“Ik word nog steeds herkend en nagestaard.” Michel Nihoul woont op zijn 75ste in Zeebrugge en blijft 20 jaar na de zaak-Dutroux een van de meest gehate Belgen. “Ik heb van één ding spijt: dat ik die meisjes niet gered heb”, zegt hij in een interview met La Dernière Heure.
Twintig jaar geleden, op 15 augustus 1996, werd Michel Nihoul opgepakt door de politie voor betrokkenheid bij de ontvoeringen van kinderen door onder meer Marc Dutroux. Hij komt er op het proces goed van af – hij werd niet schuldig bevonden aan ontvoering – en mag de gevangenis al in april 2005 verlaten.
De gewezen Brusselse zakenman, die een verleden had met oplichting en drugshandel, is 75 jaar en woont in Zeebrugge. Daar ging een reporter van La Dernière Heure hem opzoeken en stelde vast dat de mensen nog steeds opkijken als Nihoul voorbij komt. “Ze herkennen me nog”, beaamt Nihoul. “En ze staren me na.”
Humor is datgene wat hem rechthoudt, zegt Nihoul. “Ik stop nooit met grapjes maken en kan ook goed met mezelf lachen: dat heeft me altijd gered”, zegt hij. Zoals die keer toen een vrouw hem net voor hij voor de raadkamer moest verschijnen toeriep dat ze hem wilde vermoorden. “Ik ben gestopt en naar haar gestopt om te zeggen dat ze pas na de zitting een handtekening kon krijgen. Plots was het heel stil. Zo leg ik ze het zwijgen op.”
Maar de hele zaak-Dutroux ligt duidelijk nog op de maag van Nihoul. Hij heeft spijt, zegt hij. “Spijt dat ik die kinderen niet heb kunnen redden… Niet omdat ik de held niet ben geweest, hoor, daar heb ik een hekel aan. Maar wel omdat ik de meisjes niet heb kunnen redden. Dat is echt mijn grootste spijt. Elke dag denk ik aan de zaak. Ik probeer te lachen, maar dat is om niet te moeten huilen.”
Bron » Het Nieuwsblad