Voor het eerst in bijna een kwarteeuw getuigen nabestaanden van slachtoffers van de bende rond topgangster Patrick Haemers over hun verlies en hun verdriet. De bende vermoordde in de jaren tachtig minstens zes mensen, vooral bij overvallen op geldtransporten.
Het zijn stemmen uit een andere tijd, toen slachtoffers in België nauwelijks rechten hadden en zich slechts hadden te schikken in het lot. “We hebben ons geen burgerlijke partij gesteld”, zegt Kristien Croes, zus van de op 31 januari 1989 opgeblazen GMIC-geldkoerier Ronny Croes (22).
“We zijn niet naar het proces gegaan. De directeur van de GMIC in Zeebrugge kwam je het nieuws brengen en dat was het. Daarna is er niemand meer gekomen. Slachtofferhulp, advocaten, psychologen: dat was er in die tijd allemaal niet. Wilden wij weten hoe Ronny was gestorven, dan kochten wij de krant.”
De gesprekken, vandaag in DM Magazine, kwamen tot stand met het oog op de zesdelige docureeks ‘De Bende Haemers’, vanaf volgende week op VIER. De serie, met 8 mm-beelden uit de collectie van Haemers’ weduwe Denise Tyack, laat de nabestaanden zonder uitzondering totaal onverschillig. Geen enkele voelt ook maar de minste aandrang om te kijken.
“Ik heb vroeger Denise Tyack op tv gezien”, zegt Guy Vindevogel, broer van de in 1986 door Patrick Haemers met een pistoolschot in het gezicht vermoorde Securitas-agent Georges Vindevogel (24). “Tyack zei dat voor bewakingsagenten een gewapende overval tot ‘de risico’s van het vak’ behoort, dat ze daarvoor hebben gekozen.”
Rancune lijkt de meeste nabestaanden van Haemers’ slachtoffer vreemd te zijn. De meeste bendeleden kwamen enkele jaren geleden al vervroegd vrij, ook medebendeleider Philippe Lacroix. Geen enkele onder de nabestaanden lijkt zich daar echter druk over te maken. “Rancune brengt hem niet terug”, zegt Franky Croes, de tweelingbroer van Ronny Croes.
Philippe Lacroix is nu leraar geschiedenis in een middelbare school in Brussel. “Wat ik daarvan vind? Ik vind dat prachtig, dat in onze samenleving zoiets kan. Echt waar. Dat wij mensen een tweede kans kunnen geven. Dat wij niet per definitie allemaal zijn zoals de mensen aan het klooster in Malonne. Ik hoop ooit Philippe Lacroix eens te ontmoeten. Dat meen ik.”
Bron » De Morgen