Volgens minister van Justitie Koen Geens (CD&V) moet het federale parket, dat bevoegd is voor terrorismedossiers, een eigen recherchedienst hebben. Hij pleitte voor veel meer integratie en samenwerking, zeker tussen de parketten en de dirju’s (de directeurs van de FGP’s). “Als het moet, kunnen we het. Dat hebben we al genoeg bewezen. Maar het moet ‘moeten’.”
Geens moest, als minister van Justitie, geen eed afleggen in de parlementaire onderzoekscommissie 22/3 maar beloofde wel de waarheid te spreken. Hij zei zijn verantwoordelijkheid allerminst te willen ontlopen en reikte een aantal pistes aan om de werking van de veiligheidsketen te verbeteren, al benadrukte hij ook zijn afgebakende bevoegdheidsdomein. De politie valt immers grotendeels onder de bevoegdheid van minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA). Geens: “Ik betaal de politie niet. En dat is niet de comfortabelste positie.”
Het federaal parket valt wél onder ’s mans bevoegdheid, en voor hen had de minister niets dan lof. “Hoe zij na de aanslagen dag na dag hebben verder gewerkt, draagt mijn bewondering weg. En dat terwijl ze altijd capaciteit moeten gaan zoeken om te kunnen doen wat nodig is.”
Het federaal parket verdient een eigen recherche, aldus Geens, die zelf aan recherchemanagement kan doen. “De FGP van Brussel wordt voor 44 procent opgeslorpt door terreur, in Charleroi gaat het om 24 procent, in Luik om 17. Het federaal parket verdient een eigen team of een capaciteit die exclusief voor hen ter beschikking is, minstens voor terrorisme.”
Veel ‘systeemfouten’
De Belgische veiligheidsstructuur vertoont een aantal gebreken, aldus Geens. Zo is er volgens hem te weinig samenwerking tussen politiediensten en parketten. “Enerzijds hebben we een bottom-up systeem – een lokale politieagent krijgt een informatie, stelt een RIR op, mogelijk gaat het parket ermee aan de slag als er een pv van contextualisering is. Anderzijds is er een top-down benadering, wanneer de parketten de speurders ergens op afsturen. In het beste geval komen die twee elkaar ergens onderweg tegen, maar het werkt hoe dan ook niet integrerend.”
Hij hekelde ook het bestaan van zogenaamd ‘rode dossiers’, zoals het dossier-Abdeslam, waarover te weinig informatie is en die dus (noodgedwongen) blijven liggen bij gebrek aan capaciteit – zo komen ze in een vicieuze cirkel terecht. ‘Ik hoop dat we na uw aanbevelingen nooit nog zullen horen van rode dossiers”, zo drukte Geens de commissieleden op het hart. Zelf had hij pas gehoord van ‘rode dossiers’ ná de aanslagen, toen hij erover las in een rapport van het Comité P.
Staatsveiligheid
De Staatsveiligheid valt ook onder Geens’ bevoegdheid. De minister nam de inlichtingendienst in verdediging: “Jaak Raes was pas administrateur-generaal toen ik aantrad. Had niet meteen de indruk dat het een dienst is die verwend is geweest door de politiek. Er zijn een aantal problemen: we hebben te weinig informanten, qua verloning van informanten scoren we onvoldoende, het ICT-systeem is verouderd.”
Maar dat wil niet zeggen dat we het kind met het badwater moeten weggooien, meent de CD&V-minister. “Ik zou nog wat zeggen: geef ons nog wat tijd om de eigenheid van de dienst te redden. De Staatsveiligheid heeft zich maximaal ingeschakeld in de Foreign Terrorist Fighters-aanpak, dus laten we proberen om ook de goeie punten te zien. De verijdelde aanslag in Verviers in januari 2015 (een week na de aanslagen in Parijs, red.) is het werk geweest van de Staatsveiligheid.”
23 maart
Koen Geens werd ook ondervraagd over de avond van 23 maart. Afgelopen weekend lekte uit dat toen niet alleen de topministers en de veiligheidsdiensten bijeen zaten, maar dat ook N-VA-voorzitter Bart De Wever toen aan de tafel zat. Volgens de Justitieminister ging het vooral over een eventueel ontslag, dat volgde op een nieuw feit – met name de Turkse president Erdogan die suggereerde dat België fouten had gemaakt ten tijde van de uitlevering van Ibrahim El Bakraoui.
Omstreeks 23u30 kreeg Geens naar eigen zeggen een telefoontje van de premier, waarop hij koers zette naar diens ambtswoning in de Lambermont. Geens zei Michel dat hij “bereid was om te doen wat de premier vraagt, en om politieke verantwoordelijkheid op te nemen als dat nodig is”. “Koen, dat is niet wat ik vraag”, antwoordde de premier, “maar de minister van Binnenlandse Zaken wil wel ontslag nemen. Wil je helpen om hem te overtuigen te blijven zitten?”
Later kwam Jambon binnen, voor een vergadering met hun drieën. Geens en Michel probeerden Jambon op andere gedachten te brengen, en iets na 2 uur ’s nachts verliet de Justitieminister de Lambermont.
“Zelf heb ik ook met een aantal mensen van de gerechtelijke politie gepraat die avond, maar ik heb hen vooral aangemoedigd. We hebben de tijdslijn proberen te reconstrueren tussen het moment dat de Turkse autoriteiten melding hebben gemaakt van de arrestatie van Ibrahim El Bakraoui in de Turks-Syrische grensstad Gaziantep en het moment waarop de info België heeft bereikt. Uiteraard is er geen vertrouwelijke info gedeeld.”
Pas om 10 uur ’s ochtens hoorde hij dat Jambon dan toch geen ontslag ging nemen, en toen zijn beide ministers samen naar de kern gegaan.
Perfectie
Geens wilde zich niet uitlaten over eventuele persoonlijke fouten van bepaalde betrokkenen. “Een paar dagen na de aanslagen heb ik proberen te zeggen: laat ons eerst kijken waar het schort in onze structuren, alvorens iemand met de vinger te wijzen. Ik blijf zeggen dat we allemaal mensen zijn. Als iedereen perfect was geweest, dan waren de zaken misschien anders gelopen. Maar dat is nu eenmaal niet het geval – niemand van ons is volmaakt.”
Bron » De Standaard