Twee medewerkers van de Veiligheid van de Staat reageren op de uithaal van Louis Tobback naar hun dienst. De namen van de auteurs zijn bekend bij de redactie (de Veiligheid van de Staat geeft om veiligheidsredenen geen namen van medewerkers vrij).
Het is makkelijk om een dienst aan te vallen waarvan je op voorhand weet dat die toch niet zal reageren, maar de zaken die Louis Tobback uitkraamt in het interview in De Morgen (DM 28/10) zijn uiteindelijk toch genoeg geweest om als personeelsleden van de Veiligheid van de Staat – want over die dienst gaat het – in de pen te kruipen.
Het complotdenken van de heer Tobback rond alles wat met de Bende van Nijvel te maken heeft, laten we voor zijn rekening. Wanneer hij het echter over de Veiligheid van de Staat heeft, slaat hij de bal mijlenver mis. Hij maakt daarbij handig gebruik van de sfeer van geheimzinnigheid die rond de dienst hangt en die vaak mee in stand wordt gehouden door journalisten die zich hiervoor in de eerste plaats baseren op zaken die zich in de vorige eeuw hebben afgespeeld.
Ondertussen echter zijn we in het jaar 2017 en de wereld, België en de Veiligheid van de Staat zijn niet meer hetzelfde als toen.
Begin jaren 90 werd het Comité I opgericht dat zeer nauw toeziet op de werking van de inlichtingendiensten en dat over de werking van de Veiligheid van de Staat rapporteert aan de opvolgingscommissie in het federale parlement. Controle door politici dus, mensen zoals Louis Tobback, van wie we aannemen dat ze hun job willen doen in volle integriteit. Het Comité I publiceert daarbij elk jaar een jaarverslag dat publiekelijk beschikbaar is. Tot zover de geheimzinnigheid.
Daarnaast werd de werking van de Veiligheid van de Staat vastgelegd via de wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van 30 november 1998. Daarin staat zwart op wit waarmee de inlichtingendiensten in België zich moeten bezighouden (terrorisme, extremisme, spionage, inmenging,…) en dus ook waarmee ze zich niet mogen bezighouden. Het consequent opvolgen van hooliganisme staat vooralsnog niet ingeschreven in deze wet, in tegenstelling tot de opmerking hierover van Louis Tobback.
In 2010 kreeg onze dienst de mogelijkheid om meer ingrijpende methodes toe te passen om zijn werking te kunnen verdiepen: de bijzondere inlichtingenmethodes. Het gebruik van deze methodes wordt, opnieuw, streng gecontroleerd door een speciaal hiervoor opgerichte commissie van magistraten én door het Comité I (een dubbele controle dus).
De Veiligheid van de Staat werkt bovendien niet in een vacuüm, los van de andere veiligheidspartners. De dienst speelt zijn rol in samenwerking met de andere veiligheidspartners in België, binnen het kader van de Nationale Veiligheidsraadwaar de lijnen van het veiligheidsbeleid worden uitgezet door de Belgische premier samen met zijn vice-premiers. Vergeet dus cavalier seul spelen, want besef bovendien ook dat de dienst wordt aangestuurd door de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en dat de directie van de Veiligheid van de Staat door beide ministers wordt afgerekend op de resultaten die ze behalen. Zoals het hoort, en daar is niets geheimzinnigs aan.
Een opmerking als ‘de Staatsveiligheid is een staat in de staat en doet wat ze wil’ is dus manifest onjuist. Uitspraken zoals die van Louis Tobback of andere recente uitspraken die het hebben over een ‘zieke’ dienst helpen helemaal niet om de veiligheid in België te verhogen. Misschien moeten we de hand in eigen boezem steken als het gaat over de sfeer van wantrouwen die rond de Veiligheid van de Staat wordt gecreëerd. Discretie is immers een belangrijk goed in de inlichtingenwerking. We reageren dan ook niet op alles wat wordt verteld, maar de waarheid heeft haar rechten en de Veiligheid van de Staat is niet de voetveeg van elkeen die denkt een mening over veiligheid te moeten verkondigen.
Dat de jaren 70 en 80 de loden jaren worden genoemd, is terecht en als medewerkers in de 21ste eeuw willen we ook dat de onderste steen wordt bovengehaald. Ook als uit grondig onderzoek zou blijken, dat de Veiligheid van de Staat van toen hierin een bedenkelijke rol zou hebben gespeeld.
Meer dan 30 jaar later echter willen de huidige medewerkers niet meer worden afgerekend op wat toen al dan niet zou zijn gebeurd. Meer dan 30 jaar later moet duidelijk zijn dat de Veiligheid van de Staat een dienst is die werkt binnen een strak gecontroleerd kader en bestaat uit medewerkers die alles willen doen om samen met de andere veiligheidspartners in België bij te dragen tot de veiligheid van alle burgers.
Een inlichtingendienst blijft relevant en zal in de toekomst mogelijk nog belangrijker worden. Het werk dat van ons wordt verwacht, willen we doen in alle transparantie. Laat ons dus duidelijk zijn: de Veiligheid van de Staat moét gecontroleerd worden. Meer zelfs, controle houdt ons scherp en zet ons aan om de eigen werking te verbeteren. Dat maakt ons tot een moderne inlichtingendienst die ten dienste staat van partners en overheden.
De uitbouw van een performant veiligheidsbeleid in België, dáár ligt de uitdaging van de Veiligheid van de Staat en haar veiligheidspartners. Dat er nog werk aan de winkel is op het vlak van informatieuitwisseling en onderlinge samenwerking, blijkt duidelijk uit de conclusies van de parlementaire onderzoekscommissie naar de aanslagen in Zaventem en Maalbeek. Precies op dat punt moeten alle betrokkenen hun verantwoordelijkheid nemen en er samen constructief aan werken, in plaats van de geloofwaardigheid van de veiligheidspartners te ondergraven. De Veiligheid van de Staat is zeker niet perfect, maar heeft alvast de wil om zichzelf in vraag te stellen, de eigen werking te verbeteren en haar steentje bij te dragen aan dit uiteindelijke doel.
Bron » De Morgen