind. Hoe realistisch klinken de plannen voor een tegencoup met slechts 79 manschappen? En waarom komt hij bijvoorbeeld pas nu met het verhaal, 29 jaar na dato? “Angst”, zo vertelde Van Haperen tegen de rechters. “Vijfentwintig jaar lang heb ik zelfs niet gedurfd af te reizen naar Suriname. Pas toen het decemberproces in Suriname begon te lopen vond ik het nodig mijn verhaal te doen.”
En de verklaring van Defensie in Nederland, dat ze hem helemaal niet kennen? “Natuurlijk zeggen ze me niet te kennen, ik zat in een geheime sectie”, klinkt het schamper. En hoe komt het dat hij op het tijdstip van de Decembermoorden, slechts enkele weken voor de geplande actie, in Groningen was; en het nieuws daarover pas twee dagen later hoorde, op 10 december? “Ik leidde een dubbelleven. Ik zat toen in een casino, daar was geen radio of tv.”
Van Haperen werd bovendien in 2005 genoemd in het Tros-programma ‘Opgelicht’. Hij werd beschuldigd Nederlandse bejaarden in Spanje voor tienduizenden euro’s te hebben opgelicht. Ook die beschuldigingen heeft Van Haperen steeds ontkend. Verschillende nabestaanden noemden de verklaringen van Van Haperen na afloop van de zitting ‘een fantasieverhaal’.
Bron » Radio Nederland Wereldomroep