Jules Knockaert, intussen 75, stond 34 jaar geleden in de Colruyt van Halle oog in oog met gangsters die later de naam ‘Bende van Nijvel’ kregen. Zelf belandde hij een week in het ziekenhuis, terwijl zijn vriend Walter Verstappen koelbloedig werd afgemaakt. Hij probeerde na de overval een nieuw leven te beginnen aan de zee.
“De afgelopen jaren heb ik zo dikwijls over nieuwe pistes gehoord en gelezen, maar die draaiden nooit op veel uit”, vertelt Knockaert.
”Wat mij vooral interesseert is wie de opdrachtgevers waren. ‘De Reus’ waarvan nu sprake is, was misschien een uitvoerder. Maar zo waren er veel. Ik kan niet aannemen dat het alleenstaande feiten waren. Wat erachter zat is de grote vraag.” Net als bijna elke andere burger heeft hij altijd het gevoel gehad dat de zaak van bovenaf afgedekt wordt.
”Ik heb ook mijn twijfels over die C.B.”, klinkt het.
”Advocaat Vermassen komt op de proppen met zijn uitspraken, en dan plots komt die man van Aalst boven water. Nu pas, terwijl zijn foto wel al sinds 1999 in het dossier zou zitten. In ieder geval hoop ik wel dat ze het juist hebben. Ooit heb ik met Tony van Parys, voorzitter van de bendecommissie, gesproken. Ik zei hem dat hij weet waar ze moeten zoeken, maar dat ze niet mogen. Het enige antwoord dat ik kreeg was dat hij mij het parlement is ging laten zien.”
“Paul Vanden Boeynants was tijdens die jaren de sterke man. Hij werd ontvoerd door Patrick Haemers. Zijn bril en hoorapparaat was hij verloren tijdens de ontvoering, maar toch heeft hij daar alles perfect gezien en gehoord en als hij stierf was zijn hele archief per ongeluk in vlammen opgegaan. Haemers hebben ze gevonden in Brazilië, maar C.B. woont bij wijze van spreke naast de rijkswacht en vonden ze niet. Patrick was overigens nog zo vriendelijk voor de rest om zich op te hangen in zijn cel. Voor mij zijn het allemaal te veel toevalligheden.”
Overval Colruyt
Knockaert draagt die gewelddadige overval van 3 maart 1983 in Halle nog altijd met zich mee.
Drie mannen overvielen het filiaal, waarvan één persoon 1,85 meter groot zou zijn. “Ik was in die periode verkoopdirecteur voor de regio Brussel”, zegt Knockaert. “Ik was net naar de opening van een filiaal in Anderlecht geweest. Ik zat nog niet neer toen een grote man het kantoor binnenstormde. Ik kreeg klappen op mijn hoofd en hand met een soort biljartstok. Een andere bediende was onder het bureau gekropen.”
“Walter Verstappen moest mee naar een ander kantoor om de kluis te openen, onder bedreiging van een vuurwapen.” Een reistas werd gevuld met geld, waarna de dader de man door de nek schoot. Hij overleed later in het ziekenhuis. “Zelf lag ik een week in het ziekenhuis, met vijftien hechtingen, een hersenschudding en een gebroken hand, maar voor hetzelfde geld kon ik het niet meer navertellen”.
“Geen slachtofferhulp”
Het is een open wonde die vers in het geheugen blijft. “Slachtofferhulp bestond nog niet. Daardoor heb ik ook mijn ontslag gegeven en heb ik geprobeerd een nieuw leven te beginnen aan de zee, met vallen en opstaan. Zaken die ik vroeger belangrijk vond, waren van geen tel meer. Pas in ’97 heb ik er voor het eerst echt met iemand over gesproken. Ik ben het onderzoek wel blijven volgen en ging naar de jaarlijkse bijenkomsten, maar voor mij was dat verloren tijd en geld. Zo lang er geen antwoorden zijn, kan ik die bladzijde niet omdraaien. Ik ben niet de man die ik vroeger was, en een tweede keer carrière maken is mij ook niet gelukt.”
Bron » Het Laatste Nieuws